ECLI:NL:RBNHO:2021:8953

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
C/15/315507 / FA RK 21-1940
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot adoptie van meerderjarig kind ondanks instemming betrokkenen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 oktober 2021 een verzoek tot adoptie van een meerderjarig kind afgewezen. De pleegouders, die sinds de geboorte van [meederjarige] voor haar zorgden, stelden dat er zeer bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat het verzoek tot adoptie, ondanks de meerderjarigheid van [meederjarige], zou worden ingewilligd. De rechtbank oordeelde echter dat de wettelijke vereiste van minderjarigheid, zoals vastgelegd in artikel 1:228 van het Burgerlijk Wetboek, niet was voldaan. De pleegouders hadden niet voldoende onderbouwd dat er sprake was van zeer bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat het recht op adoptie niet behoort tot de door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) beschermde rechten en dat een weigering van adoptie in beginsel niet in strijd is met artikel 8 EVRM, dat het gezins- en familieleven beschermt. De rechtbank concludeerde dat de pleegouders en [meederjarige] bewust hadden gewacht met het indienen van het verzoek en dat de emotionele redenen die zij aanvoerden niet voldoende waren om de dwingende voorwaarde van minderjarigheid te omzeilen. De rechtbank wees het verzoek af, waarbij werd opgemerkt dat de afwijzing geen ongeoorloofde inbreuk op het recht op familie- en gezinsleven met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
adoptie
zaak-/rekestnr.: C/15/315507 / FA RK 21-1940
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 1 oktober 2021
in de zaak van:
[de pleegvader]en
[de pleegmoeder] ,
beiden wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna mede te noemen: de pleegouders,
advocaat mr. G.E. Helder, kantoorhoudende te Bovenkarspel.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de vader,
[meederjarige],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna mede te noemen: [meederjarige] .

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de pleegouders van 16 april 2021 ingekomen op 19 april 2021;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de pleegouders van 20 augustus 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 13 september 2021 in aanwezigheid van:
  • de pleegouders, bijgestaan door mr. G.E. Helder;
  • de moeder, bijgestaan door haar persoonlijke begeleider van Odion [persoonlijk begeleider] en de curator van Stichting Humanitas Inkomensbeheer, [curator] ;
  • [meederjarige] en haar partner, [partner] .
1.3.
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. Feiten en omstandigheden
2.1.
Uit het huwelijk van de vader en de moeder is op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] de inmiddels meerderjarige [meederjarige] geboren.
2.2.
Enkele maanden na haar geboorte is [meederjarige] in het gezin van de pleegouders geplaatst.
2.3.
Bij beschikking van het kantongerecht te Amsterdam van 12 februari 1998 is de William Schrikker Stichting ontslagen als voogdes over [meederjarige] en is de pleegmoeder als voogdes benoemd.
2.4.
De pleegouders zijn met elkaar gehuwd op [datum] in [plaats] , gemeente [gemeente] .
2.5.
Uit hun huwelijk zijn geboren de thans meerderjarige kinderen [meerderjarige kinderen] :
  • [meederjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
  • [meederjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
  • [meederjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
  • [meederjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
2.6.
Sinds 3 juli 2014 is curatele ingesteld over de moeder.
2.7.
Op het moment van indiening van het verzoekschrift was [meederjarige] zwanger. Op [geboortedatum] is haar zoon, [zoon] , geboren.

3.Verzoek

3.1.
Het verzoek van de pleegouders strekt tot de adoptie van [meederjarige] .
3.2.
De pleegouders hebben ter onderbouwing van hun verzoek gesteld dat aan de voorwaarden voor adoptie is voldaan, met uitzondering van de voorwaarde dat het kind minderjarig is. [meederjarige] is meerderjarig. De pleegouders zijn van mening dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die maken dat afwijzing van het verzoek tot adoptie enkel vanwege de meerderjarigheid van [meederjarige] een ongeoorloofde inbreuk op het gezins- en familieleven met zich zou brengen.
3.3.
Zij stellen daartoe dat [meederjarige] op 22 september 1992 in hun gezin is geplaatst, derhalve sinds zij drie maanden oud was, en dat zij als volwaardig lid van het gezin is aan te merken. Ook de biologische kinderen van de pleegouders ervaren dat zo. Het is passend dat [meederjarige] ook in juridische zin deel zal uitmaken van het gezin. Daarnaast achten de pleegouders het wenselijk dat zij ook juridisch de rol van grootouders kunnen vervullen ten opzichte van het kind van [meederjarige] . Een derde bijzondere omstandigheid is dat de moeder met de adoptie instemt en daarmee het belang van haar kind en kleinkind centraal stelt, aldus de pleegouders.
3.4.
De moeder heeft (schriftelijk en ter zitting) verklaard dat zij geen bezwaar heeft tegen het verzoek van de pleegouders, omdat [meederjarige] haar hele leven al bij de pleegouders woont. De curator heeft gesteld dat zij het verzoek met de moeder heeft besproken en dat zij de verklaring van moeder onderschrijft.

4.Beoordeling

4.1.
Het betreft hier een Nederlandse adoptie. Derhalve is het bepaalde in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing.
4.2.
Ingevolge artikel 1:228, lid 1 sub a BW is een voorwaarde voor adoptie dat het kind op de dag van het verzoek minderjarig was. Het staat vast dat [meederjarige] ten tijde van indiening van het verzoekschrift op 19 april 2021 (ruimschoots) meerderjarig was. Dit betekent dat niet is voldaan aan de in artikel 1:228 lid 1 onder a BW gestelde voorwaarde.. Die bepaling is van dwingend recht, zodat adoptie in dit geval in beginsel is uitgesloten.
4.3.
De pleegouders hebben gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de adoptie, ondanks de meerderjarigheid van [meederjarige] , wordt uitgesproken. Zij beroepen zich daarbij op artikel 8 van het EVRM. Dit artikel beschermt het gezins- en familieleven (het recht op ‘family life’).
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat het recht op adoptie als zodanig niet behoort tot één van de door het EVRM beschermde rechten. Dat een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch gezinsverband is op zichzelf niet in strijd met artikel 8 EVRM. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is wanneer niet wordt voldaan aan de in de nationale wetgeving gestelde voorwaarden, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life. Een weigering een adoptie toe te staan kan dan ook slechts onder bijzondere omstandigheden een inbreuk opleveren op de door artikel 8 EVRM beschermde rechten. In dat geval moet sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke (nationale) bepaling rechtvaardigen. Daarnaast moet de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek verschoonbaar zijn.
4.5.
Uit hetgeen betrokkenen tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard, leidt de rechtbank af dat de pleegouders en [meederjarige] bewust de keuze hebben gemaakt nu pas een verzoek tot adoptie te doen. De pleegouders hebben [meederjarige] de ruimte gegeven om haar eigen pad te volgen. [meederjarige] heeft nu pas de wens kenbaar gemaakt om formeel deel uit te maken van het gezin van haar pleegouders. De pleegouders staan achter deze wens, mede om gelijkheid tussen hun biologische kinderen en [meederjarige] te bewerkstelligen. Een testament waarin de toekomstige erfrechtelijke kwesties worden geregeld, levert niet de gewenste gelijkheid op. De pleegouders en [meederjarige] hebben altijd een goede band met elkaar gehad, maar zij wilden afwachten hoe dit zich zou ontwikkelen nadat [meederjarige] meerderjarig werd.
4.6.
De rechtbank begrijpt dat de pleegouders en [meederjarige] om emotionele redenen de wens hebben om hun band te formaliseren. Dat de moeder en de biologische kinderen van de pleegouders deze wens ondersteunen, getuigt daarnaast van veel liefde voor [meederjarige] . De rechtbank is evenwel van oordeel dat de pleegouders met het bovenstaande onvoldoende hebben onderbouwd dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan voorbij moet worden gegaan aan de (dwingende) voorwaarde van minderjarigheid. Dat [meederjarige] al bijna haar hele leven onderdeel vormt van het gezin van de pleegouders is niet als een zodanige omstandigheid aan te merken, evenmin als de wens dat de pleegvader de juridische grootvader van [zoon] wordt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de pleegouders en [meederjarige] tijdens de mondelinge behandeling hebben bevestigd dat hun band hetzelfde zal blijven, ook indien het verzoek tot adoptie zal worden afgewezen. Afwijzing van dit verzoek leidt dan ook niet tot een ongeoorloofde inbreuk op het recht van het familie- en gezinsleven.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin sprake van een verschoonbare overschrijding van de termijn, nu de enkele omstandigheid dat betrokkenen wilden afwachten hoe hun onderlinge relatie zich zou ontwikkelen, niet rechtvaardigt dat zij ruim tien jaar hebben gewacht met het indienen van het onderhavige verzoek. Dit laat onverlet dat ook dit gebaar van de pleegouders richting [meederjarige] blijk geeft van de warme band die zij met elkaar hebben.
4.8.
Het bovenstaande leidt ertoe dat het verzoek zal worden afgewezen.

5.Beslissing

5.1. wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, voorzitter, en mr. J.L. Roubos en
mr. R.M. van Diepen, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van T. Jelierse als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.