ECLI:NL:RBNHO:2022:10207

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
9750013 \ CV EXPL 22-1354
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van additionele huur en kosten voor verloren apparatuur in het kader van een verhuurovereenkomst

In deze zaak vordert de eiser, [eiser], die een eenmanszaak heeft in de verhuur van feestartikelen, betaling van additionele huur, een boete en kosten voor verloren apparatuur van de gedaagde, [gedaagde], die een eenmanszaak heeft in het organiseren van evenementen. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst die op 27 augustus 2021 is gesloten, waarbij [eiser] 80 koptelefoons met toebehoren aan [gedaagde] verhuurde. De gedaagde heeft een bedrag van € 15,00 en € 285,00 betaald, maar heeft de koptelefoons te laat en onvolledig ingeleverd. De eiser stelt dat de gedaagde op basis van de algemene voorwaarden van [eiser] additionele huur, een boete en kosten voor de vermiste apparatuur moet betalen. De gedaagde betwist echter de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en stelt dat er geen afspraken zijn gemaakt over een inlevertijd.

De kantonrechter overweegt dat de eiser onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om aan te tonen dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst. De rechter stelt vast dat de eiser niet heeft bewezen dat de gedaagde de algemene voorwaarden heeft aanvaard. Bovendien is er geen schriftelijk bewijs dat de gedaagde akkoord is gegaan met de algemene voorwaarden. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser af, omdat deze niet voldoende onderbouwd is en de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn. De proceskosten worden aan de eiser opgelegd, omdat hij ongelijk krijgt. De gedaagde had ook een tegenvordering ingesteld voor terugbetaling van de borg, maar deze werd te laat ingediend en wordt daarom niet inhoudelijk behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9750013 \ CV EXPL 22-1354 BL
Uitspraakdatum: 9 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam eiser]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser] of [bedrijfsnaam eiser]
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam gedaagde]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. C.J.P. Liefting

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 24 februari 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[bedrijfsnaam eiser] is de eenmanszaak van [eiser] , die zich bezighoudt met de verhuur van feestartikelen.
2.2.
[gedaagde] heeft een eenmanszaak die zich bezighoudt met het organiseren van evenementen.
2.3.
Op 27 augustus 2021 hebben partijen een overeenkomst gesloten, op basis waarvan [eiser] 80 koptelefoons met toebehoren aan [gedaagde] heeft verhuurd. [gedaagde] heeft daarvoor € 15,00 en € 285,00 aan [eiser] betaald.
2.4.
De koptelefoons met toebehoren zijn op 28 augustus 2021 aan [gedaagde] ter beschikking gesteld, en op 30 augustus 2021 weer bij [eiser] ingeleverd.
2.5.
In een factuur van 31 augustus 2021 met nummer 2021-000001 heeft [eiser] aan [gedaagde] in rekening gebracht een bedrag van in totaal € 280,00 voor vijf verloren koptelefoons, een verloren stroomkabelzender en een verloren zenderdoos. Onderaan deze factuur staat vermeld: ‘Prijsopgave verloren producten. Bekijk clausule 4.8 van de algemene voorwaarden.’
2.6.
In een factuur van 31 augustus 2021 met nummer 2021-000002 heeft [eiser] aan [gedaagde] in rekening gebracht een bedrag van € 240,00 voor 80 koptelefoons en een geldboete van € 48,00. Onderaan deze factuur staat vermeld: ‘Te laat inleveren van koptelefoons op 30-08-2021. Bekijk clausule 12.2 in de algemene voorwaarden.’

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de hierboven omschreven facturen met een totaalbedrag van € 568,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 september 2021 en buitengerechtelijke incassokosten (€ 85,20). [eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] het gehuurde te laat en bovendien onvolledig heeft ingeleverd, zodat [gedaagde] op basis van de toepasselijke algemene voorwaarden de gefactureerde additionele huur, boete en kosten van missende apparatuur moet betalen.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering en voert – samengevat – het volgende aan. De algemene voorwaarden van [eiser] zijn niet van toepassing op de overeenkomst, en partijen hebben niet afgesproken dat het gehuurde binnen een bepaald absoluut tijdsbestek ingeleverd moest zijn. Bovendien zou [eiser] de koptelefoons komen ophalen, zodat het niet aan [gedaagde] te wijten dat het gehuurde pas op 30 augustus 2021 is ingeleverd. Verder betwist [gedaagde] dat apparatuur vermist is geraakt, althans dat er meer dan twee koptelefoons zijn kwijtgeraakt. In de conclusie van dupliek vordert [gedaagde] terugbetaling van € 285,00.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] baseert zijn vordering op de door hem gebruikte algemene voorwaarden. Daarin is bepaald dat de opdrachtgever maximaal 12 uur in het bezit mag zijn van de gehuurde spullen tenzij anders is afgesproken (artikel 5.2), dat voor iedere dag dat de opdrachtgever nalaat het gehuurde te retourneren een boete verschuldigd is van 20% van de huursom vermeerderd met het over de periode van verzuim verschuldigde huurbedrag (artikel 12.2), en waarin voorbeelden zijn genoemd van kosten voor het geval er iets stuk is of mist (artikel 4.8). Partijen twisten echter over de vraag of de algemene voorwaarden van [eiser] onderdeel uitmaken van hun overeenkomst.
4.2.
In de wet is bepaald dat algemene voorwaarden van toepassing zijn indien de gelding daarvan door de wederpartij is aanvaard, door ondertekening van een geschrift of op andere wijze. [1] Of daarvan sprake is moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding en de totstandkoming van rechtshandelingen. [2] Omdat [eiser] zich beroept op de toepasselijkheid van zijn algemene voorwaarden, ligt het op zijn weg om voldoende feiten en omstandigheden aan te voeren, en zo nodig te bewijzen, om te kunnen aannemen dat [gedaagde] de gelding van de algemene voorwaarden heeft aanvaard. Daarin is [eiser] niet geslaagd en de kantonrechter overweegt daarover het volgende.
4.3.
[eiser] stelt niet concreet hoe de overeenkomst met [gedaagde] tot stand is gekomen. Over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden wordt in de dagvaarding slechts in algemene bewoordingen gesteld dat afnemers van [eiser] daarmee akkoord moeten gaan. Daaraan heeft [eiser] in de conclusie van repliek toegevoegd dat [gedaagde] door schriftelijke acceptatie van de bestelling akkoord is gegaan met de algemene voorwaarden. [eiser] specificeert dit verder niet, en er is geen door [gedaagde] ondertekend geschrift overgelegd waarin de gelding van algemene voorwaarden is aanvaard. Wel heeft [eiser] een WhatsAppberichtengeschiedenis overgelegd van een gesprek tussen partijen. [gedaagde] betwist niet dat het WhatsAppgesprek op die manier heeft plaatsgevonden. Uit deze berichten blijkt dat [gedaagde] via WhatsApp zijn bestelling heeft geplaatst, waarna [eiser] een voorschot van € 15,00 in rekening heeft gebracht via een ING betaalverzoek, dat direct is betaald. Vervolgens vraagt [gedaagde]
“We moeten nu nog € 285 betalen toch?”, en schrijft [eiser] op 27 augustus om 10:42:04 uur:
“Hierbij, bevestigen wij de verhuur van 80 koptelefoons en 2 zender(s) op 28-08-2021. De levertijd krijgt u een dag van tevoren toegestuurd met een tijdslot van 2 uur. Totale kosten: € 300,- inclusief borg. € 15 betaald. € 285 resterend bedrag Betaling bij bezorging. (…)”
4.4.
In deze WhatsAppberichten waarmee de overeenkomst tot stand is gekomen heeft [eiser] geen melding gemaakt van het gebruik van algemene voorwaarden. Voor het eerst op 29 augustus 2021 om 18:49:45 uur verwijst [eiser] naar algemene voorwaarden, waarin volgens [eiser] te vinden zou zijn dat de koptelefoons voor 15:00 uur terug hadden moeten zijn. Dit bericht is echter verzonden na het sluiten van de overeenkomst, in het kader van een discussie over het inlevertijdstip na afloop van het gebruik, en vormt geen onderbouwing van de stelling van [eiser] dat [gedaagde] door schriftelijke acceptatie van de bestelling akkoord is gegaan met de gelding van de algemene voorwaarden. Uit niets blijkt dat [eiser] aan [gedaagde] een aanbod heeft gedaan tot het sluiten van een overeenkomst waarop algemene voorwaarden van toepassing zijn, laat staan van acceptatie daarvan door [gedaagde] .
4.5.
Dit betekent dat de algemene voorwaarden van [eiser] geen grondslag kunnen vormen voor toewijzing van zijn vordering.
4.6.
Ook overigens heeft [eiser] onvoldoende aangevoerd en onderbouwd om zijn vordering te kunnen toewijzen. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] 80 koptelefoons met toebehoren van [eiser] heeft gehuurd, dat het gehuurde op 28 augustus 2021 aan [gedaagde] ter beschikking is gesteld en op 30 augustus 2021 weer bij [eiser] is ingeleverd. Verder staat vast dat [gedaagde] het in de opdrachtbevestiging vermelde bedrag van € 300,00 aan [eiser] heeft betaald. De vordering van [eiser] betreft een aanvullend in rekening gebracht huurbedrag van € 240,00, een boete van € 48,00 en € 280,00 voor verloren zaken. [gedaagde] betwist gemotiveerd dat hij nog iets aan [eiser] moet betalen.
4.7.
Voor zover [eiser] bedoelt aan te voeren dat tussen partijen een tweede huurovereenkomst is gesloten voor een extra periode, op basis waarvan [gedaagde] nog een huurbedrag van € 240,00 moet betalen, heeft [eiser] onvoldoende gesteld. Daarbij is van belang dat [eiser] onduidelijk is over zowel de periode waarop de aanvankelijke huurovereenkomst precies betrekking had, als over de aanvullende periode waarop de vordering ziet. Volgens [eiser] is aanvankelijk een duur van 12 uur afgesproken, maar het eerdergenoemde WhatsAppgesprek geeft daarvoor geen aanknopingspunten. In de bestelbevestiging is door [eiser] alleen de datum 28 augustus 2021 genoemd. Verder blijkt uit de WhatsAppberichten dat het gehuurde op 28 augustus 2021 omstreeks 20:30 uur aan [gedaagde] is verstrekt. Vervolgens hebben partijen in de middag van 29 augustus 2021 per WhatsApp overleg gevoerd over het tijdstip waarop het gehuurde die dag zou worden ingeleverd. In dat kader vraagt [gedaagde] om 17:41:03 uur of het goed is dat het gehuurde de volgende ochtend wordt ingeleverd. [eiser] reageert hierop met de mededeling dat dit kan, maar dat dit betekent dat voor nog een dag wordt gehuurd tegen een huurbedrag van € 240,00. Voor dit bedrag heeft [eiser] direct een ING betaalverzoek aan [gedaagde] gezonden. In reactie daarop schrijft [gedaagde] :
“Dan wil ik graag gebruik maken van de ophaal service waar we voor betaalde”, waarop [eiser] schrijft:
“Dat is mogelijk voor morgen. Maar vandaag met u al te laat met het inleveren van de koptelefoons, vandaar dat u de koptelefoons voor nog een dagje huurt.”Als [eiser] bedoeld heeft een aanbod te doen tot het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst, dan heeft [gedaagde] dit aanbod in elk geval niet aanvaard.
4.8.
Voor zover [eiser] het factuurbedrag van € 280,00 vordert als schadevergoeding voor verloren zaken, heeft hij ook daarvoor onvoldoende aangevoerd. Het gevorderde bedrag ziet op vijf koptelefoons, een zenderdoos en een stroomkabel die volgens [eiser] niet door [gedaagde] zijn ingeleverd. In zijn conclusie van antwoord erkent [gedaagde] dat er twee koptelefoons zijn kwijtgeraakt. [eiser] heeft zijn stelling dat er meer vermist is geraakt dan die twee koptelefoons niet onderbouwd. Daarbij komt dat een recht op schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst pas bestaat als de schuldenaar in verzuim is. [3] Niet is gesteld of gebleken dat aan [gedaagde] een schriftelijke aanmaning is gestuurd waarin hem een redelijke termijn is gegeven om de volgens [eiser] ontbrekende zaken alsnog in te leveren, zoals de wet voorschrijft. [4] [eiser] heeft direct op 31 augustus 2021 een factuur verzonden, die is gebaseerd op zijn (niet op de overeenkomst van toepassing zijnde) algemene voorwaarden. Dit is geen ingebrekestelling, zodat alleen al om die reden een schadevordering niet kan slagen.
4.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.
4.11.
[gedaagde] vordert in zijn conclusie van dupliek dat [eiser] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de borg van € 285,00. Daarmee is [gedaagde] te laat, omdat in de wet is bepaald dat een tegenvordering meteen bij conclusie van antwoord moet worden ingesteld. [5] De tegenvordering hoeft daarom niet inhoudelijk te worden behandeld. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat uit de bestelbevestiging blijkt dat de door [gedaagde] betaalde borg slechts € 50,00 bedraagt, en dat niet zonder meer worden kan vastgesteld dat [gedaagde] recht heeft op terugbetaling daarvan, gelet op zijn erkenning dat twee koptelefoons zijn kwijtgeraakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:231 aanhef en onder c Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 6:217 in verbinding met de artikelen 3:33 en 3:35 BW
3.Artikel 6:74 lid 2 BW
4.Artikel 6:82 lid 1 BW
5.Artikel 137 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering