ECLI:NL:RBNHO:2022:1027

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
7686225
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over overstaptijd en compensatie bij vertraging van luchtreis

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen de Duitse luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa AG wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een reis van Krabi Airport (Thailand) naar Amsterdam Schiphol, met een tussenstop in Frankfurt. Op 4 februari 2017 arriveerde de eerste vlucht met een vertraging van 29 minuten, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam misten. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging van vluchten.

De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden, aangezien de minimale overstaptijd op Frankfurt 45 minuten bedraagt en zij 70 minuten hadden. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers, ondanks de vertraging, voldoende tijd hadden om hun aansluitende vlucht te halen. De rechter concludeerde dat de passagiers zelf verantwoordelijk waren voor het missen van de vlucht, omdat zij zich niet tijdig bij de gate hadden gemeld. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van passagiers om zich tijdig naar de gate te begeven en de noodzaak om de overstaptijden in acht te nemen, zelfs bij vertragingen. De kantonrechter wees de vordering af en legde de proceskosten op aan de passagiers, die ongelijk kregen in hun claim.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7686225 \ CV EXPL 19-4505
Uitspraakdatum: 26 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[passagier sub 1] ,pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[XX] ,
[passgier sub 2] ,
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde EUclaim B.V.
tegen
de buitenlandse vennootschap: Aktiengesellschaft (AG) Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Bondsrepubliek Duitsland) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 december 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Krabi Airport (Thailand) naar Amsterdam- Schiphol Airport (Nederland) op 4 februari 2017. De eerste tussenstop betrof Bangkok International Airport (Thailand). Vanuit daar zouden de passagiers met vlucht LH 773 (hierna: de vlucht) verder vliegen naar Frankfurt International Airport (Duitsland). Vanuit daar zouden de passagiers met vlucht LH 986 verder vliegen naar Amsterdam- Schiphol Airport (Nederland).
2.2.
Passagiers hebben hun aansluitende vlucht van Frankfurt International Airport naar Nederland gemist. Als gevolg daarvan zijn de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. Passagiers zijn hierdoor 3 uur en 14 minuten later aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kind te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 900,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zondag 5 februari 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- 181,50 dan wel € 163,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf woensdag 26 april 2017 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de minimale overstaptijd in Frankfurt 45 minuten bedraagt, zodat de overstap voor de passagiers mogelijk was. De deuren van de vlucht gingen om 6:19 uur open en de deuren van vlucht LH986 sloten om 7:04 uur. Daartussen zitten 45 minuten. In de overstaptijd is rekening gehouden met de omstandigheid dat de deuren enkele minuten voor de vertrektijd sluiten.
4.2.
Voorts voert de vervoerder aan dat de passagiers gehouden zijn om voortvarend door de terminal te gaan van de ene vlucht naar de andere vlucht. De passagiers hebben de aansluitende vlucht dan ook door eigen toedoen gemist.
4.3.
Tevens betwist de vervoerder de buitengerechtelijke kosten en de nakosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kern van het geschil is de vraag of de passagiers voldoende overstaptijd hadden op de luchthaven van Frankfurt en zij dus de aansluitende vlucht (vlucht LH986) van Frankfurt naar Amsterdam hadden kunnen halen. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.3.
Uit de door de vervoerder overgelegde stukken blijkt dat op de luchthaven van Frankfurt een minimale overstaptijd van 45 minuten geldt. De passagiers hadden tussen de vluchten een overstaptijd van 70 minuten gepland. De vlucht is uitgevoerd met een vertraging van 29 minuten en is om 06:14 uur (lokale tijd) te Frankfurt gearriveerd. De deuren van de vlucht werden om 06:19 uur (lokale tijd) geopend (productie 2 conclusie van antwoord). De opvolgende vlucht (vlucht LH986) van de passagiers stond gepland te vertrekken om 06:55 uur (lokale tijd). Deze vlucht is uiteindelijk om 07:23 uur (lokale tijd) vertrokken. Dus met een vertrekvertraging van 28 minuten. De deur van vlucht LH986 sloot om 07:04 uur (lokale tijd), hetgeen blijkt uit productie 2 bij de conclusie van antwoord. Gelet op het voorgaande is, anders dan passagiers stellen, vast komen te staan dat de passagiers op de luchthaven van Frankfurt 45 minuten overstaptijd hadden, zodat de overstap, gelet op de minimale overstaptijd van de luchthaven, mogelijk was.
5.4.
Anders dan de passagiers, is de kantonrechter van oordeel dat van de passagiers mag worden verwacht dat zij de aansluiting proberen te halen en zich zo snel mogelijk naar de betreffende gate begeven om zich te melden. Op dat moment had moeten blijken dat de aansluitende vlucht niet volgens schema vertrok, maar met een vertraging van 28 minuten. Onduidelijk is waarom de passagiers zich niet tijdig bij de gate hebben gemeld voor vlucht LH986. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is niet komen vast te staan dat het missen van de aansluitende vlucht door de passagiers een gevolg is geweest van de vertraging van het eerste deel van de vlucht. De kantonrechter wijst de vordering van de passagiers dan ook af.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.
5.6.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter