ECLI:NL:RBNHO:2021:8278
Rechtbank Noord-Holland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in huurtoeslagzaken na intrekking van beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, enkelvoudige kamer, op 16 september 2021, zijn de zaken HAA 20/5792 en HAA 20/5793 aan de orde. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.E. Stam, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen betreffende de aanvragen voor huurtoeslag over de jaren 2017 en 2018. De Belastingdienst had de bezwaren op 17 september 2020 ongegrond verklaard, maar kwam op 3 juni 2021 terug op deze beslissing en verklaarde de bezwaren alsnog gegrond. Eiser trok zijn beroepen in op 6 augustus 2021, maar verzocht tegelijkertijd om een proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het onderzoek gesloten nadat partijen niet gebruik maakten van hun recht om ter zitting te worden gehoord.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat het Besluit proceskosten bestuursrecht nadere regels stelt over de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien de beroepen zijn ingetrokken omdat de Belastingdienst volledig tegemoet is gekomen aan eiser, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De kosten, die betrekking hebben op beroepsmatige rechtsbijstand, zijn vastgesteld op € 748, en het griffierecht van € 48 dient door de Belastingdienst aan eiser te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij de Raad van State.