Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding (met producties 1 tot en met 5),
- de conclusie van antwoord (met producties 1 tot en met 4),
- het tussenvonnis van 19 mei 2021,
- het bericht namens de vrouw van 22 september 2021 (met productie 6), en
- de mondelinge behandeling op 30 september 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaat van de vrouw heeft gebruikt gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar eis gewijzigd.
2.Feiten
3.Het geschil
- primair om 350 gouden munten aan haar te geven of een bedrag van € 295.522,50 dat gelijk is aan de waarde in euro’s van 350 gouden munten,
- subsidiair, als de man naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vermogend is, om 150 gouden munten aan haar te geven of een bedrag van € 126.652,50 dat gelijk is aan de waarde in euro’s van 150 gouden munten en 200 gouden munten aan haar te geven in een termijn van tenminste één gouden munt per jaar of een bedrag van € 168.870,- dat gelijk is aan de waarde in euro’s van 200 gouden munten, en
- (zowel primair als subsidiair) in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.De beoordeling
(…) driehonderdenvijftig Bahar Azadi gouden muntstukken, waarvan hondervijftig stukken op aanvraag en de restante tweehonderd, indien vermogend aan de echtgenote dient te verstrekken”.
recht op een bruidsgave van 110 goudstukken maar (dient) over hogere bedragen (…)te worden geprocedeerd. Is de man niet in staat om het bedrag te voldoen dan kan worden voorzien in een aflossingsregeling op basis van betalingstermijnen.” Dit omdat de Iraanse wetgever heeft beoogd
“een evenwicht te bereiken tussen de financiële belangen van de vrouw in het kader van het waarborgen van voldoende financiële zekerheid na ontbinding van het huwelijk, terwijl de draagkracht van de man in zoverre meer moet worden meegewogen dat wanneer de hoogte van de bruidsgave hoger lijkt dan 110 (…) goudstukken, een juridische procedure verplicht is en dat over het surplus (boven de 110 bahar azadi goudstukken) een afwijkende beslissing kan worden genomen waarbij rekening wordt gehouden met de draagkracht en het vermogen van de man.”