ECLI:NL:RBNHO:2021:8889

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
C/15/319684 / JU RK 21-1587
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van vier kinderen uit één gezin met ernstige gedragsproblematiek

Op 27 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland een mondelinge uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen uit één gezin. De kinderen, die allen getraumatiseerd zijn en ernstige gedragsproblemen vertonen, zijn tijdelijk onder toezicht gesteld en verblijven sinds 21 juli 2021 in een woongroep van Parlan. De gecertificeerde instelling, het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De ouders hebben verschillende verzoeken ingediend, waaronder het faciliteren van een door Parlan aanbevolen woonvorm en het vervangen van de GI. De rechtbank heeft de verzoeken van de ouders afgewezen en benadrukt dat de ouders hun toestemming voor diagnostisch onderzoek moeten verlenen, zodat de behandeling van de kinderen kan starten. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 11 april 2022, met de nadruk op het belang van samenwerking tussen de ouders en de GI voor de hulpverlening aan de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer
zaak-/rekestnr.: C/15/319684 / JU RK 21-1587
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 27 september 2021
in de zaak van:
de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Velserbroek, hierna te noemen de GI,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige 4] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende te [plaats] ,
[vader], hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats] .
Tegenwoordig ter zitting van 27 september 2021 zijn:
mr. W.P. van der Haak, voorzitter, mr. J.L. Roubos en mr. N. Cuvelier, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. Schoonewil als griffier.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • de ouders, bijgestaan door de heer [naam] ,
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI,
  • mevrouw [informant] , informant namens Parlan.
Na afloop van de mondelinge behandeling is ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de ouders.
1.2.
Bij beschikking van 21 januari 2021 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voorlopig onder toezicht gesteld tot 11 april 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg. Bij beschikking van 8 april 2021 (hersteld bij beschikking van 1 juli 2021) zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] definitief onder toezicht gesteld tot 11 april 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voor de duur van drie maanden, te weten tot 11 juli 2021, onder aanhouding van het overige verzochte, te weten de uithuisplaatsing tot 11 oktober 2021. Bij proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 9 juli 2021 is de uithuisplaatsing van de minderjarigen in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 11 oktober 2021.
1.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verblijven sinds 21 juli 2021 op een woongroep van Parlan in [plaats] , waar zij begeleiding krijgen van ZIJN.
1.4.
De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een accommodatie zorgaanbieder 24uurs.
1.5.
De ouders hebben verzocht:
I. de GI te instrueren om een, door Parlan aan te bevelen / ondersteunde woonvorm voor de ouders en de kinderen te faciliteren, conform het advies van het CSG en dit ook, indien het college dit passend en juist acht, leidend te laten zijn boven de machtiging uithuisplaatsing. De ouders zijn bereid en hebben het eigen vermogen om desgewenst zelf in een beter hiertoe passende woning te voorzien;
II. de schriftelijke aanwijzing van de GI d.d. 2 september 2021, ondanks dat deze niet op schrift is gezet en deze niet deugdelijk is gemotiveerd, vervallen te verklaren;
III. primair, de GI te vervangen door bijvoorbeeld ’De Jeugd- en Gezinsbeschermers’, dan wel secundair te gebieden om een nieuwe jeugdbeschermer toe te wijzen aan het gezin, die vrij is van historie, als randvoorwaarde voor de kans op constructieve en succesvolle samenwerking met de ouders.
1.6.
De rechtbank wijst toe het verzoek van de GI om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] uit huis te plaatsen in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs voor de duur van de ondertoezichtstelling en overweegt hiertoe als volgt.
1.7.
Vast staat – en de ouders erkennen – dat alle vier de kinderen getraumatiseerd zijn en ernstige gedragsproblematiek vertonen. Bovendien staat vast dat de kinderen dringend behandeling nodig hebben. Alvorens behandeling kan starten, dient eerst diagnostiek plaats te vinden. Parlan is door de GI ingeschakeld om de diagnostiek uit te voeren. Parlan heeft getracht voortvarend te werk te gaan. Het traject loopt echter vertraging op, onder meer door het uitblijven van toestemming van de ouders om rapportages aan Parlan ter beschikking te stellen. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de ouders hiervoor alsnog hun toestemming verlenen, zodat Parlan kennis kan nemen van de rapportages en de visie van de ouders op de rapportages. De rechtbank benadrukt hierbij dat de noodzaak om deze toestemming te verlenen, zodat de rapportages verstrekt kunnen worden, los staat van beslissingen van de GI op andere gebieden, bijvoorbeeld op het gebied van de omgang. De rechtbank begrijpt dat dit lastig is voor de ouders, maar merkt op dat het belangrijk is dat de ouders zich blijven focussen op de hulpverlening van Parlan in het belang van de kinderen, los van de moeilijkheden in de communicatie en het gebrek aan vertrouwen tussen de ouders en de GI. De ouders hebben ter zitting naar voren gebracht dat zij vertrouwen hebben in Parlan en dat de communicatie tussen de ouders en Parlan goed verloopt.
De rechtbank zal het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing gezien de complexe problematiek toewijzen voor de verzochte duur, te weten tot het einde van de ondertoezichtstelling. De rechtbank betrekt hierbij dat de GI ter zitting heeft toegezegd het advies van Parlan met betrekking tot het behandeltraject te zullen volgen, ook als dat zal inhouden dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer, dan wel op een andere wijze, ten uitvoer dient te worden gelegd.
1.8.
De rechtbank wijst af het verzoek van de ouders om de GI te instrueren om een, door Parlan aan te bevelen / ondersteunde woonvorm voor de ouders en de kinderen te faciliteren, conform het advies van het CSG en dit ook, indien het college dit passend en juist acht, leidend te laten zijn boven de machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank overweegt hiertoe dat de diagnostiek en behandeling van Parlan eerst haar beslag dient te krijgen, voordat duidelijk kan worden of de machtiging tot uithuisplaatsing op andere wijze ten uitvoer dient te worden gelegd.
1.9.
De rechtbank wijst voorts af het verzoek van de ouders om de schriftelijke aanwijzing van de GI d.d. 2 september 2021, ondanks dat deze niet op schrift is gezet en deze niet deugdelijk is gemotiveerd, vervallen te verklaren, omdat de schriftelijke aanwijzing door het stoppen van de begeleide omgang door ZIJN achterhaald is. De omgang dient opnieuw te worden bezien.
1.10.
De rechtbank wijst af het verzoek van de ouders om primair de GI te vervangen door bijvoorbeeld ’De Jeugd- en Gezinsbeschermers’, dan wel secundair te gebieden om een nieuwe jeugdbeschermer toe te wijzen aan het gezin, die vrij is van historie. De rechtbank acht het verzoek in strijd met de goede procesorde. Het verzoek is pas de ochtend voor de zitting ingediend en de GI heeft het verzoek voorafgaand aan de zitting niet kunnen lezen. Wel wijst de rechtbank erop dat een goede samenwerking tussen de GI en de ouders van essentieel belang is voor het van de grond krijgen van de hulpverlening voor de kinderen. Dit vergt van alle betrokkenen, dus zowel van de ouders als van de GI, doorzettingsvermogen en geduld.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs tot uiterlijk 11 april 2022;
2.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
De voorzitter deelt mede dat een afschrift van het bovenstaande zo spoedig mogelijk volgt en sluit de zitting.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat conform artikel 30p lid 4 Rv. is ondertekend door de voorzitter.
mr. W.P. van der Haak,
voorzitter, tevens kinderrechter