Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een vonnis gewezen in een bevoegdheidsincident. In deze zaak, geregistreerd onder het zaaknummer C/15/330724 / HA ZA 22-484, zijn [eiser] c.s. en Solulever c.s. betrokken. De eisers, bestaande uit een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en een andere vennootschap, hebben een incident ingesteld waarin zij verzoeken om de hoofdzaak te voegen met een andere aanhangige zaak. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 220 Rv, waarbij zij stellen dat er zowel vennootschappelijke als arbeidsrechtelijke aspecten aan de orde zijn, wat leidt tot competentiekwesties. Daarnaast vorderen zij op grond van artikel 223 Rv dat Solulever wordt veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en andere vergoedingen.
De gedaagde partij, Solulever B.V., heeft verweer gevoerd en stelt dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard wegens onduidelijkheid en tegenstrijdigheden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel de dagvaarding niet geheel duidelijk is, er geen grond is voor een partiële nietigheid. De rechtbank heeft vervolgens de bevoegdheid om kennis te nemen van het geschil beoordeeld en geconcludeerd dat het gaat om een arbeidsrechtelijk geschil, waarvoor de kantonrechter bevoegd is. De rechtbank heeft daarom besloten de zaak te verwijzen naar de kantonrechter en partijen in de gelegenheid gesteld om zich over dit voornemen uit te laten.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de zaak op 30 november 2022 opnieuw op de rol komt voor akte uitlating van partijen over het voornemen tot verwijzing. De rechtbank heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat de uitkomst van de hoofdzaak nog niet is vastgesteld en afhankelijk is van de verdere procedure.