In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en American Airlines INC. De passagier had een vordering ingesteld wegens een vertraging van meer dan drie uur van haar vlucht van Amsterdam naar Charlotte (VS) op 25 november 2018. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, American Airlines, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een blikseminslag die had plaatsgevonden tijdens de voorafgaande vlucht. De vervoerder stelde dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken, waaronder het inschakelen van engineers voor een verplichte inspectie van het toestel na de blikseminslag.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder inderdaad had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. De rechter wees de vordering van de passagier af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om adequaat te reageren op onvoorziene omstandigheden en de rol van de rechter in het beoordelen van de redelijkheid van de genomen maatregelen.