Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
[website]te staken, de inbreuk op het auteursrecht te erkennen en een schadevergoeding van € 2.000,- te betalen.
‘De website is geannuleerd. Ik heb geen inbreuk gemaakt’.Bij e-mails van 25 januari, 4 februari en 3 maart 2021 heeft [eiser] [gedaagde] gevraagd om aan de sommatie te voldoen. Daarop is door [gedaagde] niet gereageerd.
Search Engine Optimalizationtechnieken heeft gebruikt bij het creëren van de teksten voor zijn website. Verder verklaart zij:
‘Bij het creëren van de websiteteksten hebben wij talloze creatieve keuzes gemaakt, waaronder keuzes over het gebruik van signaal/zoekwoorden, toegankelijke en leesbare zinnen, het vormgeven en indelen van teksten, het gebruiken van tussenkopjes etc. Het doel hiervan was om unieke en originele content te creëren. Ik schat in dat [eiser] en ik in totaal gezamenlijk 31.5 uur hebben ge-investeerd in het creëren van de websiteteksten. Hij heeft mij voor mijn werkzaamheden een uurtarief van € 35,-, totaalbedrag van € 1.102,50 (excl. BTW) betaald. […]’
‘herschrijven SEO content voor 16 webpagina’s’gefactureerd. Het totaalbedrag van de factuur is € 1.008,- inclusief BTW.
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
exposureen/of klanten is misgelopen. Daarnaast was het niet nodig om de teksten aan te laten passen omdat [gedaagde] zijn teksten had verwijderd. Ten slotte voert [gedaagde] aan dat de kwestie (sneller) opgelost had kunnen worden door een DMCA-klacht in te dienen bij Google, waarmee een deel van de gevorderde schade had kunnen worden voorkomen. [eiser] heeft te snel een advocaat ingeschakeld en [gedaagde] heeft niet voldoende de kans gekregen om het geschil buitengerechtelijk op te lossen. Bovendien zijn de advocaatkosten te hoog.
5.De beoordeling
nadat[gedaagde] de pagina’s op zijn website had verwijderd. Volgens hem is de ‘ranking’ op Google bovendien afhankelijk van meerdere factoren. [eiser] heeft zijn stelling gelet op deze betwisting niet voldoende aannemelijk gemaakt. Nu [eiser] de stelplicht en bewijslast heeft ten aanzien van het causale verband tussen de gedraging van [gedaagde] en de gevorderde schade(vergoeding), is de conclusie dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat dat causaal verband er is. Het bewijsaanbod dat [eiser] hiertoe heeft gedaan (om de stelling ‘als gevolg van het publiceren van de Inbreukmakende Teksten is het unieke karakter van de Teksten aangetast en
is het goed mogelijkdat de Website minder zoekmachine vriendelijk is geworden’ te bewijzen) is onvoldoende concreet om [eiser] toe te laten tot het leveren van bewijs van het causaal verband. De vordering tot vergoeding van de kosten voor het herschrijven van de teksten wordt dan ook afgewezen.