ECLI:NL:RBNHO:2022:1034

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
8860764
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Turkish Airlines. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Gaziantep via Istanbul op 10 augustus 2018. Door een vertraging van de eerste vlucht miste de passagier zijn aansluitende vlucht en arriveerde hij meer dan drie uur later op zijn eindbestemming. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder, Turkish Airlines, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk luchtverkeersrestricties die door de luchtverkeersleiding waren opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagier werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen niet te vermijden waren, zelfs met alle beschikbare middelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8860764 \ CV EXPL 20-9406
Uitspraakdatum: 2 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier] ,wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Limited Company (Turkije) Turk Havayollari A.O. tevens handelend onder de naam Turkish Airlines
statutair gevestigd te Ankara (Turkije), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 4 augustus 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul New Airport (Turkije) naar Gaziantep Airport (Turkije) met vlucht TK 1952, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier zou op 10 augustus 2018 om 11.19 uur (lokale tijd) vanuit Amsterdam-Schiphol Airport vertrekken en om 15:40 uur (lokale tijd) aankomen op Istanbul New Airport. Vanuit daar zou de passagier met vlucht TK 2226 om 17:00 uur (lokale tijd) verder vliegen naar Gaziantep Airport om daar op 10 augustus 2018 om 18:40 uur (lokale tijd) aan te komen.
2.3.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar Gaziantep Airport heeft gemist en is meer dan drie uur later op zijn eindbestemming aangekomen.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf vrijdag 10 augustus 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Daartoe heeft hij, onder meer, aangevoerd dat de vertraging werd veroorzaakt doordat luchtverkeersbeheer een drietal slotrestricties aan het toestel heeft opgelegd met de vertragingscodes 81 en 83, waardoor de vlucht vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met een vertraging van 32 minuten is vertrokken en met een vertraging van 30 minuten is aangekomen te Istanbul.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagier met een vertraging van 5 uur en 2 minuten is aangekomen op de eindbestemming Gaziantep Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door drie restricties van de luchtverkeersleiding te Brussel. Ter onderbouwing heeft de vervoerder de slotberichten overgelegd (producties 1, 2 en 3 bij conclusie van antwoord), alsmede de
“movement message”(productie 4 bij conclusie van antwoord) van de vlucht. Hierbij heeft de vervoerder aangegeven dat het toestel een nieuwe slottijd opgelegd kreeg wegens vertragingscode 81. Deze code staat voor “DUE TO EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY”, oftewel capaciteitsproblemen onderweg naar de plaats van bestemming. Voorts blijkt uit het laatste, het derde, slotbericht dat de luchtverkeersleiding te Brussel aan het toestel eveneens een nieuwe slottijd heeft toegekend wegens vertragingscode 83, dat neerkomt op
Restriction at destination airport(productie 3 bij conclusie van antwoord)
.Anders dan de passagier is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder hiermee voldoende heeft onderbouwd dat de vlucht onderworpen was aan restricties.
5.5.
Eveneens is de kantonrechter, anders dan de passagier, van oordeel dat de opgelegde slotrestricties als buitengewone omstandigheden, in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, kunnen worden aangemerkt. De vervoerder had immers niet de mogelijkheid om eerder te vertrekken doordat de luchtverkeersleiding meerdere malen een gewijzigde vertrektijd voor de vlucht heeft opgelegd. Het betreft hier een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Anders dan de passagier stelt, is het voornoemde niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een nieuw slot op te volgen. De slotrestricties worden opgelegd om het luchtverkeer veilig te laten verlopen. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe slot heeft verzocht. De vertrekvertraging van de vlucht voor de duur van 32 minuten is dan ook ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.6.
De passagier stelt dat de slot niet heeft geleid tot een langdurige vertraging, maar deze stelling kan hen niet baten nu de vertraging op de eindbestemming leidend is. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming bedroeg meer dan drie uur. Deze vertraging is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht en daarmee ook het gevolg van buitengewone omstandigheden. De passagier heeft immers hierdoor de aansluitende vlucht naar Gaziantep Airport gemist. Gelet op het voorgaande kan de vertraging van de vlucht als langdurig worden aangemerkt.
5.7.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 80 minuten gepland. De vervoerder voert aan dat de minimale connectietijd in Istanbul 60 minuten bedraagt, hetgeen door de passagier wordt betwist. De passagier heeft hierbij aangegeven dat bij een internationaal-binnenlandse aansluiting een minimale overstaptijd van 75 minuten geldt. Ter onderbouwing heeft de passagier een screenshot uit het systeem van Lennoc gevoegd, alsmede verwijst de passagier naar de website connectionreview.com. De vervoerder heeft het voorgaande gemotiveerd weersproken. De vervoerder heeft hiertoe aangevoerd dat de passagier in 2018 naar de oude luchthaven vloog. De minimale overstaptijd op de oude luchthaven bedraagt 60 minuten en bovenop de minimale overstaptijd is een buffer van 20 minuten ingebouwd. De kantonrechter acht een buffer van 20 minuten als voldoende. Dit neemt niet weg, los van het geschil welke minimale overstaptijd geldt, dat de passagier te Istanbul Airport een aankomstvertraging van 30 minuten had en dat hij de aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. De passagier heeft in dit verband niets gesteld. In de gegeven omstandigheden kon er naar oordeel van de kantonrechter niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van de passagier tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komt voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter