ECLI:NL:RBNHO:2021:9042

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
7221350 \ CV EXPL 18-8153
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de juridische status van boekingsbevestigingen

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff van EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen TUI Airlines Nederland B.V. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Diagoras Airport, Rhodos op 23 juli 2016. De passagiers vorderden een bedrag van € 1.600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertraging. De vervoerder, TUI Airlines, betwistte de vordering en stelde dat de passagiers geen recht hadden op compensatie omdat de vlucht met minder dan drie uur vertraging was aangekomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de feiten van de zaak beoordeeld. De passagiers stelden dat zij op basis van hun boekingsbevestiging recht hadden op compensatie, maar de vervoerder voerde aan dat de boekingsbevestiging voor de pakketreis niet gelijkgesteld kan worden aan een boekingsbevestiging voor de vlucht zelf. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat zij een bevestigde boeking hadden voor de vlucht met de geplande aankomsttijd van 11:15 uur. De vervoerder had immers aangetoond dat de vlucht met een vertraging van minder dan drie uur was aangekomen, wat hen vrijstelde van compensatieverplichtingen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 6 oktober 2021 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7221350 \ CV EXPL 18-8153
Uitspraakdatum: 6 oktober 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[passagier sub 1], pro se en in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[minderjarige],
[passagier sub 2]
[passagier sub 3]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUI Airlines Nederland B.V.
gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 juni 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Diagoras Airport, Rhodos (Griekenland) op 23 juli 2016.
2.2.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met vertraging.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.4.
Passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kind te voeren.
3.
De vordering
3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 290,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat zij volgens de overeenkomst op zaterdag 23 juli 2016 om 06:15 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht OR 285 zouden vertrekken om vervolgens om 11:15 uur lokale tijd in Rhodos aan te komen. Uiteindelijk zijn de passagiers om 15:33 uur lokale tijd vertrokken met vlucht OR 285 en om 20:22 uur lokale tijd, met een vertraging van 9 uur en 7 minuten, in Rhodos aangekomen. De vervoerder is vanwege de vertraging van de vlucht gehouden de passagiers te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat uit het vliegticket van de passagiers volgt dat zij om 20:30 uur lokale tijd zouden aankomen in Rhodos. Het toestel is om 22:15 uur lokale tijd, met een vertraging van minder dan drie uur te Rhodos gearriveerd. De passagiers hebben dan ook geen recht op compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De passagiers hebben ter onderbouwing van hun stelling een boekingsbevestiging van de geboekte pakketreis, waarop staat dat zij om 11:15 uur lokale tijd in Rhodos zouden aankomen en het vliegticket waarop staat dat zij om 20:30 uur lokale tijd in Rhodos zouden aankomen overgelegd. De vervoerder heeft hiertegenover aangevoerd dat de reisagent/vertegenwoordiger van de passagiers de passagiers erop heeft gewezen dat de in de boekingsvestiging genoemde vluchttijden nog niet vast stonden en onder voorbehoud waren en dat de definitieve vluchttijden op een later moment bekend zouden worden gemaakt. De vluchttijden van de vervoerder stonden volgens de vervoerder nog niet vast. De boekingsbevestiging voor de vlucht, het e-ticket, is ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet opgemaakt en afgegeven. De agent van de passagiers kon dan ook geen vluchttijden garanderen, aldus de vervoerder. De reisorganisator heeft vervolgens voor de passagiers op 2 juli 2016 stoelen geboekt voor vlucht OR 285 met aankomsttijd 20:30 uur lokale tijd. Het e-ticket is vervolgens dezelfde dag (drie weken voor de vlucht) aan de vertegenwoordiger van de passagiers, VakantieXperts, toegezonden. Van een schemawijziging (van de vlucht) is geen sprake, aldus nog steeds de vervoerder.
5.3.
De kantonrechter overweegt dat een boekingsbevestiging voor een pakketreisovereenkomst niet hetzelfde is als een boekingsbevestiging voor een vliegreis. Gelet op het gemotiveerde verweer van de vervoerder, had het op de weg van de passagiers gelegen om hun stelling nader te onderbouwen. De Verordening definieert een boeking als volgt
“het feit dat de passagier een ticket heeft of een ander bewijs dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator”.De overgelegde boekingsbevestiging voor de pakketreisovereenkomst geboekt bij VakantieXperts is hiervoor onvoldoende. Onweersproken is immers dat de boeking voor het vliegticket ten tijde van het aangaan van de pakketreis nog niet was opgemaakt en afgegeven, zodat niet is vast komen te staan dat de passagiers op enig moment over een bevestigde boeking beschikten voor vlucht OR 285, met geplande aankomsttijd 11:15 uur lokale tijd. Niet in geschil is dat vlucht OR 285 met geplande aankomsttijd 20:30 uur lokale tijd, met een vertraging van minder dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. De vordering tot compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter