ECLI:NL:RBNHO:2022:10229

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
9569376
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van een vlucht en de rechtsgeldigheid van een aanmaning

In deze zaak heeft Airhelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O. wegens vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Beijing op 6 december 2019. De passagier had zijn vorderingsrecht op 13 maart 2020 overgedragen aan Airhelp Limited, die het recht op 1 oktober 2021 overdroeg aan Airhelp. Airhelp vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat Airhelp niet-ontvankelijk was vanwege schending van procesrechtelijke beginselen.

De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was en dat de vervoerder niet voldoende had onderbouwd waarom de vordering niet ontvankelijk zou zijn. De kantonrechter stelde vast dat de aanmaning door de verkeerde partij was verzonden, aangezien Airhelp niet de juiste gemachtigde had om namens de passagier te handelen. Dit leidde tot de conclusie dat Airhelp rauwelijks had gedagvaard, wat de proceshouding van de vervoerder in het gelijk stelde. De kantonrechter wees de vordering van Airhelp toe, maar compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

De beslissing van de kantonrechter was dat de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan Airhelp, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten werden gecompenseerd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en andere vorderingen werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9569376 \ CV EXPL 21-8058
Uitspraakdatum: 16 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Airhelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 1 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport (Turkije) naar Beijing Capital International Airport (China) op 6 december 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht op 13 maart 2020 overgedragen aan Airhelp Limited.
2.4.
Airhelp Limited heeft het vermeende vorderingsrecht vervolgens bij akte van 1 oktober 2021 overgedragen aan Airhelp.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en voert daartoe aan dat Airhelp op verschillende punten de elementaire beginselen van het procesrecht heeft geschonden. Dit moet volgens de vervoerder tot gevolg hebben dat Airhelp niet-ontvankelijk is in zijn vordering dan wel dat de vordering wordt afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Voor zover de vervoerder in dupliek heeft betoogd dat het door Airhelp ingediende claimverzoek incompleet was en dat er geen sprake is van een rechtsgeldige cessie omdat deze te laat is medegedeeld, oordeelt de kantonrechter dat de vervoerder niet heeft toegelicht waarom hij deze standpunten eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren had kunnen brengen. Deze verweren zijn daarom tardief.
5.3.
De vervoerder heeft verder geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de hoofdsom, zodat deze zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens toewijsbaar.
5.4.
De vervoerder heeft betoogd dat sprake is van rauwelijks dagvaarden. Hij heeft op 24 maart 2020 een ‘letter before action’ ontvangen van de gemachtigde van Airhelp. Airhelp beschikte op dat moment echter nog niet over het vorderingsrecht. Ten tijde van de aanmaning op 24 maart 2020 had de gemachtigde geen recht of titel om namens de passagier compensatie te vorderen. Er is nooit een rechtsgeldige aanmaning verzonden. Hiermee heeft Airhelp in strijd gehandeld met de elementaire regels van het procesrecht, aldus de vervoerder.
5.5.
Airhelp stelt dat de gemachtigde op 24 maart 2020 handelde als advocaat namens Airhelp Limited. Dit blijkt uit het feit dat het kenmerk van Airhelp op de brief staat vermeld en het feit dat de aanmaning is verzonden vanaf het e-mailadres van Airhelp. Het ‘assignment form’ dat de passagier op 13 maart 2020 heeft ondertekend vormt dan ook de titel die ten grondslag ligt aan de ‘letter before action’ van 24 maart 2020.
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Airhelp heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de aanmaning van 24 maart 2020 namens de passagiers is verstuurd, waarbij mr. D.E. Lof (destijds) van Lof Advocatuur handelde namens de passagiers. De omstandigheid dat de ‘letter before action’ is verstuurd vanaf een algemeen Airhelp-adres doet daar niets aan af. Voorts staat als onweersproken vast dat mr. D.E. Lof daartoe niet gemachtigd was omdat Airhelp Limited op dat moment eigenaar was van het vorderingsrecht. Het voorgaande betekent dat de aanmaning door de verkeerde partij aan de vervoerder is verzonden. Het had op de weg van Airhelp gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Het betoog van Airhelp dat de cessie van 1 oktober 2021 met zich meebrengt dat Airhelp niet opnieuw een ‘letter before action’ hoefde te versturen, slaagt daarom niet. De kantonrechter oordeelt dat Airhelp door zijn werkwijze en proceshouding, waarbij Airhelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen en de vervoerder dus rauwelijks is gedagvaard. De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter