ECLI:NL:RBNHO:2021:9971

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
8828043
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van energieleverancier en geschil over opzegkosten

In deze zaak heeft ENGIE Nederland Retail B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot onbetaalde facturen voor energieleveringen op twee adressen. De vordering betreft een bedrag van € 899,91, dat ENGIE vordert als restant van de openstaande facturen, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft de vordering gedeeltelijk betwist en een tegenvordering ingesteld van € 1.756,66, stellende dat ENGIE haar verplichtingen niet is nagekomen.

De kantonrechter heeft op 10 november 2021 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat de gedaagde de factuur voor de overeenkomst op het eerste adres moest betalen, omdat zij enkele voorschotten niet had voldaan. De vordering voor de tweede overeenkomst werd afgewezen, omdat niet vaststond dat de gedaagde de overeenkomst had opgezegd. De tegenvordering van de gedaagde werd eveneens afgewezen, omdat niet was aangetoond dat zij de gevorderde bedragen al had betaald. De kantonrechter heeft de vordering van ENGIE gedeeltelijk toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 273,17 en € 40,98 aan buitengerechtelijke incassokosten, terwijl iedere partij de eigen proceskosten moest dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8828043 \ CV EXPL 20-8714
Uitspraakdatum: 10 november 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENGIE Nederland Retail B.V.
gevestigd te Zwolle
eiseres
verder te noemen: ENGIE
gemachtigde: B. Boos (Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V.)
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
ENGIE heeft bij dagvaarding van 01 oktober 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. ENGIE heeft vervolgens nog schriftelijk op de tegenvordering gereageerd.
1.2.
Op 13 september 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De zaak in het kort

In deze zaak staat de vraag centraal of [gedaagde] (het restant van) volgens ENGIE onbetaalde facturen die zien op energieleveringen op twee verschillende adressen ( [adres 1] en [adres 2] ), nog moet voldoen. [gedaagde] moet de factuur voor de overeenkomst [adres 1] nog betalen omdat zij enkele voorschotten niet had betaald en daarmee bij de eindafrekening geen rekening was gehouden. [gedaagde] hoeft de factuur voor de overeenkomst [adres 2] niet te betalen omdat deze ziet op een vergoeding wegens tussentijdse beëindiging door [gedaagde] en niet vast staat dat [gedaagde] de overeenkomst heeft opgezegd. De tegenvordering van [gedaagde] wordt afgewezen, omdat deze ongegrond is.

3.Feiten

3.1.
[gedaagde] is eigenaar van een eenmanszaak handelend onder de naam ‘ [naam eenmanszaak] ”.
3.2.
Tussen partijen bestond met ingang van 4 augustus 2018 een overeenkomst van levering van energie (elektriciteit en gas) ten behoeve van het adres [adres 1] (hierna: de overeenkomst [adres 1] ).
3.3.
Op 23 november 2018 heeft ENGIE de opzegging van de overeenkomst [adres 1] door [gedaagde] in verband met verhuizing van de bedrijfsactiviteiten, per e-mail bevestigd.
3.4.
ENGIE heeft tot 26 november 2018 gas en elektra aan het adres [adres 1] geleverd.
3.5.
ENGIE heeft met betrekking tot het adres [adres 1] op 15 januari 2019 een gecorrigeerde credit eindnota aan [gedaagde] gestuurd voor een bedrag van € 879,32.
3.6.
ENGIE heeft op 30 januari 2019 een bedrag van € 879,32 aan [gedaagde] betaald.
3.7.
[gedaagde] heeft de voorschotnota’s van 13 oktober en 13 november 2018 onbetaald gelaten (hierna: openstaande facturen [adres 1] ).
3.8.
Tussen partijen is met ingang van 29 november 2018 een overeenkomst van levering van elektriciteit - voor een initiële looptijd van drie jaar - ten behoeve van het adres [adres 2] (hierna: de overeenkomst [adres 2] ) tot stand gekomen. Dit adres is gelegen in een winkelcentrum.
3.9.
Artikel 3.2 van de overeenkomst [adres 2] luidt, voor zover relevant in deze procedure:
Beëindiging overeenkomst
Deze overeenkomst kunt u beëindigen door opzegging bij ENGIE of via uw nieuwe leverancier. Verbreekt u de overeenkomst voordat de initiële looptijd is verstreken, dan kan ENGIE opzegkosten in rekening brengen. De kosten zijn per opgezegd product 15% van de resterende (verwachte) waarde van uw overeenkomst. (…)
3.10.
Op 16 januari 2019 heeft ENGIE in verband met de beëindiging van de overeenkomst [adres 2] een eindafrekening aan [gedaagde] gezonden voor een bedrag van € 427,00 (waarvan € 372,80 aan opzegkosten) die onbetaald is gebleven (hierna: openstaande factuur [adres 2] ).
3.11.
Op 4 en 11 juni 2019 heeft Bos Incasso namens ENGIE [gedaagde] gesommeerd om de openstaande facturen [adres 1] en [adres 2] te betalen inclusief incassokosten.
3.12.
Op 17 juli 2019 heeft [X] (hierna: [X] ) namens [gedaagde] aan Bos Incasso meegedeeld dat [gedaagde] bezwaar tegen de incasso maakt.
3.13.
Op 22 juli 2019 heeft Bos Incasso [gedaagde] een laatste maal aangemaand de openstaande facturen te betalen.
3.14.
Op 13 augustus 2019 heeft [X] namens [gedaagde] onderbouwd bezwaar gemaakt tegen de incasso, waarop ENGIE op 26 augustus 2019 bij brief met bijlagen (waaronder een financieel overzicht) heeft gereageerd.

4.De vordering

4.1.
ENGIE vordert dat de kantonrechter zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 899,91 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 23 september 2020 over een bedrag van € 700,17 tot aan de dag van gehele voldoening, en
[gedaagde] veroordeelt, in de proceskosten.
4.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] haar betalingsverplichting uit de overeenkomsten [adres 1] en [adres 2] niet is nagekomen.

5.Het verweer en de tegenvordering

5.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert onder meer aan – samengevat – dat ENGIE voor de overeenkomst [adres 1] een eindafrekening heeft gepresenteerd die [gedaagde] heeft betaald zodat zij niets meer verschuldigd is. Verder voert [gedaagde] aan dat zij de overeenkomst [adres 2] niet heeft opgezegd. Het is ENGIE die nooit tot levering van elektriciteit in [adres 2] is overgegaan. Zij is de gevorderde opzegvergoeding dan ook niet verschuldigd.
5.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter ENGIE veroordeelt tot betaling van ten minste € 1.756,66. Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat ENGIE de overeenkomst [adres 1] niet is nagekomen door [gedaagde] niet conform eindafrekening te crediteren, de waarborgsom onder zich te houden en ten onrechte opzegkosten gas in rekening te brengen. Daarnaast is ENGIE de overeenkomst [adres 2] niet nagekomen door (opzeg)kosten voor elektra in rekening te brengen, terwijl [gedaagde] niet heeft opgezegd en ENGIE geen elektriciteit heeft geleverd.
5.3.
ENGIE betwist de tegenvordering.

6.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
6.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Ten behoeve van het overzicht zullen de vorderingen op grond van de overeenkomst [adres 1] en [adres 2] afzonderlijk worden beoordeeld.
Op grond van overeenkomst [adres 1] nog € 273,17 te betalen
6.2.
De verschillende (credit)nota’s die ENGIE aan [gedaagde] heeft gestuurd, blinken niet uit in helderheid en voorstelbaar is dat [gedaagde] hierdoor in verwarring is geraakt. Dit neemt niet weg dat volgens het financieel overzicht dat ENGIE op 26 augustus 2019 aan [gedaagde] heeft gezonden, zij zeven keer een voorschot van € 541,00 bij [gedaagde] heeft geïncasseerd, waarvan er vijf zijn gestorneerd. [gedaagde] heeft daarom wel voor augustus en september, maar niet voor oktober en november 2018 voorschotten betaald. [gedaagde] heeft het financieel overzicht niet betwist, zodat deze achterstand (€ 1.082,00) vast staat. ENGIE heeft de op 7 januari 2019 ontvangen betaling van € 408,83 daarop in mindering gebracht en de waarborgsom van € 400,00 verrekend, zodat [gedaagde] nog een bedrag van € 273,17 dient te betalen.
6.3.
Het verweer van [gedaagde] dat over de verbruiksperiode van 4 augustus tot en met 25 november 2018 een afrekening heeft plaatsgevonden, slaagt niet. Op de betreffende afrekening wordt immers uitgegaan van € 2.164,00 aan in rekening gebrachte (en betaalde) termijnbedragen, terwijl de helft daarvan - zoals hiervoor is overwogen - niet is betaald.
6.4.
Het verweer van [gedaagde] dat ENGIE de creditnota van 17 december 2018 voor een bedrag van € 754,32 aan [gedaagde] dient te betalen slaagt evenmin. Niet is betwist dat ENGIE € 879,32 aan [gedaagde] heeft betaald. Het verschil van € 125,00 waarvoor ENGIE [gedaagde] aanvullend heeft gecrediteerd, ziet op een correctie van de creditnota van 17 december 2018 waarop € 125,00 aan opzegkosten was opgenomen. Deze kosten heeft ENGIE op de gecorrigeerde credit eindnota van 15 januari 2019 laten vervallen.
6.5.
Het verweer van [gedaagde] dat ENGIE ten onrechte opzegkosten in rekening heeft gebracht, slaagt niet gezien wat hiervoor in r.o. 6.4 is overwogen: die kosten heeft ENGIE laten vervallen.
Wettelijke handelsrente overeenkomst [adres 1]
6.6.
De overeenkomst [adres 1] is een handelsovereenkomst, zodat de gevorderde wettelijke handelsrente over een bedrag van € 273,17 toewijsbaar is vanaf 30 dagen na de vervaldatum van de factuur tot aan de dag van algehele voldoening.
Overeenkomst [adres 2] : opzegkosten en vergoeding verbruik verschuldigd?
6.7.
ENGIE stelt dat [gedaagde] de overeenkomst [adres 2] tussentijds heeft opgezegd of dat Nuon dat namens haar heeft gedaan. Die omstandigheid leidt volgens ENGIE tot de verschuldigdheid van het door haar gevorderde bedrag. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat ENGIE er eenvoudigweg niet in slaagde energie te leveren. [gedaagde] heeft zelf nooit opgezegd. Het lag in het licht van deze betwisting op de weg van ENGIE om haar stelling dat [gedaagde] heeft opgezegd, nader te onderbouwen. Dat heeft ENGIE niet gedaan. Zij sluit zelfs niet uit dat zij - door de onduidelijkheid rond de meters - mogelijk aan een ander heeft geleverd, hetgeen aansluit op het betoog van [gedaagde] dat van enige levering nooit sprake is geweest. Dat volgens de afrekening van ENGIE sprake zou zijn geweest van levering gedurende enige dagen, leidt niet tot een andere conclusie omdat ENGIE zelf heeft aangegeven dat die afrekening niet is gebaseerd op daadwerkelijk verbruik. Nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de overeenkomst heeft opgezegd (of dat deze door NUON ten behoeve van [gedaagde] is opgezegd) is de opzegvergoeding niet verschuldigd. Voor zover de vordering ziet op verbruikskosten, wordt deze eveneens afgewezen. Dat enige levering heeft plaatsgevonden staat gelet op het voorgaande immers ook niet vast. Bij deze stand van zaken is de gevorderde rente uiteraard ook niet verschuldigd.
Buitengerechtelijke incassokosten
6.8.
ENGIE maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat uit ENGIE met de door haar overgelegde stukken voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom.
De kantonrechter zal de vergoeding daarom toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij die toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, dus tot een bedrag van € 40,98.
6.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van ENGIE gedeeltelijk zal toewijzen.
6.10.
Nu de vordering voor een aanzienlijk deel wordt afgewezen, ziet de kantonrechter aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
de tegenvordering
6.11.
De kosten die [gedaagde] in reconventie vordert zien volgens haar op:
  • het niet ontvangen creditbedrag van € 754,32 van de eindafrekening van de overeenkomst [adres 1] ;
  • de niet retour ontvangen borg van de overeenkomst [adres 1] ;
  • de opzegkosten gas ter zake van de overeenkomst [adres 1] , en
  • de opzegkosten elektriciteit van € 451,09 ter zake van de overeenkomst [adres 2] .
6.12.
Uit wat hiervoor in r.o. 6.2 tot en met 6.5 is overwogen, volgt dat ENGIE € 879,32 in plaats van € 754,32 aan [gedaagde] heeft uitbetaald, de waarborgsom met haar vordering op [gedaagde] mocht verrekenen en geen opzegkosten voor gas aan [gedaagde] heeft doorberekend, zodat de vordering in reconventie ten aanzien van de overeenkomst [adres 1] zal worden afgewezen.
6.13.
Voor wat betreft de ‘opzegkosten elektriciteit’ ter zake van de overeenkomst [adres 2] is hiervoor in r.o. 6.7 overwogen dat [gedaagde] deze kosten niet hoeft te betalen. Toch slaagt het verweer van ENGIE dat de tegenvordering moet worden afgewezen, omdat niet is gebleken dat [gedaagde] deze kosten al aan ENGIE heeft betaald. Er bestaat dus geen grond om terugbetaling van dit bedrag te vorderen. Ook dit deel van de vordering in reconventie zal dus worden afgewezen.
6.14.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [gedaagde] zal afwijzen.
6.15.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ENGIE van € 273,17, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over dat bedrag vanaf 30 dagen na de vervaldatum van de factuur tot aan de dag van de gehele betaling;
7.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ENGIE van € 40,98 aan buitengerechtelijke incassokosten;
7.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
7.6.
wijst de vordering af;
7.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor ENGIE worden vastgesteld op een bedrag van € 187,00 (1x € 187,00) aan salaris van de gemachtigde van ENGIE;
7.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J Dijk op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter