In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hamburg, Duitsland, een vordering ingesteld tegen United Airlines Inc., een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Wilmington, Verenigde Staten. De vordering betreft compensatie voor een vertraagde vlucht op 6 september 2018, waarbij de passagier zijn aansluitende vlucht heeft gemist. Flightright heeft de vordering gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Echter, het exploot van de dagvaarding voldeed niet aan de minimumvereisten zoals gesteld in artikel 45 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat niet duidelijk was in welke maand het exploot aan de vervoerder was betekend. Dit gebrek leidde tot de conclusie dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, omdat het aannemelijk was dat de vervoerder door dit gebrek onredelijk benadeeld zou worden.
De kantonrechter heeft de vordering van Flightright afgewezen en de proceskosten voor rekening van Flightright gesteld, omdat deze ongelijk kreeg. De beslissing is genomen op 9 november 2022 door kantonrechter S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.