In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft Airhelp Germany GmbH een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O. naar aanleiding van een geschil over een vervoersovereenkomst. De zaak betreft een vlucht van Amsterdam naar Bahrein, waarbij passagiers op 17 december 2019 zijn geweigerd om in te stappen. Airhelp, die het vermeende vorderingsrecht van de passagiers heeft overgenomen, vordert een schadevergoeding van € 1.200,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij instapweigering.
De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat Airhelp niet-ontvankelijk is in zijn vordering vanwege schending van procesrechtelijke beginselen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aanmaning door de verkeerde partij is verzonden, aangezien Airhelp niet de juiste gemachtigde was op het moment van de aanmaning. Dit heeft geleid tot de conclusie dat Airhelp rauwelijks heeft gedagvaard, wat de proceskostencompensatie rechtvaardigt.
De kantonrechter heeft de vordering van Airhelp toegewezen tot een bedrag van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente, maar heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 16 november 2022 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.