ECLI:NL:RBNHO:2021:8302

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
8931765 \ CV EXPL 20-5048
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen door zorgverzekeraar Menzis aan gedaagde

In deze zaak heeft de zorgverzekeraar Menzis Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die een zorgverzekeringsovereenkomst met Menzis had. De vordering betreft openstaande facturen met betrekking tot eigen risico en eigen bijdrage, waarbij Menzis een bedrag van € 896,62 vordert, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er reeds betalingen zijn verricht, maar dat de opbouw van de hoofdsom onduidelijk is en er onvoldoende specificatie is gegeven van de betalingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het administreren van vorderingen en betalingen in het kader van zorgverzekeringen complex is, vooral wanneer er meerdere vorderingen en betalingsregelingen zijn. Menzis heeft echter niet voldoende inzicht gegeven in de opbouw van haar vordering en de wijze waarop betalingen zijn afgeboekt. De kantonrechter concludeert dat Menzis niet heeft voldaan aan haar verplichting om de juistheid van haar vordering inzichtelijk te maken. Hierdoor wordt de vordering afgewezen en worden de proceskosten voor rekening van Menzis gesteld.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de vordering van Menzis wordt afgewezen en dat zij de proceskosten moet vergoeden, vastgesteld op € 310,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.H. Gisolf op 23 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 8931765 \ CV EXPL 20-5048
Uitspraakdatum: 23 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen
eiseres
verder te noemen: Menzis
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R. Hartman

1.Het procesverloop

1.1.
Menzis heeft bij dagvaarding van 8 december 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 17 mei 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben beiden partijen nog stukken toegezonden. Na de zitting is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om bij akte te reageren op de door Menzis in het geding gebrachte stukken van 4 mei 2021.

2.De feiten

2.1.
Tussen Menzis en [gedaagde] is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen (verzekerde nummer 6035215900).
2.2.
Menzis heeft diverse facturen inzake eigen risico/eigen bijdrage aan [gedaagde] verzonden.
2.3.
[gedaagde] heeft de openstaande vorderingen ook na eerdere aanmaningen door Menzis en haar incassogemachtigde niet voldaan.
2.4.
Bij vonnissen van 24 december 2015, 16 juni 2016 en 7 mei 2020 is [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan Menzis van een aantal vorderingen met bijbehorend dossiernummer.
2.5.
Op 17 juni 2020 heeft de incassogemachtigde van Menzis een herinnering c.q. 14 dagenbrief inzake een hoofdsom van € 1.049,22 gestuurd.

3.De vordering

3.1.
Menzis vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 896,62 vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Menzis legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij op basis van de zorgverzekeringsovereenkomst met [gedaagde] een bedrag van € 896,62 te vorderen heeft. Dit bedrag ziet volgens Menzis op de verschuldigde eigen risico/eigen bijdrage. Daarnaast stelt Menzis dat [gedaagde] de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten is verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat er reeds betalingen zijn verricht. Echter is de opbouw van de hoofdsom onduidelijk. Daarnaast is onvoldoende inzichtelijk op welke posten de verrichte betalingen zijn afgeboekt. Kortom, er is geen duidelijke specificatie in het geding gebracht. Volgens [gedaagde] kan er maximaal een bedrag van € 47,14 worden toegewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het juist administreren van vorderingen en betalingen in het kader van tussen de zorgverzekeraar en de verzekerde afgesloten zorgverzekeringen een ingewikkelde materie is. Maandelijks vervallen er nieuwe premietermijnen en een deel van de zorgkosten die een verzekerde maakt valt onder het eigen risico en dient ook weer aan de verzekerde in rekening te worden gebracht.
5.2.
Nog gecompliceerder wordt het als de verzekerde in verzuim is met de betaling van een of meer vorderingen van de zorgverzekeraar en deze ter incasso uit handen worden gegeven. Vervolgens gaan naast elkaar lopen (eventuele) betalingen aan de zorgverzekeraar en die aan de incassogemachtigde. Het onbetaald laten van vorderingen van de zorgverzekeraar is over het algemeen geen keuze van de verzekerde, maar komt voort uit betalingsonmacht. Terecht streeft de zorgverzekeraar/incassogemachtigde er vervolgens naar dat er betalingsregelingen tot stand komen en dat meerdere vorderingen van schuldeiser worden gebundeld in één betalingsregeling. De keerzijde daarvan is echter dat de verzekerde (die over het algemeen administratief en/of financieel onderlegd is) terecht komt in een doolhof van vorderingen, dossiernummers, betalingsregelingen en verschuldigde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Goed voorstelbaar is daardoor dat de verzekerde het zicht hierop kwijt raakt. Dat maakt het des te meer noodzakelijk dat de zorgverzekeraar/incassogemachtigde haar administratie op orde heeft. Waar het betreft gerechtelijke procedures geldt dat de zorgverzekeraar/incassogemachtigde de juiste gegeven aan de rechter presenteert maar, in het kader van het beginsel van hoor en wederhoor, haar vordering ook op voldoende wijze voor de verzekerde inzichtelijk maakt.
5.3.
Deze zaak is een zaak die naar zijn aard ingewikkeld is. Er spelen meerdere vorderingen van Menzis die uit handen zijn gegeven aan de incassogemachtigde waarbij de incassogemachtigde diverse vorderingen bij elkaar heeft gevoegd in aparte dossier(nummer)s. Dossiers zijn vervolgens samengevoegd. Verder bestond er voor een aantal dossiers een betalingsregeling en is een aantal vorderingen (dossiers) al eerder aan de kantonrechter voorgelegd. Bij vonnissen van 24 december 2015, 16 juni 2016 en 7 mei 2020 is [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan Menzis van een aantal vorderingen met bijbehorend dossiernummer.
5.4.
De vorderingen die nu aan de kantonrechter zijn voorgelegd (en zijn samengevoegd tot/in dossiernummer 25260210), zijn allemaal vorderingen die dateren uit de jaren 2016 – 2018. De kantonrechter ziet niet in waarom deze vorderingen niet zijn meegenomen in de zaak die heeft geleid tot het vonnis van 7 mei 2020. De dagvaarding in die zaak dateert immers van 27 augustus 2019. Natuurlijk staat het Menzis vrij om de onderhavige dossiers/vorderingen aan de kantonrechter voor te leggen, maar de handelswijze van Menzis maakt het des te belangrijker dat zij voldoende inzicht geeft in de opbouw van haar vordering en de wijze waarop betalingen door [gedaagde] en/of andere verrekeningen zijn afgeboekt en dat de door Menzis gepresenteerde cijfers kloppen.
5.5.
De kantonrechter constateert dat Menzis aan die verplichting niet heeft voldaan. Zo heeft Menzis onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe de door haar als productie 1 bij dagvaarding overgelegde specificatie van de “hoofdverzekering” zich verhoudt tot het als productie 1 bij haar akte overgelegde “premieoverzicht”. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, mag niet van [gedaagde] of haar gemachtigde worden verlangd dat zij zonder nadere toelichting van Menzis per post controleren of deze juist is. Zo dat al mogelijk is op basis van de gegeven die Menzis heeft aangeleverd. Ook voor de kantonrechter is dit ondoenlijk.
5.6.
Daar komt bij dat niet zonder meer kan worden afgegeven op de juistheid van wat Menzis in haar processtukken heeft gesteld. Al was het maar omdat Menzis stelt dat de oorspronkelijke hoofdsom € 1.049,22 bedraagt, terwijl optelling van de drie facturen leidt tot een hoofdsom van € 1.047,98 (€ 274,58 + € 643,76 + € 129,64).
5.7.
Tenslotte houdt Menzis rekening met een betaling/verrekening van € 153,86. Of dit een betaling was of een verrekening, blijkt niet uit hetgeen Menzis heeft aangevoerd. Wanneer die betaling/verrekening heeft plaatsgevonden en op welk dossier dit bedrag in mindering is, evenmin. Om de vordering van Menzis op haar juistheid te kunnen beoordelen, is dat wel van belang.
5.8.
De slotsom is dat Menzis de juistheid van haar vordering onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. De vordering wordt daarom afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Menzis, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Menzis tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 310,00 (2,5 punt) aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter