ECLI:NL:RBNHO:2021:8486

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
9013115 \ CV EXPL 21-829
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en vergoeding van passagiers bij vertraging van een vlucht en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben een groep passagiers een vordering ingesteld tegen TUI Airlines Nederland B.V. wegens vertraging van hun vlucht van Antalya naar Rotterdam op 13 september 2019. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland heeft op 29 september 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.

De passagiers hebben gesteld dat hun vlucht meer dan drie uur vertraging heeft opgelopen en hebben compensatie geëist van € 4.607,23, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Palma de Mallorca, waardoor de vlucht niet op tijd kon vertrekken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers sub 3, sub 7, sub 8 en sub 9 niet ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij op het moment van indienen minderjarig waren en geen wettelijk vertegenwoordiger hadden. De rechter heeft geoordeeld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening is afgewezen, maar de vervoerder is wel veroordeeld tot betaling van € 207,23 aan de passagiers, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. De proceskosten zijn voor rekening van de passagiers, die grotendeels ongelijk hebben gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9013115 \ CV EXPL 21-829
Uitspraakdatum: 29 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

5. [passagier sub 5]

6. [passagier sub 6]

7. [passagier sub 7]

8. [passagier sub 8]

9. [passagier sub 9]

allen wonende te [woonplaats]

10. [passagier sub 10]

11. [passagier sub 11]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde L. Bellod Paya (DAS)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUI Airlines Nederland B.V
gevestigd te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 mei 2020 bij de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Bij vonnis van 29 januari 2021 heeft de kantonrechter te Rotterdam zich onbevoegd verklaart om de zaak te behandelen en te beslissen en gelijktijdig de zaak verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Antalya (Turkije) naar Rotterdam op 13 september 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie en vergoeding van additionele kosten van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.607,23, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 585,72 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Voorts is de vervoerder gehouden om aan passagiers sub 3 tot en met sub 9 een (totaal) bedrag van € 132,23 te voldoen en aan passagiers sub 1 en sub 2 een bedrag van 75,00 op grond van artikel 9 lid 1 sub a en sub c van de Verordening.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter dient ambtshalve te onderzoeken of de passagiers in hun verzoek kunnen worden ontvangen. Uit de boekingsbescheiden volgt dat passagiers sub 3 en 7 tot en met 9 op het moment van het indienen van het verzoek niet bekwaam waren om zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de stukken blijkt dat zij op dat moment minderjarig waren. Gesteld noch gebleken is dat de vordering ten aanzien van deze minderjarige passagiers namens een wettelijk vertegenwoordiger is ingesteld. Evenmin is gebleken dat een machtiging als bedoeld in artikel 1:349 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 1:253k BW is verstrekt. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de passagiers sub 3 en 7 tot en met 9 niet ontvankelijk zijn in hun vordering.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5, lid 3, van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.4.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. Ook is er sprake van buitengewone omstandigheden wanneer een luchtvaartmaatschappij een vlucht op een overbelaste luchthaven moet uitstellen of annuleren wegens slechte weersomstandigheden, ook als dit tot capaciteitstekort leidt.
4.5.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievlucht Rotterdam – Palma de Mallorca (Spanje) – Rotterdam – Antalya – Rotterdam . Omstreeks het geplande moment van aankomst van het eerste deel van de rotatievlucht ( Rotterdam -Palma de Mallorca) was er op de luchthaven van Palma de Mallorca sprake van zeer slechte weersomstandigheden, waardoor de luchthaven van Palma de Mallorca gesloten werd. Het toestel kreeg geen toestemming om te mogen landen, waardoor de gezagvoerder genoodzaakt was uit te wijken naar een andere luchthaven, namelijk de luchthaven van Barcelona (Spanje), aldus de vervoerder. Het toestel is vervolgens om 08:45 UTC te Barcelona gearriveerd. Aldaar heeft de gezagvoerder gewacht op verbetering van het weer en op toestemming om opnieuw naar Palma de Mallorca te mogen vertrekken. Het toestel mocht echter van Eurocontrol niet direct vertrekken en kreeg een Calculated Take-off Time (CTOT) opgelegd. Het toestel mocht uiteindelijk om 12:12 UTC opstijgen en is met een vertraging van vijf uur en 10 minuten om 13:10 UTC in Palma de Mallorca gearriveerd. De vervoerder voert vervolgens aan dat het toestel voor de vlucht Palma de Mallorca- Rotterdam opnieuw een CTOT opgelegd kreeg. Op basis van het CTOT kreeg het toestel pas om 15:10 UTC toestemming van de lokale luchtverkeersleiding om van de gate te vertrekken. Als gevolg van het voorgaande is de vlucht met een vertraging van zes uur en 40 minuten aangevangen en met een vertraging van zes uur en 15 minuten te Rotterdam gearriveerd. De voorafgaande vlucht van Rotterdam naar Antalya is als gevolg van het voorgaande om 19:30 UTC aangevangen en, met een vertraging van zeven uur en vijf minuten, om 23:15 UTC te Antalya gearriveerd. De onderhavige vlucht is vervolgens om 01:00 UTC aangevangen en om 05:05 UTC in Rotterdam gearriveerd, aldus nog steeds de vervoerder.
4.6.
De passagiers betwisten dat er sprake is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die de vlucht in kwestie hebben verhinderd. De passagiers stellen zich daarbij op het standpunt dat niet is gebleken dat sprake was van slechte weersomstandigheden ten tijde van de geplande vertrektijd van de vlucht en dat de vervoerder geen maatregelen heeft getroffen om de vertraging te vermijden. Daarnaast stellen de passagiers dat buitengewone omstandigheden niet kunnen doorwerken indien de vluchten in zodanig ver verband staan met elkaar.
4.7.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.8.
Niet betwist is dat de rotatievlucht(en) door het toestel CS-TQU is uitgevoerd. Bij conclusie van antwoord is een meteorologisch rapport overgelegd, waarbij door de vervoerder is toegelicht dat de luchthaven van Palma de Mallorca te kampen had met onweersbuien en cumulonimbus wolken, hetgeen gepaard gaat met turbulentie, bliksem en icing conditions. Hiermee heeft de vervoerder voldoende aangetoond dat er sprake was van slechte weersomstandigheden te Palma de Mallorca en dat het toestel moest uitwijken naar Barcelona. Voorts volgt uit het log van Eurocontrol dat het toestel van de luchtverkeersleiding een CTOT kreeg opgelegd, waarmee het toestel pas om 14:37 UTC vanaf Barcelona mocht opstijgen. De reden van het CTOT is REGCAUSE WA 84. Code 84 staat voor
ATFM due to WHEATHER AT DESTINATION.De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat deze regulatie is opgelegd vanwege de weersomstandigheden te Palma de Mallorca
.Uit het log volgt verder dat het CTOT is bijgesteld naar 12:12 UTC. De vervoerder heeft ook het log van de vlucht van Palma de Mallorca- Rotterdam overgelegd. Ook uit dit log valt op te maken dat het CTOT meerdere keren werd herzien. Het toestel kreeg uiteindelijk om 14:13 UTC het CTOT van 15:26 UTC met als reden code 81
: “ATFM due to ATC ENROUTE DEMAND/CAPACITY”.De vervoerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende aangetoond dat de luchtverkeersleiding meerdere CTOT’s aan het toestel heeft opgelegd. Wanneer een toestel een CTOT krijgt opgelegd, heeft het toestel niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd. Niet is gebleken dat de CTOT’s door eigen toedoen van de vervoerder zijn opgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn in dit geval de opgelegde CTOT’s voor de vluchten Rotterdam -Palma de Mallorca en Palma de Mallorca- Rotterdam dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid.
4.9.
De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun stelling dat de weersomstandigheden niet doorwerken naar de vlucht in kwestie. De vervoerder heeft immers voldoende aannemelijk gemaakt dat meerdere malen een CTOT is opgelegd aan het toestel. Een CTOT kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de Verordening, zodat deze kan doorwerken op de vlucht in kwestie aangezien deze met hetzelfde toestel is uitgevoerd. Daar komt bij dat het toestel door de opgelegde CTOT’s pas om 17:25 UTC te Rotterdam is gearriveerd en dus de voorafgaande vlucht en de vlucht in kwestie niet kon uitvoeren op de geplande vertrektijd. Gelet op alle omstandigheden in het onderhavige geval is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorafgaande vluchten doorwerken naar de vlucht in kwestie.
4.10.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Daarbij moet het wel gaan om maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheid voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. De passagiers stellen dat de vervoerder sinds 08:45 UTC op de hoogte was van de vertraging die het vluchtschema zou oplopen en ondertussen ervoor kon kiezen een alternatieve vlucht te regelen voor de passagiers. De vlucht van de passagiers stond gepland om 19:25 uur. In dat kader heeft de vervoerder aangevoerd dat hij een kleine luchtvaartmaatschappij is en dat hij niet zomaar extra vliegtuigen beschikbaar heeft om de vertragingen op te vangen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan van de vervoerder in het kader van de redelijke maatregelen niet worden verwacht dat hij toestellen aan de grond houdt om dergelijke vertragingen op te vangen. Door de passagiers wordt ook niet betwist dat de vervoerder alles in het werk heeft gesteld om de passagiers zo spoedig mogelijk te vervoeren. De vervoerder heeft dan ook naar het oordeel van de kantonrechter alle redelijke maatregelen getroffen die van hem konden worden verwacht. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt afgewezen.
4.11.
De vervoerder heeft de vorderingen van de passagiers ter hoogte van € 132,23 en € 75,00 op grond van artikel 9 van de Verordening niet weersproken, zodat dit deel van de vordering als niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar is. Gesteld noch gebleken is vanaf welke datum de vervoerder in verzuim is ten aanzien van dit deel van de vordering. De kantonrechter zal de wettelijke rente dan ook toewijzen vanaf datum dagvaarding.
4.12.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze grotendeels ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart de passagiers sub 3, sub 7, sub 8 en sub 9 niet-ontvankelijk in hun vordering;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 207,23, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2020 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
5.4.
veroordeelt de passagiers sub 1, sub 2, sub 4 tot en met 6, sub 10 en sub 11 tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de genoemde passagiers tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter