Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 december 2020,
- de conclusie van antwoord van 24 februari 2021,
- het tussenvonnis van 10 maart 2021,
- de aanvullende producties 8 tot en met 10 van BWH Beheer,
- de mondelinge behandeling op 7 juli 2021, waar de heer [xxx] namens BWH Beheer en de heer [yyy] (juridisch medewerker privaatrecht) namens de gemeente, bijgestaan door hun advocaten zijn verschenen. De griffer heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Ouwens en zijn kantoorgenoot mr. A. Sintniklaas hebben daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn van de processtukken.
- de akte uitlaten van 18 augustus 2021 met productie 11 van BWH Beheer,
- de antwoordakte van 15 september 2021 van de gemeente.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Vordering op de gemeente
het eigendom van de hierbij gefactureerde vordering is overgedragen aan Svea Finans te Reeuwijk”maar BWH Beheer heeft terecht aangevoerd dat er sprake is van een retrocessie. De rechtbank verwerpt het verweer van de gemeente dat er geen geldige retrocessie heeft plaatsgevonden. Uit de overgelegde stukken blijkt namelijk dat BWH Beheer met Svea een “overeenkomst tot koop en levering van handelsvorderingen” heeft gesloten. In artikel 11.1 van deze overeenkomst is het volgende bepaald:
“tijdelijke maatregelen Oosterstraat 42 te Benningbroek”en het inzetten van een volledig gecertificeerde brandwacht. Kortom, BWH Beheer mocht er redelijkerwijs op vertrouwen dat [zzz] een toereikende volmacht had.
- dagvaarding € 82,99
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
5.De beslissing
€ 3.961,49, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
€ 163,-aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de gemeente niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en met een bedrag van
€ 85,-aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de 15e dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,