ECLI:NL:RBNHO:2021:8484

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
6725088 \ CV EXPL 18-1894
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Delta Air Lines Inc. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar New Orleans op 11 februari 2017. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht belemmerden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat zowel het wachten op de de-icing procedure als de uitvoering daarvan als buitengewone omstandigheden konden worden aangemerkt. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en wees de vordering van de passagier af. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, aangezien de passagier ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6725088 \ CV EXPL 18-1894
Uitspraakdatum: 29 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar het recht van haar vestiging
Delta Air Lines Inc.
statutair gevestigd te Wilmington, Delaware (Verenigde Staten van Amerika)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 18 december 2017 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via John F. Kennedy International Airport, New York (Verenigde Staten) naar Louis Armstrong International Airport, New Orleans (Verenigde Staten) op 11 februari 2017.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar New York (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 februari 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
De vervoerder betoogt dat het toestel tijdig gereed stond voor vertrek. De bemanning mag echter pas vertrekken nadat de bemanning van de route controller toestemming (‘route clearance’ of ‘push back clearance’) heeft gekregen. De gezagvoerder kreeg deze niet op het geplande moment van vertrek. In de vroege ochtend was namelijk sprake van lichte sneeuwval en ijzel. Dergelijke weersomstandigheden hebben effect op de conditie van landingsbanen en taxibanen. Daarnaast was er beperkt horizontaal zicht door mist en beperkt verticaal zicht door laaghangende dichte bewolking. Sneeuw en slecht zicht zijn van invloed op de vliegveiligheid. Luchtverkeersleiding Nederlands heeft daarom besloten de seperatieafstand tussen de opvolgende vliegtuigen te vergroten en heeft regulaties afgekondigd. Het toestel kreeg pas om 12:53 uur lokale tijd de vereiste take-off clearance, waarna het toestel kon opstijgen. Als gevolg hiervan is het toestel om 14:34 uur lokale tijd, met een vertraging van 1 uur en 9 minuten in New York gearriveerd, waarna de passagier de aansluitende vlucht naar New Orleans heeft gemist.
4.5.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft de vervoerder een productie met daarin ‘Flight Leg Times’ en ‘FAM Remarks’ overgelegd. Hieruit volgt dat het toestel om 12:53 uur lokale tijd is vertrokken en verwezen wordt naar de tekst “DLAD AMS..WX-SNOW…NOW ENRT JFK”, hetgeen volgens de vervoerder staat voor ‘delayed Amsterdam, weather snow, no enroute JFK”. Voorts heeft de vervoerder een verklaring van luchtverkeersleiding Nederland overgelegd waaruit volgt dat er op 11 en 12 februari 2017 regulaties van kracht waren vanwege de sneeuw. De vervoerder heeft hiermee voldoende aangetoond dat de luchthaven was verstoord. Tegenover de betwisting van de passagier dat de luchtverkeersleiding geen specifiek besluit heeft genomen heeft de vervoerder aangevoerd dat het toestel niet van de lokale luchtverkeersleiding mocht vertrekken en dat de communicatie hiertoe slechts plaatsvindt via de radio, zodat geen schriftelijk bewijs kan worden overgelegd. Een Target Start Up Approval Time (TSAT) is volgens de vervoerder pas sinds mei 2018 zichtbaar in het log van Eurocontrol, zodat ook deze niet kan worden overgelegd. De passagier stelt voorts dat de vertraging tussen 11:43 uur en 11:53 uur lokale tijd (de tijd tussen de push back clearance en de take-off clearance) is veroorzaakt doordat het toestel moest worden ge-de-iced. Bij dupliek erkent de vervoerder de stelling van de passagier dat de vertraging deels door het ijsvrij maken van het toestel is veroorzaakt.
4.6.
Uit de overgelegde producties kan niet worden opgemaakt welk deel van de vertraging is ontstaan vanwege het de-icing proces en welk deel van de vertraging het gevolg is van restricties dan wel een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan de vlucht in kwestie. Reeds is overwogen dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat sprake is geweest van regulaties vanwege de weersomstandigheden. Gezien voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de capaciteitsreductie in samenhang met het onthouden van toestemming om te vertrekken als gevolg van de slechte weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid oplevert. De passagier stelt nog dat geen sprake is van extreme weersomstandigheden doch is het niet de taak van de kantonrechter om te oordelen of de luchtverkeersleiding de juiste beslissing heeft genomen om op grond van de weersomstandigheden regulaties af te kondigen. De luchtverkeersleiding is het hiertoe bevoegde orgaan. De vraag of er sprake was van slechte weersomstandigheden die van invloed zijn op het luchtverkeer is daarmee al beantwoord. Ten aanzien van de de-icing procedure heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat hij afhankelijk is van luchtverkeersbeheer en de faciliteiten van Schiphol. Dit wordt niet anders op het moment dat de vervoerder er ten alle tijd rekening mee houdt dat het in februari kan sneeuwen. Onbetwist is dat de luchtverkeersleiding beslist wanneer het toestel van het platform mag vertrekken en dat de de-icing procedure kort voor vertrek dient plaats te vinden. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij de vluchtplanning geen rekening kan worden gehouden met de mogelijke omstandigheid dat een toestel moet worden ge-de-iced. De kantonrechter dan ook van oordeel dat zowel het wachten op de-icing procedure als de uitvoering van de de-icing procedure kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden.
4.7.
Gelet op alle omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter dan ook van oordeel dat sprake is van omstandigheden die zijn aan te merken als buitengewoon, in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Niet in geschil is dat de passagier door bovengenoemde omstandigheden zijn aansluitende vlucht heeft gemist waardoor hij met een langdurige vertraging op zijn eindbestemming is aangekomen.
4.8.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De passagier stelt dat de vervoerder geen rekening heeft gehouden met de minimale connectietijd van de vlucht. De minimale connectietijd voor de onderhavige vlucht bedraagt 95 minuten, terwijl de door de vervoerder gehandhaafde overstaptijd 92 minuten bedraagt. Het is dan ook onmogelijk om de aansluitende vlucht te halen, aldus de passagier. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst de passagier naar correspondentie met, naar de kantonrechter begrijpt, de vervoerder waarin wordt aangegeven dat de overstaptijd te New York tussen de 75 en 90 minuten ligt en derhalve de stelling van de passagier niet onderbouwen. Hieruit volgt wel dat geen rekening is gehouden met een redelijke buffer, tussen de vluchten. De passagier had te New York echter een aankomstvertraging van 1 uur en 9 minuten zodat hij, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen. Daarbij heeft de vervoerder toegelicht dat hij de passagier naar de eerst mogelijke vervoersmogelijkheid met voldoende plaats heeft omgeboekt, De conclusie is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, zodat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter