ECLI:NL:RBNHO:2021:8000

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
8813128 \ CV FORM 20-8533
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en stelplicht van passagiers

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen Deutsche Lufthansa AG vanwege vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Cancun via Frankfurt op 20 april 2019. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist door een vertraging van de eerste vlucht, en verzoeken de vervoerder om betaling van € 1.200,00 plus rente en buitengerechtelijke kosten.

De vervoerder betwist de claim en stelt dat de passagiers niet hebben voldaan aan hun stelplicht. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers voldoende bewijs moeten leveren van de vertraging om de vervoerder in staat te stellen zich te verweren. De rechter stelt vast dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen recht geeft op compensatie, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging te wijten was aan buitengewone omstandigheden, zoals een wijziging in de CTOT door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter concludeert echter dat de vervoerder niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging niet aan hen te wijten was. De rechter wijst het verzoek van de passagiers af en legt hen de proceskosten op, omdat zij ongelijk krijgen. De beschikking is gegeven door kantonrechter S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8813128 \ CV FORM 20-8533
Uitspraakdatum: 15 september 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: Verdex B.V.
tegen
Deutsche Lufthansa AG
gevestigd te Keulen (Duitsland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 12 oktober 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 8 januari 2021;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren Amsterdam naar Frankfurt en aansluitend van Frankfurt naar Cancun (Mexico) op 20 april 2019. De geplande aankomsttijd te Cancun was op 20 april 2019 om 16:50 uur lokale tijd.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt (vluchtnummer LH987) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist en zijn omgeboekt naar vervangende vluchten, waarmee zij op 20 april 2019 om 22:46 uur lokale tijd te Cancun zijn aangekomen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 april 2019;
- de proceskosten, vermeerderd met rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging/annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft primair aangevoerd dat de passagiers niet hebben voldaan aan hun stelplicht. De kantonrechter overweegt het volgende. De passagiers beroepen zich op het rechtsgevolg van de gestelde vertraging bij aankomst op de eindbestemming. Dat betekent dat zij ingevolge artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering daarvan de stelplicht en de bewijslast dragen. De passagiers dienen voldoende concrete aanknopingspunten te verstrekken omtrent de gestelde vertraging, zodat de vervoerder zich daartegen kan verweren. De kantonrechter verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof Amsterdam van 3 november 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:2942). De kantonrechter stelt vast dat de passagiers in het vorderingsformulier zeer summier de gronden van hun vordering hebben vermeld. De vervoerder heeft echter (subsidiair) inhoudelijk verweer gevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder in zijn verweermogelijkheden is geschaad. Voorts wordt in overweging genomen dat het hier een verzoekschriftprocedure betreft als bedoeld in de Verordening 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: EPGV), waarbij één schriftelijke ronde de regel is. Gelet hierop is een afwijzing van het verzochte op grond van het niet voldoen aan de stelplicht naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval een te ver gaande beslissing.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Cancun, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.4.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport en de ‘Slot Allocation Message’ (SAM) en de ‘Slot Revision Messages’ (SRM) van de voorgaande vlucht overgelegd. De voorgaande vlucht stond gepland te vertrekken om 06:10 uur UTC. Uit de overgelegde SAM en de SRM volgt dat de luchtverkeersleiding, reeds twee uur voor de schemavertrektijd, de oorspronkelijke CTOT van 06:10 uur UTC introk, meerdere malen de CTOT heeft herzien en uiteindelijk een nieuwe CTOT van 06:52 uur UTC aan het toestel toekende wegens vertragingscode 83. De voornoemde vertragingscode staat voor: ‘ATFM due to restriction at destination airport and/or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights’. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht een CTOT op te volgen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.5.
Uit het vluchtrapport van de vlucht blijkt dat een vertrekvertraging van 20 minuten is ontstaan wegens vertragingscode 93 ‘Aircraft Rotation, late Arrival of Aircraft From Another Flight or Previous Sector’. De vertrekvertraging van de vlucht is voor 20 minuten het gevolg geweest van de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht. Uit het vluchtrapport van de vlucht blijkt voorts dat de vlucht 11 minuten is vertraagd wegens vertragingscode 89. Deze code staat voor ‘Restrictions at airport of departure with or without ATFM restrictions, including Air Traffic Services, start-up and pushback, airport and/or runway closed due to obstruction or weather, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights’. De vervoerder heeft echter geen SAM en/of SRM overgelegd, noch een ander stuk waaruit blijkt dat sprake was van een besluit van de luchtverkeersleiding. De vervoerder heeft ook niet aangevoerd dat ten aanzien van de vlucht sprake was van een later slot / CTOT. Dit is echter niet van belang, omdat deze vertraging van de vlucht er niet toe heeft geleid dat de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. Vast staat immers dat er op de luchthaven van Frankfurt een minimum overstaptijd geldt van 45 minuten. Indien de vertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheid buiten beschouwing wordt gelaten en ervan wordt uitgegaan dat de vlucht met slechts 11 minuten vertraging te Frankfurt was aangekomen (om 11:16 uur lokale tijd), dan hadden de passagiers de aansluitende vlucht, gelet op de minimale overstaptijd te Frankfurt, nog kunnen halen. Dit betekent dus dat het missen van de aansluitende vlucht en de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming is veroorzaakt door (de vertraging ten gevolge van) de buitengewone omstandigheid.
4.6.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de langdurige vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hadden oorspronkelijk een overstaptijd van 1 uur en 15 minuten. Vast staat dat minimum overstaptijd op Frankfurt 45 minuten bedroeg. De passagiers hadden dus een reservetijd van 30 minuten. Een dergelijke reservetijd wordt door de kantonrechter als voldoende gekwalificeerd.
4.7.
De vervoerder heeft voorts aangevoerd dat zij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht(en) naar Cancun. De kantonrechter stelt vast dat de passagiers met de vervangende vlucht(en) nog op dezelfde dag als oorspronkelijk gepland zijn gearriveerd. Niet valt in te zien welke andere maatregelen de vervoerder in dit geval had moeten nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De verzochte rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 374,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart deze beschikking, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open