ECLI:NL:RBNHO:2022:10228

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
9534746
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht verzonden aanmaning door Airhelp aan vervoerder Turk Havayollari A.O. leidt tot proceskostencompensatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft Airhelp Germany GmbH een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O. naar aanleiding van een geschil over een vervoersovereenkomst. De zaak betreft een vlucht van Amsterdam naar Bahrein, waarbij passagiers op 17 december 2019 zijn geweigerd om in te stappen. Airhelp, die het vermeende vorderingsrecht van de passagiers heeft overgenomen, vordert een schadevergoeding van € 1.200,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij instapweigering.

De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat Airhelp niet-ontvankelijk is in zijn vordering vanwege schending van procesrechtelijke beginselen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aanmaning door de verkeerde partij is verzonden, aangezien Airhelp niet de juiste gemachtigde was op het moment van de aanmaning. Dit heeft geleid tot de conclusie dat Airhelp rauwelijks heeft gedagvaard, wat de proceskostencompensatie rechtvaardigt.

De kantonrechter heeft de vordering van Airhelp toegewezen tot een bedrag van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente, maar heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 16 november 2022 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9534746 \ CV EXPL 21-7591
Uitspraakdatum: 16 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Airhelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 4 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport (Turkije) naar Bahrein International Airport (Bahrein) op 17 december 2019.
2.2.
De passagiers zijn geweigerd om in te stappen op vlucht TK156 van Amsterdam naar Istanbul.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht op 3 en 19 maart 2020 overgedragen aan Airhelp Limited. Airhelp Limited heeft vervolgens het vermeende vorderingsrecht bij akte van 13 mei 2021 overgedragen aan Airhelp.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de instapweigering gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en voert daartoe aan dat Airhelp op verschillende punten de elementaire beginselen van het procesrecht heeft geschonden. Dit moet volgens de vervoerder tot gevolg hebben dat Airhelp niet-ontvankelijk is in zijn vordering dan wel dat de vordering wordt afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Voor zover de vervoerder in dupliek heeft betoogd dat het door Airhelp ingediende claimverzoek incompleet was en dat er geen sprake is van een rechtsgeldige cessie omdat deze te laat is medegedeeld, oordeelt de kantonrechter dat de vervoerder niet heeft toegelicht waarom hij deze standpunten eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren had kunnen brengen. Deze verweren zijn daarom tardief.
5.3.
De vervoerder heeft verder geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de hoofdsom, zodat deze zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens als niet weersproken toewijsbaar.
5.4.
De vervoerder heeft betoogd dat sprake is van rauwelijks dagvaarden. Hij heeft op 31 maart 2020 een ‘letter before action’ ontvangen van de gemachtigde van Airhelp. Airhelp beschikte op dat moment echter nog niet over het vorderingsrecht. Ten tijde van de aanmaning op 31 maart 2020 had de gemachtigde geen recht of titel om namens de passagiers compensatie te vorderen. Er is nooit een rechtsgeldige aanmaning verzonden. Hiermee heeft Airhelp in strijd gehandeld met de elementaire regels van het procesrecht, aldus de vervoerder.
5.5.
Airhelp stelt dat de gemachtigde op 31 maart 2020 handelde als advocaat namens Airhelp Limited. Dit blijkt uit het feit dat het kenmerk van Airhelp op de brief staat vermeld en het feit dat de aanmaning is verzonden vanaf het e-mailadres van Airhelp. Het ‘assignment form’ dat de passagiers op 3 en 19 maart 2020 hebben ondertekend vormt dan ook de titel die ten grondslag ligt aan de ‘letter before action’ van 31 maart 2018.
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Airhelp heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de aanmaning van 31 maart 2020 namens de passagiers is verstuurd, waarbij mr. D.E. Lof (destijds) van Lof Advocatuur handelde namens de passagiers. De omstandigheid dat de ‘letter before action’ is verstuurd vanaf een algemeen Airhelp-adres doet daar niets aan af. Voorts staat als onweersproken vast dat mr. D.E. Lof daartoe niet gemachtigd was omdat Airhelp Limited op dat moment eigenaar was van het vorderingsrecht. Het voorgaande betekent dat de aanmaning door de verkeerde partij aan de vervoerder is verzonden. Het had op de weg van Airhelp gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Het betoog van Airhelp dat de cessie van 13 mei 2021 met zich meebrengt dat Airhelp niet opnieuw een ‘letter before action’ hoefde te versturen, slaagt daarom niet. De kantonrechter oordeelt dat Airhelp door zijn werkwijze en proceshouding, waarbij Airhelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen en de vervoerder dus rauwelijks is gedagvaard. De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter