ECLI:NL:RBNHO:2021:9923

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
C/15/314653 / HA ZA 21-168
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de wijze van verdeling van sieraden na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om de verdeling van sieraden na een echtscheiding tussen partijen, die op 22 april 2014 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De echtscheiding werd op 8 augustus 2018 uitgesproken en op 10 januari 2019 ontbonden. De man vordert dat de rechtbank de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vaststelt, waarbij hij stelt dat de vrouw zich alle goud en sieraden uit een gezamenlijke kluis heeft toegeëigend, met een totale waarde van € 26.600. De vrouw betwist dit en stelt dat er al afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de gemeenschap.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet heeft kunnen bewijzen dat de sieraden nog aanwezig waren in de kluis op de peildatum van 30 januari 2018. De primaire vordering van de man om de verdeling vast te stellen op de door hem gevorderde wijze is daarom niet toewijsbaar. Subsidiair heeft de man gevorderd dat de rechtbank de huwelijksgoederengemeenschap zal verdelen, maar deze vordering is te onbepaald en kan niet worden toegewezen. De rechtbank heeft echter wel aanleiding gezien om de wijze van verdeling vast te stellen, waarbij partijen de sieraden moeten verdelen of de waarde moeten vaststellen en de opbrengst gelijkelijk moeten delen als de sieraden worden verkocht.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is op 10 november 2021 uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [plaats]
zaaknummer / rolnummer: C/15/314653 / HA ZA 21-168
Vonnis van 10 november 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. D.M. Coskun te Uitgeest,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. S. Akkas te [plaats].
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 juli 2021
  • de mondelinge behandeling van 8 oktober 2021 en de door de griffier van die zitting bijgehouden aantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 22 april 2014 gehuwd te [plaats]. Zij waren gehuwd in gemeenschap van goederen. Op 8 augustus 2018 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Het huwelijk is op 10 januari 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (I) primair de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap als volgt zal vaststellen:
zal bepalen dat als peildatum voor de waardering van de huwelijksgemeenschap het tijdstip van verdeling geldt;
de waarde van het goud zal vaststellen op basis van de door de man in de dagvaarding genoemde aantallen;
zal bepalen dat het goud wordt toegescheiden aan de man met bepaling dat de man gehouden is de helft van de waarde van het goud ad € 13.300,- aan de vrouw te vergoeden;
zal bepalen dat de vrouw het goud binnen zeven dagen na de datum van het vonnis aan de man zal overhandigen, op straffe van een dwangsom;
(II) subsidiair de huwelijksgoederengemeenschap zal verdelen op een wijze als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
(III) de vrouw zal veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat sprake is van een onverdeelde gemeenschap. Hij stelt dat van hem niet gevergd kan worden langer in die onverdeeld te blijven. Hij voert aan dat de vrouw zich alle goud en sieraden uit een kluis van partijen heeft toegeëigend, welk goud en sieraden een waarde vertegenwoordigen van € 26.600,-- en dat partijen ieder voor de helft gerechtigd zijn tot die sieraden dan wel de waarde.
3.3.
De vrouw voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat partijen hun huwelijksgemeenschap al in onderling overleg hebben verdeeld maar dat het standpunt van de man is gewijzigd en dat hij op de eerder gemaakte afspraken (alimentatie, omgang en verdeling) is teruggekomen. Zij wijst er op dat de bruiloft al op 7 december 2013 heeft plaatsgevonden en dat officiële huwelijk pas op 22 april 2014 heeft plaatsgevonden. Verder voert zij aan dat het traditie is dat het geld dat tijdens de bruiloft wordt geschonken aan de man toekomt en dat het goud dat tijdens de bruiloft wordt geschonken aan de vrouw toekomt. Zij stelt dat het goud dus al voor het officiële huwelijk aan haar was geschonken en daarom in feite niet toebehoort aan de gemeenschap tussen partijen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn op 22 april 2014 gehuwd in Nederland in algehele gemeenschap van goederen. Dat betekent dat de goederen die zij ieder voor het huwelijk bezaten vanaf dat moment onderdeel zijn gaan uitmaken van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen. Dit geldt dus ook voor geld (voor zover nog aanwezig) en sieraden verkregen tijdens het eerdere huwelijksfeest. Verder zijn tot die huwelijksgoederengemeenschap gaan behoren alle goederen die partijen tijdens het huwelijk hebben verkregen. Dit kan slechts anders zijn als goederen zijn verkregen op basis van een uitsluitingsclausule, maar niet is gesteld of gebleken dat die situatie zich heeft voorgedaan.
4.2.
De omvang van de huwelijksgoederengemeenschap wordt bij echtscheiding vastgesteld naar de omvang op de datum van het indienen van het verzoek tot echtscheiding. Dit verzoek is ingediend op 30 januari 2018 zodat die datum geldt als de peildatum voor de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap.
4.3.
De man heeft gesteld dat partijen op 21 december 2015 een kluis hadden gehuurd om hun goud veilig te bewaren en dat in de kluis de volgende gouden sieraden en munten aanwezig waren:
Soort goud
specificatie
aantal
Actuele waarde
armband
Burma Bilezik 300 gram
12
€ 13.500,-
Armband en ketting
set
Taki seti, 14 adet ceyrek altindan disi cerceveli set
1
€ 5.400,-
ketting
6’li ceyrek altindan gerdanlik
1
€ 1.150,-
armband
5’li ceyrek altindan bileklik
1
€ 950,-
oorbellen
Cift küpe ceyrek altindan
1
€ 300,-
Ring
Ceyrek altinli yüzük
1
€ 220,-
Munt
Besibirlik Resat altin
1
€ 1.650,-
Ring
Altin Yuzuk
4
€ 600,-
Armband
Bileklik (Künye)
1
€ 500,-
Munt
Tam Altin (100’lük)
1
€ 330,-
Munt
Ceyrek altin (30’lik)
16
€ 1.300,-
Ketting
Zincir, cerceve, ici yarim altin (60’lik)
1
€ 700,-
Totale waarde
€ 26.600
De man heeft verklaard dat uit de door hem als productie 5 overgelegde foto’s ook blijkt dat deze sieraden en munten zich in de kluis bevonden tijdens het huwelijk.
4.4.
De vrouw heeft erkend dat partijen een kluis gehuurd hadden tijdens het huwelijk om hun goud te bewaren. Zij heeft echter betwist dat alle door de man genoemde gouden sieraden en munten zich nog in de kluis bevonden op de peildatum. Zij heeft verklaard dat partijen eind december 2017 gezamenlijk naar de kluis zijn gegaan, dat haar toen is gebleken dat de man de kluis nagenoeg had leeggehaald en dat dit heeft gezorgd voor een vertrouwensbreuk die heeft geleid tot de echtscheiding.
Zij heeft verklaard dat zij op 17 januari 2018 nog alleen naar de kluis is gegaan en daar het laatste overgebleven goud heeft weggehaald. Dit ging volgens haar om 1 armband, 2 ringen, 2 armbanden van hun zoontje en een ketting. Zij heeft verklaard dat zij deze sieraden nog in haar bezit heeft.
4.5.
Gelet op de betwisting door de vrouw dat het door de man gespecificeerde goud nog aanwezig was in de kluis ten tijde van de echtscheiding, ligt het op de weg van de man om bewijs van zijn stelling te leveren dat het goud nog aanwezig was dan wel dat de vrouw het onder zich had op 30 januari 2018. Ter zitting van 8 oktober 2021 heeft de man uiteindelijk afgezien van het doen van een bewijsaanbod hieromtrent. Hij heeft gesteld dat het zijn woord is tegen dat van de vrouw en dat zijn standpunt reeds is weergegeven in de dagvaarding.
4.6.
Gelet op de betwisting door de vrouw is niet komen vast te staan dat het door de man gespecificeerde goud nog aanwezig was op de peildatum, noch dat dit goud door de vrouw is meegenomen en dat zij dat goud nog onder zich had op de peildatum.
De primaire vordering van de man om de verdeling vast te stellen op de door hem gevorderde wijze is daarom niet toewijsbaar.
4.7.
Subsidiair heeft de man gevorderd dat de rechtbank de huwelijksgoederengemeenschap zal verdelen. Deze vordering is te onbepaald en kan niet worden toegewezen. De rechtbank ziet wel aanleiding om, als het mindere dat in het meerdere besloten ligt, de wijze van verdeling vast te stellen in die zin dat partijen zullen worden veroordeeld om het goud waarvan de vrouw heeft verklaard dat zij dit onder zich heeft bij helfte te verdelen. Partijen dienen daarbij in onderling overleg te bepalen of zij de sieraden zullen verdelen zonder verrekening of dat zij de waarde van de sieraden zullen (laten) vaststellen, waarna de sieraden kunnen worden toegedeeld aan een van partijen onder de verplichting om de helft van die vastgestelde waarde van de toegedeelde sieraden aan de andere partij te vergoeden. Als geen van partijen de sieraden tegen vergoeding van de waarde toegedeeld wenst te krijgen, zullen deze moeten worden verkocht en zal de opbrengst tussen partijen gelijkelijk gedeeld moeten worden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de armbanden die bestemd zijn voor de zoon van partijen aan hem toebehoren en niet in de verdeling tussen partijen moeten worden meegenomen. De man heeft desgevraagd verklaard dat het zou gaan om 1 armband van de zoon, de vrouw heeft het over 2 armbanden van de zoon. Partijen kunnen zelf aan de hand van de aanwezige sieraden bepalen of het nu om 1 of om 2 armbanden gaat van de zoon van partijen.
4.8.
De gevorderde proceskostenveroordeling wordt afgewezen. Partijen zijn voormalig echtelieden en de rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel dat in dergelijke zaken de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt de wijze van verdeling als volgt vast:
  • bepaalt dat partijen de volgende gouden sieraden, waarvan de vrouw heeft gesteld dat zij deze onder zich heeft,
  • 1 armband
  • 2 ringen
  • 1 ketting
verdelen, hetzij door verdeling van de sieraden zonder verrekening, hetzij door het (laten) vaststellen van de waarde van deze sieraden, waarna de sieraden worden toegedeeld aan een van partijen onder de verplichting om de helft van die vastgestelde waarde van de toegedeelde sieraden te vergoeden aan de andere partij;
5.2.
bepaalt dat de sieraden moeten worden verkocht als geen van partijen de sieraden tegen vergoeding van de waarde toegedeeld wenst te krijgen en dat in dat geval de opbrengst tussen partijen gelijkelijk gedeeld moet worden;
5.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1155