ECLI:NL:RBNHO:2021:8880

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
C/15/319542 / JU RK 21-1556
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onder toezichtstelling van een minderjarige met gedragsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 september 2021 een beschikking gegeven waarbij een 16-jarig meisje onder toezicht is gesteld. De kinderrechter oordeelde dat het meisje, hierna te noemen [minderjarige], forse gedragsproblematiek vertoont en dat de ouders, hierna te noemen de moeder en de vader, geen grip meer op haar hebben. De oude patronen tussen [minderjarige] en haar ouders moeten doorbroken worden, gezien de toenemende onbegrip en frustraties. De kinderrechter zag geen aanleiding voor een kortere ondertoezichtstelling dan een jaar, gezien de complexiteit van de situatie en de verschillende visies op de oorzaak van de problematiek. De hulpverlening kan niet direct geboden worden door wachtlijsten in de jeugdhulpverlening, en de kinderrechter benadrukte dat de energie van de gezinsvoogd vooral gericht moet zijn op het coördineren van hulpverlening.

De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er bij [minderjarige] sprake is van een ernstig bedreigde sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling, drugs- en alcoholgebruik, en grote veiligheidsrisico’s. Tijdens de mondelinge behandeling gaf [minderjarige] aan dat zij instemt met de ondertoezichtstelling, maar de ouders waren het niet eens met het verzoek en vroegen om afwijzing of beperking tot zes maanden. De kinderrechter concludeerde dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de specifieke opvoedvaardigheden te bieden die [minderjarige] nodig heeft, en dat de verstandhouding tussen hen verstoord is geraakt door onbegrip en frustraties. De kinderrechter stelde [minderjarige] onder toezicht van Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 13 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/319542 / JU RK 21-1556
Datum uitspraak: 13 september 2021
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Haarlem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
tezamen de ouders, bijgestaan door mr. W.A. Koers, advocaat te Leusden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de Raad van 17 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op 17 augustus 2021.
1.2.
Op 13 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
  • [minderjarige] , die in aanwezigheid van haar coach [coach] apart is gehoord;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] (en stagiaire) namens De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de GI).

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige] woont officieel bij de ouders, maar verblijft het merendeel van de tijd op [plaats] bij haar vriend en diens moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden.
3.2.
De Raad heeft ter onderbouwing van het verzoek het volgende aangevoerd. Er is bij [minderjarige] sprake van een ernstig bedreigde sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling, drugs- en alcoholgebruik, forse gedragsproblematiek en grote veiligheidsrisico’s doordat zij wegloopt van huis en risicovolle situaties opzoekt. [minderjarige] laat zeer zelfbepalend gedrag zien, accepteert het gezag van haar ouders onvoldoende en laat verbale en fysieke agressie zien als zij wordt begrensd. Verder gaat [minderjarige] al enige tijd niet naar school en is ze recent een niveau gezakt. Doordat de ouders een andere visie hebben op de oorzaak en de aanpak van de problematiek, is de hulpverlening in het vrijwillig kader tot op heden niet goed van de grond gekomen. De aanwezigheid van de GI is nodig om regie te kunnen voeren over de hulpverlening en ervoor te zorgen dat alle betrokkenen zich aan de uit te zetten lijn zullen conformeren dan wel te bepalen hoe met het verschillende inzichten dient te worden omgegaan.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter – na een uitgebreide uitleg van de kinderrechter wat een ondertoezichtstelling inhoudt – aangegeven daarmee wel te kunnen instemmen. [minderjarige] vindt dat er veel mis is bij de ouders thuis, dat zij daar wordt vernederd en oneerlijk wordt behandeld. De visie van de ouders dat het gedrag van [minderjarige] vooral te wijten is aan het seksueel misbruik in het verleden, onderschrijft [minderjarige] niet. Deze zaken moeten volgens haar los van elkaar worden gezien. [minderjarige] geeft toe dat het een tijd niet goed met haar ging en dat er sprake was van een problematische middelengebruik en schoolgang, maar dat alles goed gaat sinds zij veel op [plaats] verblijft. Dat een ondertoezichtstelling nodig wordt geacht om haar steviger in haar schoenen te laten staan en ervoor te zorgen dat de familierelaties verbeteren, kan [minderjarige] wel begrijpen.
4.2.
De ouders zijn het niet eens met het verzoek. Primair wordt verzocht het verzoek af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden, zodat het traject tussentijds zo nodig door de kinderrechter kan worden bijgestuurd. De ouders hebben zelf veel gedaan om de zorgen bij [minderjarige] weg te nemen, maar zij hebben nauwelijks nog invloed op haar sinds zij het grootste deel van de tijd op [plaats] verblijft. Volgens de ouders is kern van de problematiek het trauma bij [minderjarige] als gevolg van het seksueel misbruik. [minderjarige] is hiervoor behandeld, maar sinds zij op [plaats] verblijft is zij niet meer gemotiveerd voor behandeling. De moeder heeft ter zitting aangevuld dat twee jaar hulpverlening geen effect heeft gehad vanwege het ontbreken van een duidelijke analyse. De hulpverlening gaat volgens de moeder teveel mee in het verhaal van [minderjarige] zelf. De moeder is bang dat [minderjarige] zich teveel omringt met en vertrouwen heeft in mensen die haar minder goed begrijpen dan haar ouders, waardoor zij losgetrokken wordt van haar veilige en liefdevolle thuissituatie bij de ouders. Voor de ouders is het belangrijkste dat er goede en passende hulpverlening voor [minderjarige] van de grond komt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
5.2.
Op grond van de informatie zoals die uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, is het de kinderrechter duidelijk dat [minderjarige] een kwetsbaar, beschadigd en getraumatiseerd meisje is dat de afgelopen jaren forse gedragsproblematiek heeft laten zien. [minderjarige] is zeer zelfbepalend, beïnvloedbaar en impulsief. Zij is meerdere keren van huis weggelopen en daarbij tot twee keer op een hotelkamer aangetroffen met meerdere jongens. [minderjarige] verblijft op [plaats] bij haar vriend en diens moeder zonder de instemming van de ouders, hetgeen tot hoogoplopende spanningen leidt. [minderjarige] lijkt te functioneren op een benedengemiddeld niveau, waardoor mogelijk sprake is van structurele overvraging en zij mogelijk de gevolgen van haar handelen niet goed overziet. Hierdoor is mogelijk een negatief zelfbeeld ontstaan met alle (gedrags)problematiek van dien. De problematiek van [minderjarige] vraagt om specifieke opvoedvaardigheden en de ouders zijn onvoldoende in staat om daarin te voorzien. De verstandhouding is verder verstoord geraakt door de vele ruzies, het onbegrip en frustraties tussen [minderjarige] en de ouders. De ouders zijn de grip kwijt op hun dochter. [minderjarige] voelt zich niet gehoord en begrepen door de ouders. Zij heeft het gevoel het in hun ogen nooit goed te kunnen doen. Zij geeft zelf toe niet altijd goed gehandeld te hebben, maar neemt het haar ouders kwalijk dat zij niet kunnen toegeven dat zij ook niet altijd juist hebben gehandeld. De ouders voelen zich daarentegen niet begrepen door de hulpverlening. Zij houden vast aan hun eigen visie op de oorzaak van de problematiek, waardoor de samenwerking stroef verloopt.
5.3.
Een ondertoezichtstelling is nodig om ervoor te zorgen [minderjarige] zich op een evenwichtige en gezonde wijze tot volwassene kan ontwikkelen en met inschakeling van hulpverlening een manier te vinden waarop [minderjarige] en de ouders op een respectvolle en goede manier met elkaar kunnen omgaan. De oude patronen tussen [minderjarige] en de ouders, die tot op heden in toenemende mate tot onbegrip en frustraties hebben geleid, moeten doorbroken worden. De aanwezigheid van de GI is nodig om deze hulpverlening in goede banen te leiden en samen met [minderjarige] en de ouders te onderzoeken hoe de onderlinge relatie kan worden hersteld.
5.4.
Voor een kortere ondertoezichtstelling dan een jaar ziet de kinderrechter geen aanleiding. Gezien de complexiteit en de verschillende visies op de oorzaak van de problematiek, zal het enige tijd kosten om de situatie van [minderjarige] goed in kaart te brengen en de behandeling en aanpak daar op af te stemmen. Daarbij speelt ook mee dat de hulp mogelijk niet direct geboden kan worden, gezien de wachtlijsten in de jeugdhulpverlening. Ook vindt de kinderrechter het belangrijk dat de energie van de GI vooral zal worden gericht op het coördineren van hulpverlening en niet op het veelvuldig rapporteren aan de rechtbank.
5.5.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling gewerkt moet worden zijn:
  • de forse (gedrags)problematiek van [minderjarige] ;
  • het verschil in visie tussen betrokkenen over de oorzaak en aanpak van de problematiek van [minderjarige] ;
  • de complexe en verstoorde verstandhouding tussen [minderjarige] en de ouders;
  • het schoolverzuim/de belemmerde schoolgang van [minderjarige] ;
  • onduidelijkheid over het middelengebruik van [minderjarige] en of hier specifieke hulpverlening op ingezet dient te worden.
5.6.
De kinderrechter zal daarom [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , onder toezicht van Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers met ingang van 13 september 2021 tot 13 september 2022;
6.2
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van T.B.A. Verbeij, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.