ECLI:NL:RBNHO:2022:10047

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
9301902 / HA ZA 21-4335
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade aan appartement door verbouwing kapsalon

In deze zaak vordert een appartementseigenaar, [eiser], schadevergoeding van de aannemer, HC Bouwbedrijf B.V., wegens schade aan haar appartement als gevolg van verbouwingswerkzaamheden aan een kapsalon die door de aannemer is uitgevoerd. De verbouwing vond plaats van eind 2018 tot eind 2019, waarbij de aannemer de kapsalon verbouwde van twee ruimtes naar één ruimte. [eiser] stelt dat haar appartement is beschadigd door deze werkzaamheden en vordert een schadevergoeding van € 15.800,00, vermeerderd met onderzoekskosten en incassokosten. HC Bouwbedrijf betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de schade mogelijk is veroorzaakt door werkzaamheden die de gedaagden zelf aan de kapsalon hebben uitgevoerd.

De kantonrechter heeft in deze zaak een deskundige benoemd om de schade aan het appartement van [eiser] te beoordelen en om te bepalen of er een causaal verband bestaat tussen de verbouwing van de kapsalon en de schade aan het appartement. De rechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wenselijkheid van het deskundigenbericht en de vragen die aan de deskundige voorgelegd moeten worden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

In de vrijwaringszaak vordert HC Bouwbedrijf dat de gedaagden, [gedaagde 1] c.s., aansprakelijk worden gesteld voor de schade, indien HC Bouwbedrijf in de hoofdzaak wordt veroordeeld. De kantonrechter heeft de verdere beslissing in de vrijwaringszaak aangehouden in afwachting van het deskundigenrapport in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 16 november 2022
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 9301902 \ CV EXPL 21-4335 van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde Pranger Gerechtsdeurwaarders,
tegen
de besloten vennootschap
HC BOUWBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
gedaagde,
gemachtigde mr. F.R. Duijn,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer 9690074 \ CV EXPL 22-1005 van
de besloten vennootschap
HC BOUWBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
eiseres,
gemachtigde mr. F.R. Duijn,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagden,
gemachtigde mr. S.G.G. Post.
Partijen zullen hierna [eiser] , HC Bouwbedrijf en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.
De zaak in het kort
[gedaagde 1] c.s. hebben HC Bouwbedrijf opdracht gegeven om hun kapsalon te verbouwen. [eiser] woont in een appartement boven de kapsalon. Zij stelt dat als gevolg van de verbouwing haar appartement is beschadigd. [eiser] heeft HC Bouwbedrijf verzocht aansprakelijkheid te erkennen voor haar schade, maar HC Bouwbedrijf wijst aansprakelijkheid van de hand. In de hoofdzaak vordert [eiser] om HC Bouwbedrijf te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 15.800,00, te verhogen met onderzoekskosten en incassokosten. Volgens HC Bouwbedrijf heeft zij de verbouwing echter correct uitgevoerd, en HC Bouwbedrijf acht het daarom niet onaannemelijk dat de schade van [eiser] is ontstaan doordat [gedaagde 1] c.s. tijdens de verbouwing ook zelf of door derden bouwwerkzaamheden aan de kapsalon hebben laten verrichten. In de vrijwaringszaak vordert HC Bouwbedrijf om [gedaagde 1] c.s. te veroordelen het in de hoofdzaak toegewezen bedrag aan HC Bouwbedrijf te vergoeden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis 6 april 2022
  • de conclusie van repliek van [eiser]
  • de conclusie van dupliek van HC Bouwbedrijf.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 april 2022
  • de conclusie van repliek van HC Bouwbedrijf
  • de conclusie van dupliek van [gedaagde 1] c.s.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 1] c.s. exploiteren op het adres [adres 1] te [plaats 1] de kapsalon “ [bedrijf] ”. [eiser] is eigenares van het boven de kapsalon gelegen appartement [adres 2] .
3.2.
HC Bouwbedrijf heeft in opdracht van [gedaagde 1] c.s. vanaf eind 2018 de kapsalon verbouwd. De werkzaamheden zijn eind 2019 afgerond. De aanneemsom bedroeg € 178.199,55. Het ging om het verbouwen van de kapsalon van twee ruimtes naar één ruimte. In de offerte staat het volgende:
“[…]
Bij het onderstempelen en plaatsen van de constructie kan er scheurvorming ontstaan in de omliggende wanden en plafonds voor de reparaties hiervan is geen geldbedrag opgenomen.
[…]”
3.3.
Voorafgaand aan de verbouwing van de kapsalon heeft de Vereniging van Eigenaars [adres 3] de bouwkundige situatie van de boven de kapsalon gelegen appartementen laten opnemen door Meijer en Van Eerden Adviesbureau B.V. (hierna: Bureau Meijer). In het rapport van Bureau Meijer staat onder meer het volgende:
“[…]
Foto
Plaatsaanduiding
Omschrijving(…)
[adres 2]
56
Woonkamer, voorgevel
Verticale scheur, boven
57
Idem
Verticale scheur, midden
58
Idem
Verticale scheur, detail met maatvoering
59
Badkamer, bovenhoek
Krimpscheurtjes plafond
60
Badkamer, aftimmering
Krimpscheurtje over plaatnaden
61
Badkamer, kamerdeur
Diagonale krimpscheur linksboven
62
Slaapkamer
Overzichtfoto ‘rond’ verlopende scheur
63
Idem
Detailopname
[…]”
3.4.
HC Bouwbedrijf heeft na klachten van de naaste buren over mogelijke schade Nationale Nederlanden (hierna:NN) ingeschakeld, de CAR [1] -verzekeraar van HC Bouwbedrijf. NN heeft HC Bouwbedrijf op 15 januari 2019 het volgende geschreven:
“[…]
De verzekering biedt geen dekking voor schade door zetting of vervorming zoals vooraf berekend of normaal te verwachten is.
[...]”
3.5.
De gemeente [plaats 1] heeft in mei 2019 het werk stilgelegd en het werk geïnspecteerd. Hierover heeft [eiser] op 6 mei 2019 het volgende aan de voorzitter van de VvE van het appartementencomplex het volgende geschreven:
“[…]
Zojuist ben ik telefonisch in gesprek geweest met de [betrokkene], bouwinspecteur van de gemeente. […]
Zijn conclusie is: er is geen instortingsgevaar.
Maar hier moet iets aan gedaan worden!
De berekeningen kloppen, maar in de uitvoering is iets misgegaan.
[…]”
3.6.
Op 13 juni 2019 heeft HC Bouwbedrijf een e-mail gestuurd aan [gedaagde 1] c.s. met de volgende inhoud:
“[…]
Wilt u misschien ons en de buren/VVE op de hoogte brengen inzake actie rondom de onrust omtrent de verbouwing en scheuren in muren? Wij zijn in deze niet de partij om dit te doen. Zij blijven ons nu steeds benaderen, namelijk.
[…]”
3.7.
Op 25 november 2019 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [gedaagde 1] c.s. HC Bouwbedrijf een aansprakelijkstelling gestuurd. In deze brief staat het volgende:
“[…]
In opdracht van mijn cliënt heeft u als aannemer bouwkundige werkzaamheden verricht in het kader waarvan u een tweetal winkelruimten aan het [adres 1] en [adres 4] zijn samengevoegd tot één winkelruimte. Ten gevolge van de door u uitgevoerde werkzaamheden is ernstige schade ontstaan aan de boven het winkelpand gelegen appartementen. Bij het stempelen en weghalen van de muren ontstonden er al heel snel schuren die steeds groter en ruimer wenden, waardoor ook één van de bewoners van de bovengelegen appartementen een paar keer in paniek naar beneden is gekomen om te vragen of het allemaal wel goed ging.
Alhoewel mijn cliënt u van de schade op de hoogte gesteld heeft, heeft u hierop afwijzend gereageerd met de mededeling dat mijn cliënt het zelf maar moest oplossen en uitzoeken en heeft u ook de partijen die schade hebben geleden verwezen naar mijn cliënt.
3.8.
De rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] heeft HC Bouwbedrijf bij brief van 3 september 2020 aansprakelijk gesteld voor de schade van [eiser] aan haar appartement, met het verzoek uiterlijk 18 september 2020 aansprakelijkheid te erkennen. HC Bouwbedrijf is daar niet op ingegaan.
3.9.
Bureau voor Bouwpathologie (hierna: Bouwpathologie) heeft in opdracht van [eiser] op 1 december 2020 de schade haar appartement opgenomen. Bouwpathologie heeft op 2 februari 2021 haar bevindingen aan [eiser] gerapporteerd. Bouwpathologie heeft meer scheur- en naadvorming in wanden en plafonds van het appartement dan Bureau Meijer waargenomen, en geconstateerd dat de keuken is ontzet. Bouwpathologie schat de herstelkosten op € 15.000,00, en de kosten van het in- en uitruimen van de woning op € 800,00. In het rapport van Bouwpathologie staat het volgende:
“[…]
Wat betreft alle scheuren en gebreken in de keuken en woonkamer, behoudens die in de aansluiting van de voorgevel op de woningscheidende bouwmuur, zijn deze het gevolg van veranderingen aan de constructieve wand aan de begane grond. De woningscheidende wand in de woonkamer en keuken is als gevolg van het open breken van deze wand aan de begane grond en het onvoldoende stempelen van de wand en vloeren, gaan scheuren. Hierdoor zijn de vloeren gezakt met als gevolg dat de keuken deels is ontwricht. […]
De schade welke is ontstaan als gevolg van het open breken van de bouwmuren aan de begane grond hebben een duidelijk causaal verband met de schade in de woning van mevrouw [eiser] .
[…]”
3.10.
Bouwpathologie heeft voor haar onderzoek [eiser] een factuur gestuurd van € 1.131,35.
3.11.
Onder toezending van het rapport van Bouwpathologie heeft [eiser] op 9 april 2021 HC Bouwbedrijf nogmaals verzocht aansprakelijkheid te erkennen. [eiser] heeft daarbij aangekondigd een gerechtelijke procedure te zullen starten als HC Bouwbedrijf niet reageert.

4.De vordering in de hoofdzaak

4.1.
[eiser] vordert primair HC Bouwbedrijf te veroordelen tot een hoofdsom van € 15.800,00 aan [eiser] te betalen, te verhogen met € 933,00 aan buitengerechtelijke kosten, en de expertisekosten van € 1.131,35. Subsidiair vordert [eiser] HC Bouwbedrijf te veroordelen om een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan [eiser] te betalen.
4.2.
Aan de vordering legt [eiser] ten grondslag dat HC Bouwbedrijf onrechtmatig heeft gehandeld doordat het appartement van [eiser] is beschadigd door de door HC Bouwbedrijf uitgevoerde bouwwerkzaamheden. Omdat er causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen van HC Bouwbedrijf en de schade van [eiser] , is HC Bouwbedrijf verplicht de schade te vergoeden. Op grond van het rapport van Bouwpathologie stelt [eiser] dat haar schade € 15.800,00 bedraagt. Ook dienen de kosten van Bouwpathologie en de buitengerechtelijke kosten voor rekening van HC Bouwbedrijf te komen.

5.Het verweer in de hoofdzaak

5.1.
HC Bouwbedrijf betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. HC Bouwbedrijf heeft de werkzaamheden vakbekwaam uitgevoerd overeenkomstig de constructietekeningen en offerte. Het feit dat de gemeente tijdens de verbouwing het werk heeft goedgekeurd, bevestigt dat HC Bouwbedrijf de verbouwing vakbekwaam heeft uitgevoerd. Daarom kan er geen causaal verband bestaan tussen de werkzaamheden die HC Bouwbedrijf heeft uitgevoerd en de schade. Voor zover het appartement van [eiser] tijdens de bouw is beschadigd, moet dat het gevolg zijn van de werkzaamheden die [gedaagde 1] c.s. zelf aan de kapsalon heeft verricht
5.2.
Verder betwist HC Bouwbedrijf de schadebegroting van Bouwpathologie. Uit het rapport van Bouwpathologie blijkt dat het om een ouder appartement gaat, met veel scheuren en gebreken. HC Bouwbedrijf wijst erop dat Bouwpathologie de situatie een jaar na afronding van de verbouwing heeft opgenomen, en HC Bouwbedrijf sluit niet uit dat mogelijke schade na oplevering van het werk is ontstaan. Daar komt bij dat bij volledige vervanging en/of herstel zal [eiser] een onredelijk voordeel behalen. Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat HC Bouwbedrijf aansprakelijk is, acht HC Bouwbedrijf het redelijk om een “nieuw voor oud-formule” toe te passen in de verhouding van minimaal 50/50, of een percentage dat de kantonrechter in goede justitie acht. Tegen de schadebegroting voert HC Bouwbedrijf verder aan zij als aannemersbedrijf in staat is zelf de schade voor een veel lager bedrag te herstellen. Voor zover nodig stelt HC Bouwbedrijf voor om de schade opnieuw te laten begroten door een daartoe aan te wijzen aannemer.

6.De vordering in vrijwaring

6.1.
HC Bouwbedrijf vordert in de vrijwaringszaak primair [gedaagde 1] c.s. te veroordelen om in hoofdsom € 15.800,00 aan HC Bouwbedrijf te betalen, te vermeerderen met € 933,00 voor buitengerechtelijke kosten en de expertisekosten van € 1.131,35. Subsidiair vordert HC Bouwbedrijf [gedaagde 1] c.s. te veroordelen om een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag aan HC Bouwbedrijf te betalen.
6.2.
HC Bouwbedrijf legt aan de vordering ten grondslag dat voor zover de vordering van [eiser] in de hoofdzaak wordt toegewezen, [gedaagde 1] c.s. tegenover HC Bouwbedrijf als opdrachtgevers aansprakelijk zijn voor de schade van HC Bouwbedrijf. [gedaagde 1] c.s. hebben vrijwel dagelijks zelf werkzaamheden uitgevoerd of laten uitvoeren, waar HC Bouwbedrijf niet verantwoordelijk voor is. Zo hebben [gedaagde 1] c.s. de kozijnen in de voor- en achter- en zijgevel verwijderd, herplaatst en/of vernieuwd, zijn diverse interieurwerkzaamheden uitgevoerd, en is gewerkt aan de airconditioning en/of elektra. Omdat HC Bouwbedrijf de werkzaamheden correct heeft uitgevoerd, valt niet uit te sluiten dat de schade van [eiser] het gevolg is van de werkzaamheden die [gedaagde 1] c.s. buiten de opdracht zelf hebben uitgevoerd of door derden hebben laten uitvoeren. Verder stelt HC Bouwbedrijf dat de eventuele schade van [eiser] voor rekening van [gedaagde 1] c.s. moet komen, omdat in de offerte en de overeenkomst tussen HC Bouwbedrijf en [gedaagde 1] c.s. is bepaald dat door het werk mogelijk (krimp)scheuren in wanden of plafonds zouden kunnen ontstaan. Omdat deze schade niet in de offerte is opgenomen, stelt HC Bouwbedrijf dat [gedaagde 1] c.s. voor die schade aansprakelijk zijn. Ook doet HC Bouwbedrijf een beroep op artikel 15 lid 4 en lid 7 van haar algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat de opdrachtgever de verantwoordelijkheid draagt voor de door hem voorgeschreven constructies en/of werkwijze, en dat de opdrachtgever aansprakelijk is voor schade aan het werk en de mogelijke schade die HC Bouwbedrijf lijdt als gevolg van door of namens de opdrachtgever uitgevoerde werkzaamheden.
6.3.
[gedaagde 1] c.s. voeren verweer. Zij erkennen dat zij buiten de opdracht aan HC Bouwbedrijf werkzaamheden aan de kapsalon hebben laten verrichten. Het gaat om ondergeschikte werkzaamheden als het verrichten boringen voor de dozen van de stopcontacten, en het trekken van de draden. [gedaagde 1] c.s. stellen dat deze werkzaamheden niet de schade aan het appartement van [eiser] kunnen hebben veroorzaakt. Ook erkennen [gedaagde 1] c.s. dat tussen hen en HC Bouwbedrijf is overeengekomen dat [gedaagde 1] c.s. verantwoordelijk zijn voor mogelijke krimpscheuren. Een krimpscheur is echter een dunne scheur die door het krimpen van materiaal is ontstaan. Omdat de schade van [eiser] niet is beperkt tot krimpscheuren, kan HC Bouwbedrijf zich tegenover [gedaagde 1] c.s. niet op de overeengekomen bepaling beroepen.
De beoordeling in de hoofdzaak
6.4.
Vast staat dat Bureau Meijer voorafgaand aan de verbouwing een nulmeting heeft verricht. Nadat de verbouwing was afgerond heeft Bouwpathologie geconstateerd dat het appartement veel meer gebreken vertoonde dan omschreven in het rapport van Bureau Meijer. De kantonrechter kan echter niet zonder meer uitgaan van de juistheid van het rapport van Bouwpathologie. [eiser] heeft Bouwpathologie ingeschakeld, en niet is gebleken dat HC Bouwbedrijf betrokken is geweest bij de keuze van [eiser] voor Bouwpathologie als deskundige. HC Bouwbedrijf is ook daarna niet betrokken geweest bij de totstandkoming van het rapport van Bouwpathologie. HC Bouwbedrijf is het ook niet eens met de conclusies van het eenzijdig opgestelde rapport van Bouwpathologie, en de door Bouwpathologie begrote herstelkosten. Omdat de standpunten van partijen op grond van de rapporten van Bureau Meijer en Bouwpathologie lijnrecht tegenover elkaar staan, acht de kantonrechter acht het voorshands nodig een deskundigenbericht in te winnen om duidelijk te krijgen in hoeverre het appartement van [eiser] gebreken vertoont, de ernst van die gebreken, en of er een verband bestaat tussen het ontstaan van de gebreken en de verbouwing van de kapsalon.
6.5.
Voordat de kantonrechter overgaat tot het benoemen van een deskundige zal de kantonrechter partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De kantonrechter zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
6.6.
De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één bouwkundige, die de volgende vragen dient te worden voorgelegd:
Heeft u meer schade in het appartement van [eiser] waargenomen dan omschreven in de nulmeting van Bureau Meijer?
Kunt u aangeven of de schade uit te verwachten krimpscheuren bestaat, of gaat het om ongebruikelijk ernstigere beschadigingen?
Zo ja, acht u aannemelijk dat de gebreken het gevolg zijn van de verbouwing van de kapsalon? Wilt u daarbij aangeven of de gebreken het gevolg kunnen zijn van onvoldoende of onjuiste onderstempeling?
Op welk bedrag beraamt u de herstelkosten geven?
Kunt u daarbij aangeven in hoeverre het herstel valt aan merken als (benodigd) onderhoud, verfraaiing of modernisering van het appartement?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
6.7.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiser] moeten worden betaald.
De beoordeling in de vrijwaringszaak
6.8.
In de vrijwaringszaak ligt de vraag voor of HC Bouwbedrijf [gedaagde 1] c.s. kan aanspreken tot schadevergoeding als HC Bouwbedrijf in de hoofdzaak wordt veroordeeld tot schadevergoeding. HC Bouwbedrijf stelt dat dit wel het geval. Hiertoe stelt HC Bouwbedrijf onder meer dat de gebreken aan het appartement van [eiser] het gevolg zijn van werkzaamheden die derden of [gedaagde 1] c.s. zelf aan de kapsalon hebben verricht. Volgens HC Bouwbedrijf gaat het om het verwijderen, herplaatsen en/of vernieuwen van kozijnen in de gevels, het uitvoeren van diverse interieurwerkzaamheden, en hebben derden of [gedaagde 1] c.s. zelf gewerkt aan de airconditioning en/of elektra. Tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde 1] c.s. heeft HC Bouwbedrijf echter geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die tot de conclusie kunnen leiden lijkt dat [gedaagde 1] c.s. de gestelde werkzaamheden daadwerkelijk hebben laten uitvoeren of zelf hebben uitgevoerd. HC Bouwbedrijf heeft niet betwist dat de werkzaamheden die [gedaagde 1] c.s. hebben toegegeven zelf te hebben uitgevoerd of door derden hebben laten voeren de schade niet kunnen hebben veroorzaakt. De kantonrechter verwerpt daarom de stelling van HC Bouwbedrijf dat [gedaagde 1] c.s. verantwoordelijk zijn voor de schade aan het appartement van [eiser] omdat buiten de opdracht bouwwerkzaamheden aan de kapsalon zijn uitgevoerd.
6.9.
De verder in vrijwaring te beantwoorden vraag of door de verbouwing van de kapsalon krimpscheuring is ontstaan, die mogelijk op grond van een contractuele bepaling voor rekening van [gedaagde 1] c.s. komt, schuift de kantonrechter voor zich uit in afwachting van het rapport van in de hoofdzaak te benoemen deskundige. Iedere verdere beslissing in de vrijwaringszaak zal daarom worden aangehouden.

7.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
7.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
14 december 2022voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage, de te benoemen deskundige, en de aan de deskundige voor te leggen vragen,
7.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de zaak in vrijwaring
7.3.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.

Voetnoten

1.Construction All Risk-verzekering