ECLI:NL:RBNHO:2021:9982

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
312021
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor brandwachten aan zorgboerderij

In deze zaak vordert BWH Beheer B.V. betaling van openstaande facturen van de gemeente Medemblik voor het leveren van brandwachten aan Zorgboerderij Groot Geluk in de periode van 23 maart tot en met 31 mei 2017. De gemeente betwist de verschuldigdheid van de facturen, stellende dat er geen geldige retrocessie heeft plaatsgevonden en dat de opdracht slechts voor één nacht was gegeven. De rechtbank oordeelt dat BWH Beheer een vordering heeft op de gemeente, aangezien de gemeente niet heeft betwist dat de facturen zijn ontvangen en dat de brandwachten zijn geleverd. De rechtbank verwerpt het verweer van de gemeente over de retrocessie en stelt vast dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten voor de periode van 23 maart tot en met 17 mei 2017. De gemeente wordt veroordeeld tot betaling van € 29.717,05, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden eveneens aan de gemeente opgelegd, aangezien deze grotendeels ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/312021 / HA ZA 21-27
Vonnis van 3 november 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BWH BEHEER B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. P.C.M. Ouwens te Rotterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MEDEMBLIK,
gevestigd te Wognum,
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Langhout te Haarlem.
Partijen zullen hierna BWH Beheer en de gemeente genoemd worden.
De zaak in het kortBWH Beheer vordert betaling van openstaande facturen over de periode 23 maart 2017 tot en met 31 mei 2017 voor het leveren van brandwachten aan Zorgboerderij Groot Geluk. De gemeente betwist de verschuldigdheid van de facturen omdat er slechts opdracht is gegeven voor het leveren van brandwachten voor één nacht. De rechtbank wijst de vordering deels toe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 december 2020,
  • de conclusie van antwoord van 24 februari 2021,
  • het tussenvonnis van 10 maart 2021,
  • de aanvullende producties 8 tot en met 10 van BWH Beheer,
  • de mondelinge behandeling op 7 juli 2021, waar de heer [xxx] namens BWH Beheer en de heer [yyy] (juridisch medewerker privaatrecht) namens de gemeente, bijgestaan door hun advocaten zijn verschenen. De griffer heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Ouwens en zijn kantoorgenoot mr. A. Sintniklaas hebben daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn van de processtukken.
  • de akte uitlaten van 18 augustus 2021 met productie 11 van BWH Beheer,
  • de antwoordakte van 15 september 2021 van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
BWH Beheer is een vennootschap gericht op het (doen) exploiteren, uitvoeren en leveren van particuliere brandwachten.
2.2.
Op 23 maart 2017 heeft de gemeente BWH Beheer telefonisch de opdracht gegeven voor het ter beschikking stellen van brandwachten in het pand van Zorgboerderij Groot Geluk (hierna: Groot Geluk), gevestigd te Benningbroek, aan de Oosterstraat 42.
2.3.
BWH Beheer heeft van 23 maart 2017 tot en met 31 mei 2017 brandwachten ter beschikking gesteld. BWH Beheer heeft diverse facturen inzake deze dienstverlening verzonden aan de gemeente.
2.4.
Bij e-mail van 17 mei 2017 aan BWH Beheer heeft de gemeente, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“(…) De gemeente heeft u geen opdracht gegeven om diensten te leveren. De toegezonden facturen betaalt de gemeente daarom niet. (…)”

3.Het geschil

3.1.
BWH Beheer vordert samengevat - veroordeling van de gemeente tot betaling van € 34.430,92, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
BWH Beheer legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. BWH Beheer stelt dat de gemeente de opdracht heeft verstrekt aan BWH Beheer voor het leveren van brandwachten aan Groot Geluk. Op grond van de overeenkomst dient de gemeente de openstaande facturen te voldoen.
3.3.
De gemeente voert gemotiveerd verweer.
BWH Beheer heeft geen vordering op de gemeente omdat BWH Beheer deze vordering heeft overgedragen aan Svea Finans (hierna: Svea).
Tevens voert de gemeente als verweer dat de heer [zzz] (hierna: [zzz] ) een opdracht heeft verstrekt voor het leveren van brandwachten voor één nacht. Indien wordt vastgesteld dat een opdracht is verstrekt voor een langere periode, dan voert de gemeente als verweer dat [zzz] daartoe niet bevoegd was. Daarnaast heeft de gemeente er al bij brief van 17 mei 2017 aan BWH Beheer op gewezen dat zij geen opdracht heeft verstrekt, aldus de gemeente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vordering op de gemeente

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat BWH Beheer een vordering heeft op de gemeente. De gemeente heeft niet betwist dat zij de facturen van BWH Beheer heeft ontvangen. Bovendien is tussen partijen niet in geschil dat BWH Beheer brandwachten heeft geleverd aan Groot Geluk.
4.2.
Er staat weliswaar op de facturen van BWH Beheer dat “
het eigendom van de hierbij gefactureerde vordering is overgedragen aan Svea Finans te Reeuwijk”maar BWH Beheer heeft terecht aangevoerd dat er sprake is van een retrocessie. De rechtbank verwerpt het verweer van de gemeente dat er geen geldige retrocessie heeft plaatsgevonden. Uit de overgelegde stukken blijkt namelijk dat BWH Beheer met Svea een “overeenkomst tot koop en levering van handelsvorderingen” heeft gesloten. In artikel 11.1 van deze overeenkomst is het volgende bepaald:
“Indien de afnemer, binnen redelijke termijn na ontvangst van de factuur, klachten uit over de geleverde zaken en/of verleende diensten of anderszins ter beoordeling van Svea terecht bezwaar maakt tegen betaling van de Vordering, dan is Verkoper verplicht de betreffende Vordering op eerste verzoek van Svea binnen twee (2) dagen terug te kopen tegen betaling van een bedrag van 100% van het factuurbedrag (inclusief de op de factuur genoemde omzetbelasting”
Ter onderbouwing van haar standpunt dat de vordering is teruggekocht heeft BWH Beheer het afrekenoverzicht van Svea en een verklaring van Svea overgelegd. Uit een en ander blijkt dat BWH Beheer een vordering op de gemeente heeft.
Overeenkomst van opdracht
4.3.
Verder is tussen partijen de inhoud van de overeenkomst van opdracht in geschil. Uit de overgelegde transcriptie van het telefoongesprek op 23 maart 2017 tussen [zzz] (namens de gemeente) en BWH Beheer blijkt onder meer dat er bewaking nodig was totdat de (brand) onveilige situatie was opgelost en dat Groot Geluk zelf niet bereid was om tot actie over te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank mocht BWH Beheer er op dat moment dus van uit gaan dat de opdracht voor langer dan één nacht was verstrekt.
4.4.
Het betoog van de gemeente dat [zzz] niet bevoegd was om een opdracht aan BWH Beheer te verstrekken, maakt dit niet anders. De burgemeester en het college van B&W hebben niet gecommuniceerd over het leveren van brandwachten aan Groot Geluk en hebben de overeenkomst ook niet gesloten. Dit brengt met zich dat de gemeente in beginsel niet is gebonden aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen jegens BWH Beheer. Dit is slechts anders als BWH Beheer redelijkerwijs mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend. Daartoe dient sprake te zijn van feiten en omstandigheden die voor risico van de gemeente komen en waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3:61 lid 2 BW kan worden afgeleid. Ook gedragingen na het sluiten van de overeenkomst kunnen bijdragen tot de vaststelling dat sprake is van schijn van vertegenwoordiging.
4.5.
BWH Beheer heeft ter zitting met recht een beroep gedaan op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Indien [zzz] bevoegd was de opdracht te verstrekken, dan mocht BVH verwachten dat hij ook bevoegd was de opdracht te verstrekken voor een langere periode. Daarnaast blijkt uit de in het geding gebrachte emailcorrespondentie dat de veiligheidsregio Noord-Holland Noord en [zzz] op 23 maart 2017 hebben gesproken over
“tijdelijke maatregelen Oosterstraat 42 te Benningbroek”en het inzetten van een volledig gecertificeerde brandwacht. Kortom, BWH Beheer mocht er redelijkerwijs op vertrouwen dat [zzz] een toereikende volmacht had.
4.6.
Verder is door de gemeente als verweer aangevoerd dat zij bij e-mail van 17 mei 2017 aan BWH Beheer erop heeft gewezen dat zij geen opdracht aan BWH Beheer had verstrekt. BWH Beheer is daarna echter de brandwachten tot 31 mei 2017 blijven leveren. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de gemeente dat BWH Beheer de e-mail van 17 mei 2017 had moeten zien als een opzegging van de overeenkomst. De rechtbank zal daarom de vordering van de openstaande facturen voor de periode vanaf 17 mei 2017 afwijzen.
Conclusie
4.7.
Het vorenstaande leidt tot de vaststelling dat er tussen partijen een overeenkomst van opdracht voor de periode 23 maart 2017 tot en met 17 mei 2017 is gesloten. De gemeente is gehouden tot betaling van een bedrag van € 29.717,05 (incl. btw).
Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke (handels)rente
4.8.
BWH Beheer heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen in overeenstemming met het daarvoor bij het toewijsbare bedrag geldende tarief worden toegewezen tot een bedrag van € 1.072,17. Het meerdere zal worden afgewezen.
4.9.
De door BWH Beheer gevorderde wettelijke handelsrente zal als onweersproken worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom. De rente zal worden toegewezen met ingang van de vervaldata van de facturen.
Proceskosten
4.10.
Aangezien de gemeente grotendeels ongelijk heeft gekregen, zal zij in de proceskosten van BWH Beheer worden veroordeeld.
De proceskosten van BWH Beheer worden als volgt begroot:
  • dagvaarding € 82,99
  • griffierecht € 2.076,00
  • salaris advocaat
€ 3.961,49

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt de gemeente om aan BWH Beheer te betalen een bedrag van
€ 29.717,05(negenentwintigduizend zevenhonderdzeventien euro en vijf cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over dat bedrag met ingang van de vervaldata van de facturen tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de gemeente om aan BWH Beheer te betalen een bedrag van
€ 1.072,17aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van BWH Beheer tot op heden begroot op
€ 3.961,49, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt de gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 163,-aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de gemeente niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en met een bedrag van
€ 85,-aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de 15e dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 3 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: DdD