ECLI:NL:RBNHO:2022:10076

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
C/15/330724 / HA ZA 22-484
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in bevoegdheidsincident met rolverwijzing voor uitlating partijen over voornemen om zaak te verwijzen

Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een vonnis gewezen in een bevoegdheidsincident. In deze zaak, geregistreerd onder het zaaknummer C/15/330724 / HA ZA 22-484, zijn [eiser] c.s. en Solulever c.s. betrokken. De eisers, bestaande uit een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en een andere vennootschap, hebben een incident ingesteld waarin zij verzoeken om de hoofdzaak te voegen met een andere aanhangige zaak. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 220 Rv, waarbij zij stellen dat er zowel vennootschappelijke als arbeidsrechtelijke aspecten aan de orde zijn, wat leidt tot competentiekwesties. Daarnaast vorderen zij op grond van artikel 223 Rv dat Solulever wordt veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen.

De gedaagde partij, Solulever B.V., heeft verweer gevoerd en stelt dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard wegens onduidelijkheid en tegenstrijdigheden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel de dagvaarding niet geheel duidelijk is, er geen grond is voor een partiële nietigheid. De rechtbank heeft vervolgens de bevoegdheid om kennis te nemen van het geschil beoordeeld en geconcludeerd dat het gaat om een arbeidsrechtelijk geschil, waarvoor de kantonrechter bevoegd is. De rechtbank heeft daarom besloten de zaak te verwijzen naar de kantonrechter en partijen in de gelegenheid gesteld om zich over dit voornemen uit te laten.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de zaak op 30 november 2022 opnieuw op de rol komt voor akte uitlating van partijen over het voornemen tot verwijzing. De rechtbank heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat de uitkomst van de hoofdzaak nog niet is vastgesteld en afhankelijk is van de verdere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/330724 / HA ZA 22-484
Vonnis in incident van 16 november 2022
in de zaak van

1.[eiser],

wonende te [plaats 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARC HOLDINGS B.V.,
gevestigd te [plaats 1],
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident tot voeging alsmede in het incident ex artikel 223 Rv,
verweerders in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOLULEVER B.V.,
gevestigd en zaakdoende te Schiphol-Rijk,
2.
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident tot voeging alsmede in het incident ex artikel 223 Rv,
eisers in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. T.B.M. Kersten te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en Solulever c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de eis in de incidenten, met producties
  • bevoegdheidsincident tevens houdende conclusie van antwoord in de incidenten met producties van de zijde van Solulever c.s.
  • de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident met producties van de zijde van [eiser] c.s.
  • de akte uitlating productie van de zijde van Solulever c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De incidentele vorderingen

2.1.
Partijen hebben over en weer incidentele vorderingen ingesteld.
2.2.
[eiser] c.s. vorderen in de dagvaarding op grond van artikel 220 Rv dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank, kamer voor kantonzaken aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer 10025152 AO VERZ 22-74. Zij stellen dat de kwesties in de hoofdzaak zowel een vennootschappelijk aspect hebben als een arbeidsrechtelijk aspect, waardoor er competentiekwesties ontstaan met betrekking tot de bevoegdheid van de zaak door de handelskamer van rechtbank en door de kamer voor kantonzaken. Zij verklaren dat de vennootschappelijke aspecten immers bij dagvaarding aan de rechtbank moeten worden voorgelegd, terwijl de arbeidsrechtelijke aspecten aan de kantonrechter moeten worden voorgelegd en wijzen er op dat voor deze arbeidsrechtelijke kwesties ook een verzoekschrift bij de kantonrechter is ingediend onder het hiervoor genoemde zaak- en rolnummer.
2.3.
Verder vorderen [eiser] c.s. – naar de rechtbank begrijpt: op grond van artikel 223 Rv - dat Solulever wordt veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, te vermeerderen met vakantietoeslag, wettelijke verhoging, wettelijke rente en tot betaling van een voorschot op aan [eiser] c.s. toe te kennen vergoedingen.
2.4.
Solulever c.s. voeren verweer.
2.5.
Op hun beurt voeren Solulever c.s. voor alle weren aan dat de rechtbank de dagvaarding partieel nietig moet verklaren. Zij stellen dat sprake is van een obscuur libel omdat de dagvaarding onduidelijke/onjuiste stellingen en innerlijke tegenstrijdigheden inhoudt en het petitum moeilijk te volgen vorderingen inhoudt. Zij stellen verder dat bovendien sprake is van een onnodige procedure en dat [eiser] c.s., in strijd met het bepaalde in artikel 21 Rv de rechtbank ook onvolledig en eenzijdig heeft voorgelicht.
Voor zover de rechtbank de dagvaarding niet partieel nietig zal verklaren stellen zij, onder het kopje ‘Bevoegdheidsincident’ dat de rechtbank eerst haar bevoegdheid moet beoordelen.
2.6.
[eiser] c.s. voeren verweer.
2.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling in de incidenten

3.1.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de dagvaarding van [eiser] c.s. niet uitblinkt in duidelijkheid, geen sprake is van een obscuur libel, zodat er geen grond bestaat om de dagvaarding partieel nietig te verklaren. Voor zover in de hoofdzaak geoordeeld zal worden dat sprake is van een onnodige procedure of dat [eiser] c.s. de rechtbank niet volledig en naar waarheid heeft ingelicht, zal de rechtbank zich in de hoofdzaak beraden over de daaraan te verbinden consequenties. Dat is geen afweging die al in dit stadium van de procedure zal worden gemaakt.
3.2.
Gelet op de gevolgen van een eventuele toewijzende beslissing over een bevoegdheidsincident ziet de rechtbank aanleiding dit incident thans als eerste te behandelen.
Solulever c.s. hebben op het voorblad van en in hun conclusie een bevoegdheidsincident aangekondigd. Zij hebben echter voor hun beoogde incidentele vordering uiteindelijk in het petitum geen incidentele vordering ingesteld.
De rechtbank moet echter ook ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen.
Uit de dagvaarding komt naar voren dat het hier gaat om een arbeidsrechtelijk geschil en dergelijke zaken behoren op grond van artikel 93 aanhef en sub c Rv tot de beslissingsbevoegdheid van de kantonrechter.
3.3.
Als sprake is van een vennootschappelijk geschil is de handelskamer van de rechtbank wel bevoegd om te beslissen. Uit de door Solulever c.s. genomen akte uitlating productie blijkt echter dat de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling in de verzoekschriftprocedure op 11 oktober 2022 mondeling vonnis heeft gewezen en heeft geoordeeld dat zij de positie van [eiser] niet als statutair directeur kwalificeert en dat hij als werknemer moet worden aangemerkt.
Hieruit blijkt dat het in de hoofdzaak gaat om een zuiver arbeidsrechtelijk geschil zodat de kantonrechter bevoegd is daarvan kennis te nemen. De rechtbank is dan ook voornemens om de zaak op grond van artikel 93 aanhef en sub c Rv te verwijzen naar de kantonrechter.
Alvorens tot verwijzing over te gaan ziet de rechtbank aanleiding partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte over dit voornemen en/of over de gewenste voortzetting van de hoofdzaak uit te laten.

4.De beslissing

De rechtbank
in de incidenten en in de hoofdzaak:
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van
30 november 2022voor akte uitlating aan de zijde van partijen over hetgeen in r.o. 3.3. is overwogen;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155