In deze zaak heeft Claimingo B.V. een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor passagiers die een vlucht van Amsterdam naar Hurghada op 24 maart 2018 hadden geboekt, maar wiens vlucht werd geannuleerd. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers rechten biedt bij annuleringen. Claimingo stelt dat de passagiers niet tijdig, dat wil zeggen ten minste twee weken voor de geplande vertrektijd, zijn geïnformeerd over de annulering. De vervoerder, Corendon, betwist dit en stelt dat de passagiers op 9 maart 2018 zijn geïnformeerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewijslast voor het tijdig informeren van de passagiers bij de vervoerder ligt. Na beoordeling van de overgelegde stukken, waaronder e-mails van Claimingo, concludeert de kantonrechter dat de passagiers pas op 15 maart 2018 op de hoogte zijn gesteld van de annulering. De vervoerder heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de passagiers eerder zijn geïnformeerd. Daarom wordt de vordering van Claimingo tot betaling van compensatie toegewezen, evenals de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.417,80 aan Claimingo, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.