ECLI:NL:RBNHO:2021:8321

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
8195186 CV EXPL 19-18419
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden en sluiting luchtruim

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Boergas (Bulgarije) naar Maastricht op 19 juli 2018. De vlucht had een vertraging van drie uur opgelopen door een storing in het 'Flight Data Processing System' (FDPS), wat leidde tot de sluiting van het Belgische luchtruim. De passagiers arriveerden uiteindelijk om 02:10 uur in Maastricht, terwijl de oorspronkelijke aankomsttijd 23:10 uur was. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waardoor zij niet aansprakelijk waren voor compensatie onder de Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8195186 CV EXPL 19-18419
Uitspraakdatum: 1 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende de [woonplaats]
2. [passagier sub 1]handelend in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige
[minderjarige]
wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigden: S. Kiziler-Pekcan (ARAG SE)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Nijenhuis

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 21 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers zou vervoeren van Boergas (Bulgarije) naar Maastricht op 19 juli 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht zou om 20:35 uur lokale tijd vertrekken uit Boergas en om 23:10 uur lokale tijd aankomen in Maastricht, maar de vlucht heeft vertraging opgelopen en de passagiers zijn uiteindelijk met drie uur vertraging op de eindbestemming Maastricht aangekomen.
2.3.
Het toestel, dat de vlucht uitvoerde, heeft in verband met de nachtsluiting in Maastricht moeten uitwijken naar Luik (België). De passagiers zijn met de bus naar Maastricht vervoerd.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
De passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens zijn minderjarige kind te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagiers te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en voert aan dat de passagiers niet hebben aangetoond dat zij met een vertraging van 3 uur of meer op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat zij niet in aanmerking komen voor compensatie op grond van de Verordening. Voorts voert de vervoerder aan dat de vlucht is vertraagd ten gevolge van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. De vervoerder kreeg namelijk te maken met het (tijdelijk) sluiten van het Belgische luchtruim omdat een storing was ontstaan in het ‘Flight Data Processing System’ waardoor de luchtverkeersleiding geen vluchten meer kon plannen, bijhouden en veilig kon laten verlopen. Hierdoor trad in eerste instantie een verminderde capaciteit op en konden minder vluchten zich in het Belgische luchtruim bevinden, maar later besloot de luchtverkeersleiding het luchtruim te sluiten voor al het vliegverkeer. Toen het Belgische luchtruim weer opengesteld werd en het vliegverkeer weer op gang kwam, moesten alle vluchten die gedurende de dag vertraging hadden opgelopen door de sluiting van het luchtruim, alsnog uitgevoerd worden. Zodoende is ook de vlucht met een vertrekvertraging uitgevoerd en om 22:55 uur lokale tijd in plaats van 20:35 uur lokale tijd vertrokken uit Boergas. De vlucht kreeg door de vertrekvertraging te maken met de nachtsluiting van de luchthaven van Maastricht, welke luchthaven om 00:00 uur lokale tijd sluit. De vlucht was daardoor genoodzaakt uit te wijken naar de luchthaven van Luik om daar te landen en vervolgens de passagiers met busvervoer naar Maastricht te brengen.
4.2.
Voorts betwist de vervoerder buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft betwist dat sprake is van een vertraging van drie uur of meer zodat de passagiers geen aanspraak kunnen maken op compensatie op grond van de Verordening. Vast staat dat de vlucht gepland stond te vertrekken uit Boergas om 20:35 uur lokale tijd en zou aankomen in Maastricht om 23:10 uur lokale tijd. Tevens staat vast dat de vlucht uiteindelijk uitgeweken is naar de luchthaven van Luik en daar om 00:50 uur lokale tijd is aangekomen. De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers na aankomst in Luik met busvervoer naar de eindbestemming Maastricht zijn vervoerd en dat de gemiddelde reistijd tussen Luik en Maastricht 34 minuten bedraagt, welke reistijd door de passagiers niet is betwist, zodat dit eveneens vast is komen te staan. De vervoerder heeft echter nagelaten toe te lichten hoe laat de passagiers met het busvervoer gearriveerd zouden zijn in Maastricht, terwijl de passagiers hebben gesteld dat zij om 02:10 uur lokale tijd zijn gearriveerd in Maastricht. Het is niet aannemelijk dat de passagiers direct na aankomst in Luik om 00:50 uur lokale tijd de bus zijn ingestapt richting Maastricht en daar, na 34 minuten reistijd, aangekomen zijn om 01:24 uur lokale tijd. Het vergt enige tijd voordat de passagiers na aankomst in Luik van boord gaan, de bagage hebben opgehaald en zich vervolgens naar de bus begeven om dan vervolgens de bagage weer in de bus te laden en aan boord van de bus te gaan.
5.3.
Gelet op het voorgaande is het niet onredelijk om aan te nemen dat de passagiers om 02:10 uur lokale tijd in Maastricht zijn aangekomen, aldus met een vertraging van 3 uur ten opzicht van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd van 23:10 uur lokale tijd, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008, dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen, dat zij de buitengewone omstandigheden, die tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden, zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personele middelen kennelijk niet had kunnen vermijden, behoudens als zij op het relevante tijdstip uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming onaanvaardbare offers had gebracht.
5.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.5.
In dat verband heeft de vervoerder aangevoerd dat de vlucht te maken kreeg met een (tijdelijke) sluiting van het Belgische luchtruim omdat een storing was ontstaan in het ‘Flight Data Processing System’ (FDPS) waardoor de luchtverkeersleiding geen vluchten meer kon plannen, bijhouden en veilig kon laten verlopen. Terwijl in eerste instantie sprake was van een verminderde capaciteit, besloot de luchtverkeersleiding later toch het luchtruim volledig te sluiten voor al het vliegverkeer, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft dit onderbouwd met berichten van Eurocontrol in productie 3 van de conclusie van antwoord. Uit het eerste bericht van 19 juli 2018 om 10:14 uur UTC blijkt dat de luchtverkeersleiding vanaf de ochtend te maken had met ‘a complete FDPS failure’ en ‘have reduced their capacities substantially all aircraft are required to respect issued slots as a matter of urgency.’. Blijkens het bericht van Eurocontrol van 19 juli 2018 om 13:55 uur UTC besloot de luchtverkeersleiding het luchtruim te sluiten voor al het luchtverkeer tot in ieder geval 16:00 uur UTC omdat het FDPS systeem nog steeds instabiel was. Uit het bericht van 19 juli 2018 om 15:43 uur UTC volgt dat het FDPS systeem ‘remains unstable, but recovering slowly.’ en dat het systeem tot 20:00 uur UTC op halve capaciteit zal draaien. Het laatste bericht van Eurocontrol van 19 juli 2018 om 17:05 uur UTC vermeld dat ‘The FDPS is now recovering and almost back to normal capacity.’.
5.6.
De vervoerder heeft met de overgelegde berichten van Eurocontrol en diens toelichting daarop voldoende aannemelijk gemaakt dat de luchtverkeersleiding op 19 juli 2018 besloten heeft de capaciteit te verminderen en vervolgens het luchtruim (tijdelijk) volledig te sluiten voor al het vliegverkeer in het Belgische luchtruim en dat daardoor het vliegverkeer ontregeld is geraakt. De kantonrechter is van oordeel dat de besluiten van de luchtverkeersleiding om de capaciteit te beperken en het Belgische luchtruim te sluiten wegens de storing aan het FDPS systeem, zijn aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Hierdoor kon de vlucht pas om 22:55 uur lokale tijd vertrekken in plaats van de oorspronkelijk geplande vertrektijd van 20:35 uur lokale tijd. Door deze vertrekvertraging van 2 uur en 20 minuten kreeg de vlucht te maken met de nachtsluiting van de luchthaven Maastricht van 00:00 uur lokale tijd en werd besloten uit te wijken naar de luchthaven van Luik om daar te kunnen landen om 00:50 uur lokale tijd. De passagiers zijn vervolgens met busvervoer naar Maastricht vervoerd en daar om 02:10 uur lokale tijd aangekomen, aldus met een vertraging van 3 uur ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd van 23:10 uur lokale tijd. Naar het oordeel van de kantonrechter is de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming dan ook het gevolg geweest van de buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan.
5.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken, zonder dat hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht.
5.8.
De vervoerder heeft, nadat duidelijk werd dat landen te Maastricht niet meer mogelijk was vanwege de nachtsluiting, besloten om uit te wijken naar de luchthaven van Luik. Aldaar aangekomen heeft de vervoerder alternatief vervoer geregeld voor alle passagiers zodat zij alsnog zo snel mogelijk naar de eindbestemming konden reizen. De passagiers hebben gesteld dat de vervoerder, aangezien deze sinds 10:14 uur UTC bekend was met de FDPS storing, een alternatieve vlucht had kunnen regelen of een alternatieve route had kunnen nemen naar de eindbestemming. De vervoerder heeft hiertegen aangevoerd dat de sluiting van het luchtruim in de ochtend nog niet bekend was en dat elke vlucht die gepland staat te vliegen via het Belgische luchtruim de gevolgen van de sluiting zal ondervinden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de vlucht zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft de passagiers alternatief vervoer aangeboden. In de gegeven situatie kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen.
5.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de passagiers worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5.10.
De gevorderde nakosten worden overeenkomstig de richtlijnen van het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele sectoren en Kantonsectoren begroot op een half salarispunt conform het gebruikelijke liquidatietarief voor proceskosten tot een maximum van € 124,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, ten aanzien van de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter