In deze zaak heeft de passagier de vervoerder, Pegasus Hava Tașimaciliği A.S., gedagvaard na een verstekvonnis van 27 november 2019, waarbij de vervoerder was veroordeeld tot betaling van compensatie wegens vertraging. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Istanbul en aansluitend naar Athene, maar was niet op de vlucht verschenen. De vervoerder kwam in verzet tegen het verstekvonnis, stellende dat de passagier zich niet tijdig bij de incheckbalie had gemeld, wat zou kwalificeren als een 'no-show'. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig was ingesteld, omdat de vervoerder pas op 21 september 2020 op de hoogte was van het verstekvonnis. De rechter oordeelde dat de passagier niet aan de voorwaarden van de Verordening (EG) nr. 261/2004 voldeed, omdat zij niet tijdig bij de incheckbalie was verschenen. Hierdoor was de Verordening niet van toepassing en werd het verstekvonnis vernietigd. De oorspronkelijke vordering van de passagier werd afgewezen en de passagier werd veroordeeld in de proceskosten.