ECLI:NL:RBNHO:2021:9039

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
8252023 \ CV EXPL 20-134
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering van zijn vlucht van Amsterdam Schiphol naar Frankfurt op 27 mei 2018. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk zware onweersbuien en beperkte capaciteit op de luchthaven Frankfurt. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de annulering van de vlucht te wijten was aan deze buitengewone omstandigheden, waardoor de compensatieplicht niet van toepassing was. De rechter wees de vordering van de passagier af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat annuleringen het gevolg zijn van omstandigheden buiten hun controle om vrijstelling van compensatie te verkrijgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8252023 \ CV EXPL 20-134
Uitspraakdatum: 13 oktober 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde Claimingo
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) onder andere kantoor houdende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 25 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier is nog in de gelegenheid gesteld om een akte nemen maar heeft hiervan afgezien.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Frankfurt (Duitsland) en Ethiopian Airlines van Frankfurt via Addis Ababa (Ethiopië) naar Entebbe (Uganda) op 27 en 28 mei 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt (hierna: de vlucht), met vluchtnummer LH999 is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 augustus 2018, althans vanaf 24 augustus 2018, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 108,90 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht is geannuleerd in verband met buitengewone omstandigheden, te weten zware onweersbuien in het Duitse luchtruim en de door de luchtverkeersleiding beperkte capaciteit van de luchthaven Frankfurt, met daaropvolgende nieuwe slottijden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder betoogt dat op 27 mei 2018 sprake was van slecht weer te Frankfurt, zowel in de middag- als avonduren waren er onweer(sbuien) en regen(buien). Hierdoor was het niet mogelijk om alle vluchten, vanwege de beperkte capaciteit van de luchthaven, met eindbestemming Frankfurt uit te voeren. De luchtverkeersleiding heeft in eerste instantie het oorspronkelijke slot van 17:45 uur UTC vervangen voor een slot van 19:19 uur UTC en vervolgens voor een slot van 19:08 uur UTC, vanwege vertragingscode 81 (ATFM due to ATC EN-Route DEMAND/CAPACITY), zijnde door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen. Rond 17:30 uur UTC/19:30 uur lokale tijd is op grond van de ernstige slot-vertragingen inzake vluchten van en naar Frankfurt besloten om een aantal vluchten (waaronder vlucht LH999) te annuleren. Zelfs indien de vlucht om 19:08 uur UTC was uitgevoerd, hetgeen niet zeker was, dan zou de vlucht om 22:15 uur lokale tijd in Frankfurt zijn aangekomen en zou de passagier, gelet op de vertraging van 80 minuten de aansluitende vlucht hebben gemist. Ten aanzien van de passagier maakt het dan ook niet uit dat de vlucht is geannuleerd dan wel dat de vlucht met vertraging zou zijn uitgevoerd. In beide gevallen zou de passagier volgens de vervoerder de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagier is vervolgens omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht op 28 mei 2018. Dat zou niet anders zijn geweest indien de passagier op 27 mei 2018 nog wel in Frankfurt was aangekomen, aldus nog steeds de vervoerder.
5.4.
De kantonrechter gaat voorbij aan de discussie tussen partijen of sprake was van slechte weersomstandigheden, aangezien de vervoerder aan de hand van het vluchtrapport en ‘slot history’ voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat luchtverkeersbeheer het oorspronkelijk slot van de vlucht heeft ingetrokken en meerdere malen een nieuw slot heeft opgelegd, vanwege de weersomstandigheden. Het is uitdrukkelijk de taak van de luchtverkeersleiding om deze beslissing te nemen. Het is niet aan de kantonrechter om te toetsen of de luchtverkeersleiding hiertoe de juiste beslissing heeft genomen. Het opleggen van een nieuw slot door de luchtverkeersleiding kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening. Een nieuw slot opgelegd door luchtverkeersbeheer is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De vervoerder dient immers altijd een door luchtverkeersbeheer afgegeven slot op te volgen. Het betreft dan ook een buitengewone omstandigheid. Niet uitgesloten is echter dat luchtverkeersbeheer na het opleggen van een slot met een latere vertrektijd, een slot kan opleggen met een eerdere vertrektijd. De kantonrechter is van oordeel dat van Lufthansa in het onderhavige geval waarbij het vooruitzicht 48 minuten voor de oorspronkelijke vertrektijd was dat de vlucht met een vertraging van 83 minuten moest worden uitgevoerd, niet gehouden is te wachten op een mogelijke nieuwe slottijd met een eerdere vertrektijd. Daarbij speelt ook (in minder mate) mee dat als onweersproken vast staat dat de passagier op het moment van annuleren, ook bij de vertraging op dat moment dan wel bij een substantiële verbetering, de aansluitende vlucht niet meer kon halen.
5.5.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft de stelling van de passagier dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen door de vlucht te annuleren in plaats van met vertraging uit te voeren, gemotiveerd weerlegd. Ten aanzien van de onderhavige passagier had een vertraagde uitvoering van de vlucht immers niet tot een ander resultaat geleid omdat de passagier de aansluitende vlucht zou hebben gemist. Evenmin is weersproken dat de passagier is ongeboekt naar de eerstvolgende vlucht(en) naar de eindbestemming met plaats op 28 mei 2019, hetgeen ook zou zijn gebeurd als de passagier - met vertraging - in Frankfurt was aangekomen. Van de vervoerder kon niet meer worden verwacht. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter