ECLI:NL:RBNHO:2021:8508

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
8814960
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens gebreken aan een tuinhuis

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen Vechtdal Bouwsystemen B.V. wegens gebreken aan een houten tuinhuis dat door Vechtdal is geplaatst in de achtertuin van eiser. Eiser vordert een vervangende schadevergoeding van € 9.248,70, evenals expertisekosten en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft op 6 oktober 2021 geoordeeld dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd wat precies is overeengekomen met Vechtdal en op welke punten Vechtdal tekort is geschoten. Eiser heeft niet voldaan aan zijn stelplicht, waardoor de vordering wordt afgewezen.

Het procesverloop begon met een dagvaarding op 1 oktober 2020, waarna een zitting op 3 september 2021 volgde. Eiser heeft een bouwkundige expert ingeschakeld, ZNEB, die gebreken heeft vastgesteld. Vechtdal heeft ook een deskundige ingeschakeld, maar de kantonrechter oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat Vechtdal in gebreke is gebleven. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af en legt de proceskosten bij eiser neer, omdat hij ongelijk heeft gekregen. Vechtdal's tegenvordering voor vergoeding van deskundigenkosten wordt eveneens afgewezen, omdat Vechtdal niet heeft aangetoond dat het nodig was om een eigen deskundige in te schakelen. De proceskosten voor Vechtdal worden vastgesteld op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8814960 \ CV EXPL 20-5385 (rvk)
Uitspraakdatum: 6 oktober 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: C. Bakker (DAS)
tegen
de besloten vennootschap
Vechtdal Bouwsystemen B.V.
statutair gevestigd te Mariënberg en kantoorhoudende te Hardenberg
gedaagde
verder te noemen: Vechtdal
gemachtigde: mr. B.J. Stuiver, advocaat te Arnhem
De zaak in het kort
Vechtdal heeft een houten tuinhuis aan [eiser] verkocht en in de achtertuin van [eiser] opgebouwd. De vraag is of Vechtdal aan [eiser] een vervangende schadevergoeding moet betalen vanwege gebreken aan het geplaatste tuinhuis. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd wat precies ten aanzien van het tuinhuis is overeengekomen en op welke punten Vechtdal is tekortgeschoten. [eiser] heeft de grondslag van de vordering onvoldoende onderbouwd en niet voldaan aan zijn stelplicht. De vordering wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 1 oktober 2020 een vordering tegen Vechtdal ingesteld. Vechtdal heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 3 september 2021 heeft - in verband met de coronamaatregelen via Skype - een zitting plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn echtgenote, [xxx] . [eiser] werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Vechtdal zijn verschenen dhr. [yyy] en dhr. [zzz] bijgestaan door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] en Vechtdal hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser] en Vechtdal bij brieven van 26 augustus en 3 september 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 31 januari 2018 een overeenkomst gesloten met Vechtdal voor de plaatsing en opbouw van een eikenhouten tuinhuis met veranda voor een prijs van € 13.762,-.
2.2.
Vechtdal heeft op 14 en 15 maart 2018 het tuinhuis in de achtertuin van [eiser] geplaatst en opgebouwd.
2.3.
[eiser] was niet tevreden over het resultaat en er is tussen Vechtdal en [eiser] gediscussieerd over de vraag of het tuinhuis conform de overeenkomst is geplaatst. Die discussie heeft niet tot een uitkomst geleid.
2.4.
[eiser] heeft vervolgens een bouwkundige expert, ZNEB Expertise en Taxatie (hierna: ZNEB) ingeschakeld om het tuinhuis te keuren. ZNEB heeft op 19 mei 2019 een onderzoek ter plaatse uitgevoerd en de resultaten van dit onderzoek in een rapport van 9 december 2019 verwerkt.
2.5.
Vechtdal heeft op haar beurt ook een deskundige ingeschakeld, Hanselman Groep die op 9 december 2019 een onderzoek heeft uitgevoerd en de resultaten daarvan heeft verwerkt in een rapport van 14 januari 2020.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert primair dat de kantonrechter Vechtdal veroordeelt tot betaling van € 9.248,70 aan vervangende schadevergoeding; € 2.438,15 aan expertisekosten en € 891,87 aan buitengerechtelijke kosten).
3.2.
Subsidiair vordert [eiser] dat de kantonrechter Vechtdal veroordeelt de in het rapport van ZNEB voorgeschreven werkzaamheden (alsnog) uit te voeren op straffe van een dwangsom van € 20.000,-.
3.3.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat de werkzaamheden niet naar de eisen van goed en deugdelijk werk zijn uitgevoerd. Vechtdal was wat [eiser] betreft dan ook gehouden om de herstelwerkzaamheden zoals door de ingeschakelde expert geadviseerd, kosteloos uit te voeren.
3.4.
Omdat Vechtdal heeft verklaard niet over te gaan tot het uitvoeren van herstel is Vechtdal in verzuim komen te verkeren en kan [eiser] in plaats van herstel, vervangende schadevergoeding vorderen (ter hoogte van de begrote herstelkosten).
3.5.
Voor het geval dat geoordeeld wordt dat Vechtdal niet (voldoende) in de gelegenheid is gesteld de werkzaamheden af te ronden, dan vordert [eiser] dat Vechtdal daartoe wordt veroordeeld op straffe van een dwangsom.
3.6.
De kosten van het onderzoek door ZNEB komen als redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking.
3.7.
[eiser] heeft buitengerechtelijke kosten moeten maken en Vechtdal is gehouden die kosten aan [eiser] te vergoeden.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
Vechtdal betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat het tuinhuis voldoet aan de overeenkomst. Vechtdal is daarnaast niet in de gelegenheid gesteld om eventuele herstelwerkzaamheden uit te voeren.
4.2.
Vechtdal vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 1.815,- inclusief btw. Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij genoodzaakt is geweest zelf een deskundige in te schakelen om zich tegen de vordering van [eiser] te verweren. De kosten van dat onderzoek van € 1.815,- komen als redelijke kosten voor het voeren van verweer voor vergoeding in aanmerking.
4.3.
[eiser] betwist de tegenvordering en stelt dat Vechtdal is uitgenodigd om tijdens het onderzoek van ZNEB aanwezig te zijn en zo nodig op- en aanmerkingen te maken. Vechtdal heeft er voor gekozen niet aanwezig te zijn. Die keuze dient voor haar rekening te blijven. Er is dus geen reden om de kosten van de door Vechtdal ingeschakelde expert te vergoeden.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Beoordeeld moet worden of Vechtdal een bedrag van € 9.248,70 aan vervangende schadevergoeding moet betalen aan [eiser] . De kantonrechter is van oordeel dat dat niet zo is. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd. [eiser] baseert zijn vordering op een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. In de dagvaarding verduidelijkt [eiser] echter niet waar die tekortkoming precies uit bestaat. [eiser] geeft niet aan wat hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten en hij geeft ook niet aan op welke punten Vechtdal niet aan haar verplichtingen heeft voldaan. [eiser] volstaat met het stellen dat hij net als de ingeschakelde expert (ZNEB) van mening is dat de werkzaamheden niet naar de eisen van goed en deugdelijk werk zijn uitgevoerd. Dat is onvoldoende. [eiser] heeft de grondslag van zijn vordering dus onvoldoende onderbouwd en niet voldaan aan zijn stelplicht. Alleen al daarom zal de vordering worden afgewezen. Weliswaar verwijst [eiser] naar de conclusies van het rapport van ZNEB, maar die verwijzing ontslaat hem niet van de verplichting concreet aan te geven welke herstelwerkzaamheden die ZNEB noemt verricht zouden moeten worden en waar hij dit standpunt op baseert, met andere woorden wat de overeenkomst op dat punt vereist. Het is niet de taak van de kantonrechter om aan de hand van overgelegde producties (waarbij het dan ook nog gaat om een veelvoud aan stukken en correspondentie waarnaar niet afzonderlijk wordt verwezen) de onderbouwing van een vordering te achterhalen.
5.2.
De kantonrechter overweegt ten overvloede het volgende. Op de zitting is duidelijk geworden dat een belangrijk punt is de hoogte van het tuinhuis. Niet gesteld of gebleken is echter dat een maximale bouwhoogte overeengekomen is. Ook is niet gesteld of gebleken dat is overeengekomen dat het tuinhuis vergunningsvrij neergezet zou moeten kunnen worden. [eiser] lijkt te betogen dat dit wel het geval is en dat door de gerealiseerde hoogte – wat die hoogte is blijft overigens ook onduidelijk omdat verschillende hoogtes worden genoemd in de stukken – hij nu verplicht is een bouwvergunning aan te vragen. Ook deze stelling is niet onderbouwd, hetgeen wel had gemoeten, alleen al omdat het tuinhuis er inmiddels al meer dan drie jaar staat. Ook in het rapport van ZNEB dat [eiser] ter onderbouwing van zijn vordering in het geding brengt staat op pagina 12 uitdrukkelijk dat [eiser] zal moeten aantonen dat de Gemeente [...] regels heeft gesteld die maken dat een overschrijding van de hoogte van 3,0 m verboden is – en dus eventueel een vergunning nodig is.
5.3.
Tot slot merkt de kantonrechter op dat uit het rapport van ZNEB blijkt dat een groot aantal van de punten die [eiser] als klacht heeft aangemerkt door ZNEB als onterecht worden bestempeld. Vechtdal heeft de klachten die ZNEB als terecht bestempelt grotendeels erkend en zich bereid verklaard die (in het kader van garantie) te verhelpen. De reden waarom dat herstel niet is uitgevoerd ligt in de omstandigheid dat [eiser] herstel blijft eisen van
allepunten waarover hij geklaagd heeft. [eiser] verhindert dus dat Vechtdal de erkende klachten herstelt. Daarmee is [eiser] in schuldeisersverzuim komen te verkeren.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.
de tegenvordering
5.5.
Vechtdal vordert vergoeding van de kosten van het deskundigenonderzoek dat in haar opdracht is uitgevoerd. De kantonrechter wijst die vordering af. Vechtdal heeft niet aangetoond dat het nodig was een eigen deskundigenrapport te laten opstellen. Vechtdal was zonder duidelijke reden niet aanwezig bij het onderzoek dat op 19 mei 2019 in opdracht van [eiser] is uitgevoerd, terwijl Vechtdal – en dat is niet betwist - wel is uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn. Vechtdal heeft tegen die achtergrond onvoldoende gemotiveerd dat een eigen onderzoek noodzakelijk was. Dat brengt mee dat de kosten van het onderzoek niet als redelijk zijn aan te merken. De vordering wordt daarom afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van Vechtdal, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden vastgesteld op nihil omdat er geen werkzaamheden zijn verricht die een aparte vergoeding naast de conventie rechtvaardigen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Vechtdal worden vastgesteld op een bedrag van € 746,- aan salaris van de gemachtigde van Vechtdal;
de tegenvordering
6.3.
wijst de vordering af;
6.4.
veroordeelt Vechtdal tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter