Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1]
[gedaagde 2] , vennoot van gedaagde sub 1
[gedaagde 3] , vennoot van gedaagde sub 1
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele zaak vordert eiser schadevergoeding van gedaagden voor schade die is ontstaan door werkzaamheden die gedaagden hebben uitgevoerd. Gedaagden hebben echter een incidentele vordering ingediend waarin zij stellen dat eiser niet bevoegd is om de vordering zelfstandig in te stellen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden gelijk hebben en verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vordering. Dit betekent dat de vordering in de hoofdzaak ook wordt afgewezen. De kantonrechter wijst erop dat de vordering van eiser betrekking heeft op schade aan een woning die valt binnen de huwelijkse gemeenschap, en dat volgens de wet (artikel 3:170 BW) de vordering alleen gezamenlijk door de deelgenoten kan worden ingesteld. Eiser heeft niet aangetoond dat hij de vordering namens alle deelgenoten heeft ingesteld, waardoor de kantonrechter geen andere keuze heeft dan eiser niet-ontvankelijk te verklaren. Eiser wordt ook veroordeeld in de proceskosten van zowel de hoofdzaak als het incident.