ECLI:NL:RBNHO:2022:10183

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
C/15/304237 / HA ZA 20-398
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake benoeming deskundige en verdeling van een vennootschap onder firma

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 16 november 2022 een tussenvonnis uitgesproken in de procedure tussen [eiser] en Van de [gedaagde] c.s. De zaak betreft een geschil over de verdeling van een vennootschap onder firma (vof) en de benoeming van een deskundige om financiële vraagstukken te onderzoeken. De rechtbank heeft eerder op 3 augustus 2022 een tussenvonnis gewezen waarin partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over de aanwezige financiële stukken en de deskundige.

[eiser] heeft aangegeven dat hij over alle benodigde financiële stukken beschikt, terwijl Van de [gedaagde] c.s. stellen dat er belangrijke stukken ontbreken, waardoor zij de berekeningen niet kunnen verifiëren. De rechtbank heeft besloten om een deskundige te benoemen, waarbij [bedrijf 2] is aangewezen als deskundige. De deskundige moet de boekhouding van de vennootschap onderzoeken en vragen beantwoorden over mogelijke onregelmatigheden en de afrekening tussen de vennoten.

De rechtbank heeft ook bepaald dat partijen ieder de helft van het voorschot voor de deskundige moeten betalen en dat zij verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek. De deskundige moet binnen drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport indienen. De zaak zal na het deskundigenbericht opnieuw op de rol komen voor conclusie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.H. Schotman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/304237 / HA ZA 20-398
Vonnis van 16 november 2022(bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Kotan te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde],

wonende te [plaats 2],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OG SERVICES B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R. Gijsen te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Van de [gedaagde] c.s. genoemd worden. Gedaagden afzonderlijk zullen van de [gedaagde] en OGS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 augustus 2022
  • de akte van de zijde van [eiser] van 31 augustus 2022
  • de akte van de zijde van Van de [gedaagde] c.s. van 31 augustus 2022
  • de antwoordakte van de zijde van Van de [gedaagde] c.s. van 28 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
Bij tussenvonnis van 3 augustus 2022 zijn beide partijen in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over i) de bij partijen aanwezige financiële stukken en de mate van (on)volledigheid daarvan, ii) de achtergrond en persoon van de te benoemen deskundige en iii) de mogelijk aan de deskundige te stellen vragen.
Ad i)
2.2.
[eiser] heeft bij akte kenbaar gemaakt inmiddels over alle benodigde financiële stukken te beschikken, zodat de deskundige niets hoeft te reconstrueren en zich enkel hoeft uit te laten over de interpretatie daarvan. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [eiser] een e-mail van [betrokkene 1] van [bedrijf 4] overgelegd, met daarin een opsomming van de beschikbare stukken. Uit deze e-mail volgt dat er twee onzekerheden zijn: de btw-omzet verdeling in 2019 en de negatieve kapitalen van de vennoten per 31 december 2019.
2.3.
Van de [gedaagde] c.s. verklaren bij akte dat bij hen de financiële administratie aanwezig is zoals deze is opgemaakt door vennootschapsaccountant Avivos op basis van de door [eiser] aangeleverde onderliggende administratieve stukken. Tot de administratie behoort ook de onderliggende administratie, waaronder bonnen en (in- en verkoop)facturen. Volgens OGS ontbreken die ten aanzien van 2019 in ieder geval voor een belangrijk deel. Vanwege deze ontbrekende stukken kunnen Van de [gedaagde] c.s. onmogelijk verifiëren of de berekeningen de daarop gebaseerde conclusies juist zijn.
Ad ii)
2.4.
Wat betreft de achtergrond en persoon van de te noemen deskundige heeft [eiser] aangegeven dat de deskundige een meerjarige boekhouding moet kunnen controleren. Een onafhankelijke boekhouder of accountant zou kunnen worden aangewezen. [eiser] heeft geen kennis of voorkeur voor een specifieke persoon.
2.5.
Van de [gedaagde] c.s. hebben voorgesteld een van de meest gerede deskundigen uit het LRGD te benoemen, waarbij wordt aangetekend dat hierover geen overleg met [eiser] heeft plaatsgevonden. Het gaat om de volgende deskundigen:
  • dhr. [betrokkene 2], werkzaam bij [bedrijf 1]
  • dhr. [betrokkene 3] RA, werkzaam bij [bedrijf 2] B.V.
  • dhr. [betrokkene 4] AA, werkzaam bij [bedrijf 3]
2.6.
Omdat [eiser] geen bezwaar heeft uitgesproken tegen de door Van de [gedaagde] c.s. voorgestelde deskundigen, zal de rechtbank [bedrijf 2] benoemen om de in de beslissing van dit vonnis geformuleerde vragen te beantwoorden.
Ad iii)
2.7.
[eiser] heeft de volgende mogelijke vraagstellingen voorgesteld:
  • klopt het jaarverslag zoals ingediend door [bedrijf 4], of moet hier nog iets aan gewijzigd worden?
  • nu alle uitgaande facturen een aangeslagen btw-bedrag van 21% hebben en in de ingediende belastingaanslag er een 60-40 verhouding is opgemaakt van 21% en 9%; mag er, zoals verzocht door [gedaagde], eenzijdig een slotbalans/eindfactuur opgesteld worden waarin deze percentages aangehouden worden? De uiteindelijke klant was deels zakelijk en deels privaat.
  • Is er, uitgaande van de validiteit van de voorliggende stukken, sprake van oneffenheden (lees: onrechtmatigheid/verduistering) zijdens [gedaagde] en is hij dientengevolge aansprakelijk voor de verhoogde kosten?
2.8.
Van de [gedaagde] c.s. verklaren in de situatie te zijn komen verkeren dat zij ten behoeve van dit onderzoek geen kosten meer kunnen maken en stellen daarom voor de te stellen vragen aan de deskundige te beperken tot de volgende vragen:
  • kunt u aangeven, uitgaande van de concept eindafwikkeling van de accountant van de vennootschap, overgelegd als productie 10 bij conclusie van antwoord, de daarin genoemde punten 1 t/m 7 op juistheid toetsen en aangeven welke invloed zij hebben op de (slot)kapitaalstanden?
  • Kunt u aangeven of op basis van uw deskundigheid r.o. 2.10 voornoemd juridisch/fiscaal juist is (mede gelet op randnummer 4a) gestelde en – daarvan uitgaande – aangeven wat de invloed daarvan is op de (slot)kapitaalstanden van productie 10 voornoemd?
  • Kunt u aangeven wat, indachtig de alinea’s 11t/m 17 inclusief bijbehorende producties van de akte zijdens Van de [gedaagde] c.s. van 20 december 2021 een billijk bedrag is dat zijdens de vennoot OGS aan de vennootschap bij wijze van kosten in rekening kan worden gebracht en wat is de invloed daarvan op de (slot)kapitaalstanden?
  • Kunt u aangeven welke bescheiden nog nodig zijn voor het beantwoorden van een of meer van de vragen?
  • Kunt u op basis van uw onderzoek komen tot een voorstel aan de rechtbank voor een billijke slotkapitaalstanden?
2.9.
De rechtbank stelt vast dat Van de [gedaagde] c.s. met de tweede voorgestelde vraag miskent dat de rechtbank in de daarin genoemde r.o. al heeft
beslistdat [eiser] de daar genoemde arbeid als kostenpost mocht inbrengen. Van de [gedaagde] c.s. heeft niets aangevoerd dat de rechtbank aanleiding zou kunnen geven om op die beslissing terug te komen.
Het is een evidentie dat het vennoten vrij staat om een dergelijke afspraak te maken. Dat impliceert dat het de rechtbank ook vrij staat om het bestaan van een dergelijke afspraak, indien die door de ene vennoot wordt gesteld en door de ander wordt betwist, in een procedure aan te nemen. Fiscaal-juridisch is wat dat betreft alleen van belang of die afspraak, naar de mate waarin daaraan wel of niet uitvoering is gegeven, noopt tot enigerlei vastlegging, correctie of aanpassing in de administratie en/of de slotbalans. De rechtbank vindt daarom geen ruimte om deze vraag aan de deskundige te stellen.
2.10.
Ook overigens zijn de door partijen voorgestelde vragen niet zonder meer bruikbaar. De rechtbank zal in de geest van de voorgestelde vragen hieronder een eigen vraagstelling formuleren.
Overige
2.11.
Partijen moeten ieder de helft van het totale voorschot voor de deskundige ter griffie deponeren.
2.12.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.13.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.14.
Na het deskundigenbericht zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich daarover uit te laten.

3.De beslissing

De rechtbank
de deskundige en de te beantwoorden vragen
3.1.
beveelt als follow up van het bepaalde in 2.3 van het vonnis van 3 augustus 2022 een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Gelieve aan de hand van de door partijen aangeleverde boekhouding als hiervoor omschreven:
te bepalen of u over toereikende gegevens beschikt om -met inachtneming van de beslissingen in 2.10 van het vonnis van 30 maart 2022 en 2.3 in het vonnis van 3 augustus 2022- voor deze ontbonden vennootschap een slotbalans op te stellen en de rechtbank te adviseren over de wijze van afrekening tussen de vennoten,
Indien u gegevens tekort komt: de rechtbank te laten weten in hoeverre een door u op te stellen slotbalans niettemin richting kan geven voor een advies omtrent de genoemde wijze van afrekening en zo mogelijk dat advies te geven.
In beide gevallen kunt u de posten die zijn opgenomen in de concept eindafwikkeling van de accountant van de vennootschap, overgelegd als productie 10 bij conclusie van antwoord (aangehecht), waarvan in een uitvraag door u wordt vastgesteld dat ze door geen der vennoten worden betwist, als uitgangspunt nemen voor uw onderzoek,
2. Biedt uw onderzoek u redenen om te vermoeden of aan te nemen dat er op enig moment sprake is geweest van niet verantwoorde onttrekkingen of andere onregelmatigheden? Zo ja welke en wat is er nodig om dit recht te trekken?
3. Zijn er overigens wetenswaardigheden waarvan het nuttig is om die met het oog op beslissingen over de afwikkeling van de vennootschap aan de rechtbank ter kennis te brengen?
3.2.
benoemt tot deskundige:
[bedrijf 2]
contactpersoon: [betrokkene 3]
e-mailadres: [e-mailadres]
telefoonnummer: [telefoonnummer]
het voorschot
3.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventueel overige kosten;
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen;
  • partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting;
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige bij dezen vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag;
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.4.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot voor de deskundige binnen twee weken na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak dienen over te maken op het daarop vermelde rekeningnummer, onder vermelding van ‘voorschot deskundigenrapport’ en het zaak- en rolnummer,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat partijen een kopie van hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal verrichten op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij het bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip respectievelijk periode waarin het onderzoek zal plaatsvinden en die datum of periode aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.9.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie);
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen;
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
3.10.
bepaalt dat partijen i) nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien de deskundige daarom verzoekt, ii) de deskundige toegang dienen te verschaffen tot het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en iii) de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
3.11.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis en van de vonnissen 27 oktober 2021, 30 maart 2022 en 3 augustus 2022 aan de deskundige zal toezenden,
het schriftelijke rapport
3.12.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.13.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover opmerkingen te maken, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.14.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.15.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen voor conclusie na deskundigenbericht op een termijn van vier weken na ontvangst ter griffie van het rapport,
3.16.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voort procederen aan beide zijden op een termijn van twee weken,
3.17.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.18.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op
16 november 2022.