In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen TUI Nederland N.V. wegens compensatie voor passagiers die vertraging hebben opgelopen tijdens hun vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Punta Cana op 26 maart 2018. Flightright stelt dat de passagiers recht hebben op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vordering bedraagt € 2.070,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
TUI betwist de vordering en voert aan dat niet is aangetoond dat de passagiers hun vorderingsrecht hebben overgedragen aan Flightright. TUI stelt dat zij geen luchtvaartmaatschappij is, maar een reisorganisator, en dat de Verordening niet van toepassing is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Flightright niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij geen bewijs heeft geleverd van de overdracht van het vorderingsrecht door de passagiers. De proceskosten worden toegewezen aan TUI, aangezien Flightright niet-ontvankelijk is verklaard.
De kantonrechter heeft in zijn beslissing Flightright niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan TUI. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2021.