Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 juli 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties;
- het tussenvonnis van 2 december 2020;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens vermeerdering van eis in conventie met producties;
- de akte houdende wijziging/vermeerdering van eis van man;
- de akte overlegging producties van de man met de producties 37-55;
- de akte overlegging producties van de man met de producties 56-58.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
primair, te bepalen dat de vrouw gerechtigd is tot de helft van de verkoopopbrengst van de boerderij, onder aftrek van de kosten van de makelaar en overige verkoopkosten en onder aftrek van 1/3 deel van de aan de woning verbonden (hypothecaire)geldleningen in het kader van de onderlinge draagplicht, te maximeren tot de volgende bedragen:
www.mijnpensioenoverzicht.nl;
en [vakantiehuis]), van de verkoopopbrengsten van de boerderij en het vakantiehuis, ieder voor de helft dienen af te lossen:
primair, uit hoofde van een vergoedingsrecht en,
subsidiair, uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking, ter zake de [woning] , een bedrag ter grootte van € 146.252,88, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf datum vonnis, aan de man moet voldoen;
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
- de boerderij;
- het [vakantiehuis 2] ;
- het [vakantiehuis] ;
- de percelen te [plaats 4] [kadastralenummers] ;
- de [woning] ;
- de vordering op de ouders van de man;
- de inboedel;
- de Audi Q5;
- de oorbellen van de vrouw;
- de kapitaalverzekeringen ABN-AMRO nummers [verzekering 1] en [verzekering 2] .
- ABN-AMRO met nummers 103, 111, 120 en 138 (eerste hypotheek) van 1,4 miljoen euro;
- ABN-AMRO met nummer 146 (tweede hypotheek);
- de hypothecaire lening bij het Nationaal Restauratiefonds van € 250.000;
- geldlening I bij [gevoegde partij] ;
- geldlening II bij [gevoegde partij] ;
- geldlening III bij [gevoegde partij] ;
- de rekening-courantschuld van de man bij [gevoegde partij] .
ook als voldoening van een dringende verplichting van moraal en fatsoen” en dat zij die natuurlijke verbintenis daarmee omzetten in een rechtens afdwingbare verbintenis.
Advies Estate Planningvan MeesPierson aan de man uit juli 2014 (productie 12 bij dagvaarding). In dat advies wordt de situatie van de man weergegeven. Daarin staat tevens vermeld dat de boerderij een WOZ-waarde van 1,2 miljoen euro heeft en dat daarop een aantal hypothecaire schulden rust van in totaal 2,6 miljoen euro “
(bij ABN AMRO, bij uw BV en een Rijksmonumentenhypotheek)”. Verder staat vermeld: “
de woning is voor 50%-50% in eigendom van u en van [eiseres] , de verhouding in de schulden ligt op 2/3-1/3”. Dit advies is in opdracht van de man opgesteld op basis van door hemzelf aangeleverde gegevens. Dat iemand anders deze gegevens heeft aangeleverd heeft de man in elk geval niet gesteld. De rechtbank gaat er daarom van uit dat partijen (al dan niet stilzwijgend) zijn overeengekomen dat de man voor twee-derde deel en de vrouw voor een-derde deel draagplichtig zou zijn voor de tweede hypothecaire lening bij ABN-AMRO en voor de lening bij het Nationaal Restauratiefonds. Dat de man niet langer aan deze afspraak zou kunnen worden gehouden door wangedrag van de vrouw, blijkt niet uit hetgeen hij heeft aangevoerd.
- een bedrag van € 20.019 nooit door [gevoegde partij] is betaald maar door Taxi Zeevang B.V. en met aandelen Taxi Zeevang is verrekend;
- er geen € 59.326 aan BTW is terug ontvangen maar € 148.316;
- van de Belastingdienst € 18.617 aan rente is ontvangen;
- de man en [gevoegde partij] in totaal € 684.610 aan teruggave hebben ontvangen in plaats van
als gevolg van verjaring”. Haar deel in de hypotheekrente voor de lening bij het Nationaal Restauratiefonds is € 21.796. Volgens de man is de vrouw voor € 146.198 (hij zal bedoelen € 111.719) ongerechtvaardigd verrijkt. De vrouw heeft de afgelopen 5 jaar € 32.000 bijgedragen in de kosten van de huishouding, zodat resteert een vordering van de man op de vrouw van € 79.179 wegens ongerechtvaardigde verrijking.
in de vijf jaar daarvoor” een bijdrage in de kosten van de huishouding diende te doen van € 2.000 per maand. Tijdens de samenwoning van partijen heeft zij in totaal slechts € 32.000 op de gemeenschappelijke bankrekening van partijen gestort. Alleen al in 2018 gaf zij € 53.850 voor zichzelf uit, betaald met het geld van de man. De vrouw dient daarom € 120.000 wegens ongerechtvaardigde verrijking aan de man te betalen.
daarbij rekening houdende met:
5.De beslissing
13 oktober 2021voor
een akte van de zijde van de vrouwals bedoeld in rechtsoverweging 4.19.4