ECLI:NL:RBNHO:2021:9040

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
8863431 \ CV FORM 20-9446
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek van passagier na vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TAP - Air Portugal. De passagier, die vanuit Amsterdam naar Recife (Brazilië) wilde vliegen, heeft een verzoek ingediend tot compensatie vanwege een vertraging van meer dan drie uur. De vertraging was het gevolg van een nieuw slot dat door de luchtverkeersleiding was opgelegd vanwege slechte weersomstandigheden in Lissabon. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder en claimde een bedrag van € 600,00, alsook buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

De vervoerder betwistte de claim en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die niet konden worden voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming was aangekomen. De rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen, omdat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in deze procedure. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8863431 \ CV FORM 20-9446
Uitspraakdatum: 6 oktober 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier], wonende te [woonplaats] (Brazilië)
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TAP - Air Portugal,
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. P.C.X. de Leede en E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 6 november 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 29 januari 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Lisboa Airport, Lissabon naar Guararapes International Airport, Recife (Brazilië) op 11 november 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Lissabon (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50, subsidiair € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 december 2018;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Hij voert aan dat de het vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vertraging werd veroorzaakt door een besluit van het luchtverkeersbeheer, te weten slotrestricties vanwege de (voorspelde) slechte weersomstandigheden te Lissabon.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier heeft de passagier aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008, dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen, dat zij de buitengewone omstandigheden, die tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden, zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personele middelen kennelijk niet had kunnen vermijden, behoudens als zij op het relevante tijdstip uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming onaanvaardbare offers had gebracht.
4.4.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat een nieuw slot opgelegd door de luchtverkeersleiding een buitengewone omstandigheid kan vormen. Daarbij is van belang dat een luchtvaartmaatschappij bij het opleggen van een slot niet de mogelijkheid heeft om zelf te beslissen dat het betreffende vliegtuig eerder vertrekt. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft de vervoerder het vluchtrapport van de vlucht, de ‘Slot Allocation Message (SAM)’ en ‘Slot Relocation Messages (SRM)’ overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat het toestel tijdig gereed stond voor vertrek, maar meerdere malen een nieuw slot opgelegd kreeg vanwege de weersomstandigheden op de luchthaven van bestemming, waarna het toestel met een vertraging van 33 minuten is vertrokken. De passagier stelt nog dat geen sprake was van een langdurige vertraging in de zin van de Verordening door het intrekken van het slot aangezien de vertraging minder dan drie uur was. De kantonrechter overweegt dat het missen van de vlucht naar Recife een direct gevolg is van het intrekken van het oorspronkelijke slot en het opleggen van een nieuw - later - slot door de luchtverkeersleiding. Indien het oorspronkelijke slot niet door de luchtverkeersleiding was ingetrokken zou de passagier immers tijdig in Lissabon zijn aangekomen. Niet in geschil is dat de passagier met een langdurige vertraging op de eindbestemming is aangekomen De genoemde omstandigheden zijn dan ook aan te merken als buitengewone omstandigheden.
4.6.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken, zonder dat hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de minimale overstaptijd op de luchthaven van Lissabon voor de onderhavige vlucht 45 minuten beloopt. Niet in geschil is dat de passagier een overstaptijd van 50 minuten had. Dit houdt in dat de passagier een buffer had van 5 minuten om de aansluitende vlucht te halen, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd omdat in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. De vervoerder heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid 33 minuten was, waarna de passagier met een vertraging van 57 minuten te Lissabon is aangekomen, zodat de passagier, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen. De vervoerder voert aan dat hij de passagier heeft omgeboekt op de eerstvolgende vlucht. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet meer van de vervoerder kon worden verwacht. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open