ECLI:NL:RBNHO:2021:8651

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
15/236171-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging en diefstal door middel van een valse sleutel

Op 8 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 21 april 1999, die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging en diefstal door middel van een valse sleutel. De feiten vonden plaats op 9 juli 2020 te Schagen, waar de verdachte samen met anderen een telefoon en een geldbedrag van €1600 van het slachtoffer heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 24 september 2021 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de verklaring van de verdachte en verschillende processen-verbaal van de politie.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld, en diefstal waarbij het weg te nemen goed onder zijn bereik is gebracht door middel van een valse sleutel. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte heeft spijt betuigd en heeft zich na zijn detentie aan de voorwaarden gehouden. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 150 dagen opgelegd, waarvan 98 dagen onvoorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van €2882,39, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd met de medeverdachten en de benadeelde partij.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak hebben behandeld. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en heeft de nodige voorwaarden gesteld voor zijn re-integratie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/236171-20 en 15/209133-18 (vord tul) (P)
Uitspraakdatum: 8 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 september 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op 21 april 1999 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.E. Grijsen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 juli 2020 te Schagen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon (van het merk Samsung, type S10), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- in de auto van die [slachtoffer] te stappen en/of
- die [slachtoffer] een of meermalen in/tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan en/of stompen en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij een pedo(fiel) was en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), de politie zou(den) bellen (om hem, [slachtoffer] aan te geven als pedofiel) en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), geld wilde(n) hebben en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) alle negers uit Den Helder op hem, [slachtoffer] , af zouden sturen en/of;
- die [slachtoffer] een of meermalen in/tegen het gezicht, althans het lichaam, te trappen;
2.
hij op of omstreeks 9 juli 2020 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag, te weten €1600, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door 'Tikkies' te versturen naar de (van misdrijf afkomstige) telefoon van die [slachtoffer] en/of met die telefoon van [slachtoffer] de 'Tikkies' te betalen, althans door met die telefoon van [slachtoffer] (via de internetbankieren-app van de ING) geld over te maken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de beide ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de beide feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 24 september 2021 afgelegd;
- een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer] , opgemaakt door de Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 18 juli 2020 (dossierpagina’s 1-3);
- een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt door de Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 20 september 2020 (dossierpagina’s 64-69);
- een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt door de Politie Eenheid Noord-Holland d.d. 19 september 2020 (dossierpagina’s 109-117).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op of 9 juli 2020 te Schagen tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon van het merk Samsung, type S10, die toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- in de auto van die [slachtoffer] te stappen en
- die [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht te slaan en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij een pedo(fiel) was en dat hij, verdachte en zijn mededaders, de politie zouden bellen om hem, [slachtoffer] , aan te geven als pedofiel en dat hij, verdachte en zijn mededaders, geld wilden hebben en dat hij, verdachte en zijn mededaders alle negers uit Den Helder op hem, [slachtoffer] , af zouden sturen en
- die [slachtoffer] tegen het gezicht te trappen;
2.
hij op 9 juli 2020 te Schagen, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag, te weten € 1600, dat toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door 'Tikkies' te versturen naar de van misdrijf afkomstige telefoon van die [slachtoffer] en met die telefoon van [slachtoffer] de 'Tikkies' te betalen.
Hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 188 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;
- een taakstraf voor de duur van 180 uur, bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat de impact van de ondergane voorlopige hechtenis groot is geweest en de verdachte sindsdien een grote gedragsverandering heeft doorgemaakt. Voor de verdachte is het van belang dat hij niet terug naar de gevangenis hoeft.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met twee anderen een mobiele telefoon en een geldbedrag gestolen, waarbij is gedreigd met geweld en ook geweld is toegepast. De verdachte en zijn medeverdachten zijn daarbij zeer berekenend te werk gegaan. Zij hebben via een datingsite een ontmoeting met het slachtoffer gearrangeerd. Het slachtoffer ging ervan uit dat hij een jonge vrouw van 19 jaar zou ontmoeten. Toen het slachtoffer in zijn auto op de afgesproken parkeerplaats stond, heeft een van de medeverdachten, een minderjarig meisje, een praatje met hem gemaakt. Vervolgens is de verdachte samen met de andere medeverdachte bij het slachtoffer in de auto gestapt. De verdachten beschuldigden het slachtoffer ervan een pedofiel te zijn en vervolgens werd hij bedreigd en mishandeld. Het slachtoffer heeft de inlogcodes van zijn telefoon en van zijn ING bankieren app moeten intoetsen. Daarna werd zijn telefoon afgepakt. Vervolgens hebben de verdachte en zijn mededaders meerdere Tikkies verzonden naar de telefoon van het slachtoffer en zo, vanaf zijn rekening, in totaal € 1.600 uitbetaald naar verschillende bankrekeningen, waarna zij dit geld hebben opgenomen.
Dit zijn ernstige feiten. Het slachtoffer is op een doortrapte wijze door de drie verdachten in de val gelokt en heeft zich in zijn eigen auto, een plek waar hij zich veilig waande, zeer bedreigd en angstig gevoeld. Het is bekend dat de gevolgen van dergelijke ervaringen de slachtoffers nog een tijd parten kunnen spelen en hun dagelijks functioneren kunnen bemoeilijken. Daarnaast vergroten dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Bij de bepaling van de straf houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte bij de politie openheid van zaken heeft gegeven en dat hij ter terechtzitting spijt heeft betuigd op een wijze die de rechtbank oprecht overkomt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 juni 2021, waaruit blijkt dat hij reeds eerder wegens een vermogensdelict onherroepelijk is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het psychologisch rapport, opgemaakt door psycholoog [psycholoog] , gedateerd 5 februari 2021, waarin de psycholoog concludeert dat de feiten volledig aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank kan zich met de conclusie van dit rapport verenigen.
Uit het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 3 november 2020 van [reclasseringsmedewerker] , als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland, en het aanvullende rapport gedateerd 21 september 2021 van reclasseringswerkster [reclasseringsmedewerker] blijkt dat de verdachte zich na zijn detentie aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en een positieve weg is ingeslagen. De verdachte is fulltime aan het werk gegaan als koerier en zijn financiële situatie is gezond. De reclassering schat het recidiverisico laag in. De reclassering adviseert om een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden het voorzetten van de meldplicht bij de jeugdreclassering (de William Schrikker Groep) en een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en aangever [slachtoffer] .
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de William Schrikker Groep en een contactverbod met de medeverdachten noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De rechtbank acht het niet nodig om een contactverbod met het slachtoffer op te leggen, mede gelet op het feit dat de verdachte voornemens is om zijn excuses aan te bieden aan het slachtoffer en het slachtoffer heeft aangegeven hiervoor open te staan.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij [slachtoffer] en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 2.882,39 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade van € 2.332,29 bestaat uit een Samsung telefoon van type Galaxy S10, de aanschaf van een tijdelijke smartphone en een geldbedrag van € 1.600,--. Deze schade is niet betwist en de rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade van € 550,- billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal met geweld en diefstal door middel van een valse sleutel) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 18 december 2018 in de zaak met parketnummer 15/209133-18 heeft de politierechter van de rechtbank Noord-Holland de verdachte ter zake van vuurwapenbezit veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uur. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaar bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 7 januari 2019 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 1 januari 2019 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
150 dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
98 dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
a. de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep of nader te noemen reclasseringsorganisatie, en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt. Tevens werkt de veroordeelde mee aan huisbezoeken;
b. indien dit door de jeugdreclassering dit nodig wordt geacht, de veroordeelde meewerkt aan een ambulante behandeling;
c. de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met medeverdachten: [medeverdachte 2] , geboortedatum [geboortedatum] en [medeverdachte 1] , geboortedatum [geboortedatum] , zolang als het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de hiervoor onder a. en b. genoemde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
180 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.882,29bestaande uit € 2.332,29 als vergoeding voor de materiële en € 550,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.882,29, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 38 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/209133-18 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde taakstraf voor de duur van 40 uur, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2018.
De taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis als deze niet goed wordt uitgevoerd.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. S. Sicking, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2021.
Mr. Boonstra en mr. Sicking zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.