ECLI:NL:RBNHO:2021:8301

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
21-2785
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning verbreden uitrit

Op 22 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met een omgevingsvergunning die op 19 april 2021 was verleend voor het verbreden van de uitrit van de woning van verzoeker. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meent dat hij de vergunning niet kan uitvoeren zonder de instandhoudingsverplichting van een beukenhaag te schenden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 september 2021 behandeld. Verzoeker is verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter overweegt dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. Verzoeker, eigenaar van een nieuwbouwwoning, wil de uitrit met 1,60 meter verbreden, maar moet daarvoor een deel van de beukenhaag verwijderen, waarvoor een instandhoudingsverplichting geldt.

De voorzieningenrechter concludeert dat de gemeente geen publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefent, maar civielrechtelijke, en dat het aan de burgerlijke rechter is om hierover te oordelen. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2785

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats] , verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: N. van der Pol).

Procesverloop

In het besluit van 19 april 2021 heeft verweerder aan eiser een omgevingsvergunning verleend voor het verbreden van de uitweg aan de [locatie] .
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 september 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker is eigenaar van de nieuwbouwwoning aan de [locatie] . Bij deze woning hoort een uitrit. Deze uitrit is 2,40 meter breed. Verzoeker heeft vergunning gevraagd om de uitrit met 1,60 meter te verbreden. Vóór de woning van verzoeker staat een beukenhaag. Om de uitrit te kunnen realiseren, moet een deel van de beukenhaag verwijderd worden.
3. In de omgevingsvergunning schrijft verweerder onder het kopje ‘Uitvoering uitweg’ het volgende: “De uitweg kan alleen worden gerealiseerd indien de op de erfafscheiding geplaatste haag wordt verwijderd. Met betrekking tot deze haag bestaat een instandhoudingsverplichting welke is opgenomen in de akte van levering. Op grond van deze bepaling kan de gemeente privaatrechtelijke nakoming van de instandhoudingsverplichting vorderen en u een boete opleggen (…) als u de haag verwijdert”.
4. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Zijn verzoek strekt ertoe dat verweerder bevolen wordt om de vergunning uit te voeren door de uitrit aan te leggen, de beukenhaagstrook te verwijderen of te verplaatsen zodat de uitrit gebruikt kan worden en de instandhoudingsverplichting op te schorten. Hij stelt zich – samengevat – op het standpunt dat hij geen gebruik kan maken van de vergunning zonder schending van de instandhoudingsverplichting. Verzoeker wijst erop dat alleen bij zijn woning de haag doorloopt terwijl bij alle andere vrijstaande woningen in de wijk de haag stopt bij de gevel van de woning. Verzoeker vindt het standpunt van verweerder onzorgvuldig en onredelijk. Doordat hij de uitrit niet kan verbreden, wordt hij aangetast in zijn woongenot. Verder wijst hij op diverse situaties in de wijk waar het groen is vervangen door ander materiaal en waartegen verweerder niet optreedt.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoeker zich vooral keert tegen het hiervoor onder 3 weergegeven onderdeel van het besluit. In dit deel van het besluit wijst verweerder op de verplichting van verzoeker om haag in stand te houden. Deze verplichting is opgenomen in de akte van levering. Als verweerder van verzoeker verlangt dat hij zich aan die verplichting houdt, maakt verweerder geen gebruik van publiekrechtelijke bevoegdheden maar van civielrechtelijke bevoegdheden die de gemeente heeft. In de huidige systematiek van het recht, is het aan de burgerlijke rechter om daarover te oordelen. Dit betekent dat de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening zal treffen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.