In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 september 2021 een beschikking gegeven waarbij een 16-jarig meisje onder toezicht is gesteld. De kinderrechter oordeelde dat het meisje, hierna te noemen [minderjarige], forse gedragsproblematiek vertoont en dat de ouders, hierna te noemen de moeder en de vader, geen grip meer op haar hebben. De oude patronen tussen [minderjarige] en haar ouders moeten doorbroken worden, gezien de toenemende onbegrip en frustraties. De kinderrechter zag geen aanleiding voor een kortere ondertoezichtstelling dan een jaar, gezien de complexiteit van de situatie en de verschillende visies op de oorzaak van de problematiek. De hulpverlening kan niet direct geboden worden door wachtlijsten in de jeugdhulpverlening, en de kinderrechter benadrukte dat de energie van de gezinsvoogd vooral gericht moet zijn op het coördineren van hulpverlening.
De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er bij [minderjarige] sprake is van een ernstig bedreigde sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling, drugs- en alcoholgebruik, en grote veiligheidsrisico’s. Tijdens de mondelinge behandeling gaf [minderjarige] aan dat zij instemt met de ondertoezichtstelling, maar de ouders waren het niet eens met het verzoek en vroegen om afwijzing of beperking tot zes maanden. De kinderrechter concludeerde dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de specifieke opvoedvaardigheden te bieden die [minderjarige] nodig heeft, en dat de verstandhouding tussen hen verstoord is geraakt door onbegrip en frustraties. De kinderrechter stelde [minderjarige] onder toezicht van Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 13 september 2021.