4.1.[eiser] vordert – na eiswijziging – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Vorderingen met betrekking tot het pand
Primair
I. [gedaagde] te veroordelen het Pand onmiddellijk na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden, met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen;
Subsidiair
II. [gedaagde] te veroordelen om al hetgeen te doen dat nodig is voor [eiser] om tot de verkoop van het Pand over te kunnen gaan, zoals, maar niet beperkt tot, het dulden dat makelaars taxateurs, deskundigen en belangstellenden het Pand betreden voor bezichtigingen en andere verkoop gerelateerde activiteiten;
Meer subsidiair
III. [gedaagde] te veroordelen te dulden dat makelaars, taxateurs, deskundigen en belangstellenden het Pand betreden voor bezichtigingen en inspecties;
het voorgaande zowel subsidiair als meer subsidiair onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag of dagdeel dat het te wijzen vonnis niet (volledig) wordt nageleefd, tot een maximum van €100.000,00;
Geldvorderingen
Primair
IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis van een voorschot van € 90.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, in verband met achterstallige huurpenningen dan wel schadevergoeding over de periode van 15 november 2006 tot en met 30 september 2021, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening:
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.500,00, althans
€ 1.500,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag vanaf 1 september 2020 dan wel datum dagvaarding voor iedere betaalperiode (van één maand) tot de dag van de ontruiming zal zijn ingetreden, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande de dag van opeisbaarheid van de huurtermijnen dan wel gebruiksvergoedingen tot aan de dag der algehele voldoening;
Zowel met betrekking tot de vorderingen ter zake het Pand als de geldvordering, primair dan wel subsidiair:
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke kosten van € 1.675,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening van de buitengerechtelijke kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
VII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de proceskosten, te
vermeerderen met de nakosten ten belope van € 163,00 zonder betekening, dan wel € 248,00 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.