ECLI:NL:RBNHO:2022:10410

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
C/15/332215 / KG ZA 22-491
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een huwelijksgemeenschap en geschil over aandelenlevering en leningverstrekking

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee voormalige echtgenoten over de afwikkeling van hun huwelijksgemeenschap. De partijen, beiden aandeelhouder van de vennootschap DBA, hebben afspraken gemaakt over de verdeling van hun gemeenschap, die zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. De eiser vordert onder andere de levering van aandelen van de gedaagde in DBA en een lening van de gedaagde aan DBA. De gedaagde verzet zich tegen deze vorderingen en stelt dat er geen spoedeisend belang is bij de terugbetaling van bedragen aan DBA.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de kredietruimte van DBA ontoereikend is en dat de gedaagde niet gehouden kan worden om een lening aan DBA te verstrekken. De rechter heeft ook vastgesteld dat de partijen afspraken hebben gemaakt over de levering van de aandelen, waardoor de vorderingen van de eiser in conventie en de vorderingen van de gedaagde in reconventie zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 25 november 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/332215 / KG ZA 22-491
Vonnis in kort geding van 25 november 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.J. Folkeringa te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.D. Poot te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties E1 t/m E9
  • de aantekeningen ter zitting met daarbij een eis in reconventie met producties 1 t/m 12 van de zijde van [gedaagde]
  • de aanvullende producties E10 t/m E13 van de zijde van [eiser]
  • de mondelinge behandeling van 28 oktober 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitnota van mr. Folkeringa namens [eiser]
  • de artist impression Elisabethoeve van de zijde van [eiser]
  • de brief met productie 13 van de zijde van [gedaagde]
  • de aanvullende productie (twee salarisstroken) van de zijde van [eiser]
  • de mondelinge behandeling van 11 november 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandelingen zijn verschenen:
  • [eiser], bijgestaan door mr. Folkeringa voornoemd
  • [gedaagde], bijgestaan door mr. Poot voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De zaak in het kort
2.1.
Het geschil ziet op de afwikkeling van een huwelijksgemeenschap. Partijen zijn beide 50% aandeelhouder en hebben samengewerkt in de vennootschap DBA. Zij wensen tot verdeling van de gemeenschap over te gaan. In dat kader hebben partijen afspraken gemaakt, die in een vaststellingsovereenkomst zijn vastgelegd. Partijen stellen dat deze afspraken niet op de juiste wijze worden nagekomen. De discussie ziet met name op de levering van de aandelen van [gedaagde], of [gedaagde] een lening aan DBA moet verstrekken en of [eiser] de uren van [betrokkene] ten laste van DBA mag brengen of dat hij dit ten onrechte heeft gedaan en daarom die bedragen aan DBA moet terugbetalen.
2.2.
De voorzieningenrechter hoeft niet meer op de kwestie over de levering van de aandelen te beslissen, omdat partijen hierover afspraken hebben gemaakt. Verder oordeelt de voorzieningenrechter dat [gedaagde] niet gehouden kan worden om een lening aan DBA te verstrekken. Wat betreft de overige vorderingen in reconventie ontbreekt enig spoedeisend belang, zodat ook deze vorderingen worden afgewezen.

3.Feiten

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Het huwelijk is in 2015 ontbonden.
Tot de huwelijksgemeenschap behoren onder meer aandelen in diverse vennootschappen. Verdeling hiervan heeft destijds, na ontbinding van het huwelijk, niet plaatsgevonden.
3.2.
Partijen houden ieder 50% van de aandelen in de vennootschappen [bedrijf] (hierna: DBA) en Sandforte Real Estate B.V. (hierna: Sandforte). Partijen zijn daarnaast ook ieder bestuurder van deze vennootschappen.
3.3.
[eiser] heeft na beëindiging van de samenwerking met [gedaagde] bij DBA de besloten vennootschap Case Real Estate B.V. (hierna: CRE) opgericht. [eiser] is enig aandeelhouder en bestuurder van CRE. Nieuwe projecten worden onder CRE verricht.
3.4.
Partijen hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap en de ontvlechting van hun samenwerking. Die afspraken zijn op 9 april 2021 vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. In de vaststellingsovereenkomst is – voor zover van belang – bepaald dat [eiser] alle aandelen van [gedaagde] in DBA en Sandforte koopt. Verder is afgesproken dat de projecten financieel zullen worden afgewikkeld nadat deze projecten zijn afgerond. Ook is bepaald dat CRE voor haar werkzaamheden gebruik kan maken van de diensten van [betrokkene] die in dienst is bij SandForte. Die uren worden bijgehouden en maandelijks door DBA aan CRE gefactureerd tegen een bedrag van € 19,89 per uur, exclusief btw.

4.Het geschil in conventie

4.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis ten overstaan van een door [eiser] aan te wijzen notaris medewerking te verlenen aan de levering van de door [gedaagde] gehouden aandelen in het kapitaal van [bedrijf] B.V. aan [eiser] tegen betaling door [eiser] van een koopprijs van één euro, bij gebreke waarvan [gedaagde] aan [eiser] een dwangsom verbeurt van € 10.000,- voor iedere dag dat zij nalaat gevolg te geven aan deze veroordeling met een maximum van € 500.000,-;
II. [gedaagde] te veroordelen om binnen 10 dagen na betekening van het te wijzen vonnis productie E9 te ondertekenen en aan DBA een lening te verstrekken van € 148.256,-, bij gebreke waarvan [gedaagde] aan [eiser] een dwangsom verbeurt van € 10.000,- voor iedere dag dat zij nalaat gevolg te geven aan deze veroordeling met een maximum van € 500.000,-;
III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, een en ander te voldoen binnen zeven dagen na het wijzen van vonnis waarna wettelijke rente verschuldigd is, alsmede te betalen de te begroten nakosten.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] gehouden is tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst. [gedaagde] had op grond van artikel 10.1 van de vaststellingsovereenkomst de aandelen op 1 juli 2022 moeten leveren aan [eiser], hetgeen zij heeft geweigerd. De koopprijs van de aandelen moet op de in artikel 8.2 van de vaststellingsovereenkomst genoemde wijze worden vastgesteld. Ongeacht de waarde van het kantoorpand bedraagt de koopprijs € 0,-. [eiser] is echter bereid een koopprijs van € 1,- te betalen. Volgens de afspraken uit de aandeelhoudersvergadering van 7 juni 2022 moet [gedaagde] het project IJweg mee financieren, omdat DBA daar alleen niet toe in staat is. Omdat [gedaagde] ook meedeelt in de winst is het redelijk dat zij de helft van de benodigde financiering aanlevert.
4.3.
[gedaagde] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil in reconventie

5.1.
[gedaagde] vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eiser] te veroordelen om, binnen zeven dagen na dit vonnis, althans op een door de rechtbank te bepalen termijn, opdracht te geven aan de door haar ingeschakelde taxateur om in overleg te treden over een gezamenlijke “best use” taxatie van het pand, bekend als Hogeweg 30 te [plaats] dan wel het gezamenlijk benoemen van een derde taxateur die een voor partijen bindende “best use” taxatie van voornoemd pand zal opstellen, op basis van een minimale waarde van € 900.000,-- althans, op voorwaarden die de rechtbank gerade voorkomen, op gedeelde kosten, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,-, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [eiser] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen en/of de opdracht aan de taxateur zal worden ingetrokken door [eiser];
II. [eiser] te veroordelen om, binnen zeven dagen na dit vonnis, althans op een door de rechtbank te bepalen termijn, aan de vennootschap [bedrijf] B.V. te voldoen een bedrag van € 45.328,62, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [eiser] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
III. [eiser] te veroordelen binnen zeven dagen na het door de rechtbank te wijzen vonnis, althans op een door de rechtbank te bepalen termijn, over te gaan tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst tussen partijen, inhoudende dat:
- [eiser] geen uren van de heer [betrokkene] ten laste van projecten van [bedrijf] B.V. mag laten komen en reeds in rekening gebrachte uren van de heer [betrokkene] vanaf juni 2022 zal crediteren en reeds betaalde bedragen voor de heer [betrokkene] zal retourneren aan [bedrijf] althans;
- [eiser] geen uren van de heer [betrokkene] ten laste van projecten van [bedrijf] B.V. mag laten komen zo lang de heer [betrokkene] niet in dienst is van Sandforte Real Estate B.V. en reeds in rekening gebrachte uren van de heer [betrokkene] vanaf juni 2022 zal crediteren en reeds betaalde bedragen voor de heer [betrokkene] zal retourneren aan [bedrijf] althans;
- [eiser] uren van de heer [betrokkene] enkel tegen een uurtarief van € 19,89 excl. btw ten laste van projecten van [bedrijf] BV. mag laten komen en teveel betaalde bedragen voor de heer [betrokkene] zal retourneren
Het bovenstaande op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [eiser] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
IV. [eiser] te veroordelen tot betaling van de proceskosten in conventie en reconventie, salaris van de advocaat daaronder begrepen, alsmede tot betaling van de nakosten.
5.2.
[gedaagde] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [eiser] de tussen hen gemaakte afspraken over de uit te laten voeren taxatie niet nakomt. Verder heeft zij ervoor gezorgd dat een kredietfaciliteit is gerealiseerd voor drie door DBA af te ronden projecten. Ten onrechte heeft [eiser] een deel van die gelden gebruikt voor de betaling van andere kosten, zoals kosten van de heer [betrokkene]. Dit is een onrechtmatige daad van [eiser] jegens DBA en daarmee [gedaagde]. Op grond van de vaststellingsovereenkomst mogen enkel uren van werknemers van DBA ten laste van de projecten worden gebracht. De kosten van [betrokkene] dienen primair ten laste van zijn werkgever CRE te komen, subsidiair kunnen de uren alleen op de af te rekenen projecten worden geboekt wanneer [betrokkene] in dienst is bij Sandiforte en meer subsidiair mogen zijn uren enkel in rekening worden gebracht bij DBA tegen een uurtarief van € 19,89 exclusief btw.
5.3.
[eiser] voert verweer.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling

6.1.
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en reconventie, zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
Levering aandelen
6.2.
Partijen hebben ter zitting van 28 oktober 2022 afspraken gemaakt over de levering van de aandelen, welke afspraken – op verzoek van partijen – in dit vonnis zullen worden vastgelegd. De afspraken luiden als volgt:
Partijen benaderen hun eigen deskundige met het verzoek in overleg te treden over een gezamenlijk te bepalen ‘best use’ waarde;
Komen de deskundigen er in onderling overleg niet uit, dan zullen zij gezamenlijk een derde deskundige aanwijzen die een bindende ‘best use’ waarde zal vaststellen;
Levering van de aandelen in DBA vindt plaats op 1 december 2022, op voorwaarde dat uiterlijk op 15 november 2022 opdracht is gegeven tot waardering van de ‘best use’ waarde van het pand, zo nodig gevolgd door opdrachtverstrekking aan de derde taxateur;
De kosten van de eventueel in te schakelen derde deskundige worden door partijen 50/50 gedragen (door partijen in privé, vanwege de cashflow van DBA).
6.3.
Gelet op deze afspraken hebben partijen geen belang meer bij de beoordeling van hun vorderingen zoals ingesteld in conventie onder I en in reconventie onder I.
Verstrekken lening?
6.4.
De eerste vraag die beantwoordt moet worden is of [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot veroordeling van [gedaagde] tot het verplicht bijdragen in de financiering van project IJweg. De stelling van [eiser] dat DBA dit project zal verliezen als de financiering niet rondkomt, in combinatie met de omstandigheid dat SandForte in dat geval de geldleningsovereenkomst niet zal kunnen nakomen waardoor DBA als borg wordt aangesproken en mogelijk de aandelen van DBA hun waarde zullen verliezen, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende om een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening aan te nemen.
6.5.
Vervolgens moet beoordeeld worden of [gedaagde] onder de huidige omstandigheden gehouden is tot het verstrekken van additionele financiering aan DBA. Tussen partijen is niet in geschil dat Rabobank een krediet aan DBA heeft verleend ter hoogte van € 200.000,-. Volgens [gedaagde] zou de kredietruimte daarom voldoende moeten zijn, maar is sprake van onvoldoende middelen doordat [eiser] de middelen oneigenlijk heeft ingezet. Dit verweer slaagt en zal hierna worden toegelicht.
6.6.
Vooropgesteld geldt dat de financieringslasten in beginsel bij beide partijen berusten. Uit de notulen van de vergadering van 7 juni 2022 volgt ook dat partijen hebben afgesproken dat als er te zijner tijd nog extra geld nodig mocht zijn, zij in overleg het benodigde kapitaal zullen storten. Om vast te kunnen stellen of additionele financiering op dit moment noodzakelijk is, moet beoordeeld worden of [eiser] voorhands aannemelijk is of de kredietfaciliteit heeft aangewend voor andere kosten dan waarvoor het krediet bedoeld is. [eiser] stelt immers dat de kredietfaciliteit onvoldoende toereikend is, hetgeen [gedaagde] betwist.
6.7.
Volgens [gedaagde] is de kredietfaciliteit aangevraagd voor de drie projecten, terwijl er veel algemene kosten en (loon)kosten van andere projecten mee zijn voldaan alsmede juridische kosten van [eiser]. Het standpunt dat het krediet slechts bedoeld is voor de drie projecten wordt ondersteund door de notulen van de vergadering van 7 juni 2022. Of de kosten van [betrokkene] en [eiser] tot de projectkosten behoren, en zo ja tegen welk uurtarief, is onderwerp van discussie. In de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat CRE voor haar werkzaamheden gebruik kan maken van de diensten van [betrokkene], welke uren maandelijks door DBA aan CRE worden gefactureerd tegen een bedrag van € 19,89 exclusief btw per uur. Door [eiser] is onvoldoende inzicht gegeven in de besteding van het krediet. Onduidelijk is gebleven op welke gronden het uurtarief van [betrokkene] dermate verhoogd is sinds het vertrek van [gedaagde] bij DBA dat dit gerechtvaardigd is.
6.8.
Met [gedaagde] is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de kredietruimte van € 200.000,- ontoereikend is voor DBA om op korte termijn aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Gelet hierop kan op dit moment van [gedaagde] niet worden verwacht dat zij extra financiering verschaft aan DBA. Daarbij is terecht opgemerkt dat door [eiser] verschillende standpunten worden ingenomen over de hoogte van de bedragen die DBA op korte termijn moet voldoen.
6.9.
Los van het voorgaande heeft [gedaagde] ter zitting te kennen gegeven wél bereid te zijn tot het verstrekken van extra financiering wanneer [eiser] voldoende aannemelijk maakt dat de daadwerkelijke kosten van de projecten binnen de grenzen van de tussen partijen gemaakte afspraken (zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst) ten laste van de kredietfaciliteit worden gebracht. [gedaagde] heeft in dat kader al verschillende suggesties gedaan waar [eiser] echter geen merkbaar gehoor aan heeft gegeven.
(Terug)betaling aan DBA?
6.10.
Opnieuw moet eerst beoordeeld worden of [gedaagde] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot veroordeling van [eiser] tot terugbetaling van ten onrechte door DBA betaalde gelden. De enkele stelling dat DBA na een terugstorting een gunstigere hogere kredietfaciliteit krijgt, wat er bovendien voor zou kunnen zorgen dat [gedaagde] geen privéstortingen hoeft te doen om tekorten aan te zuiveren, is onvoldoende om een spoedeisend belang bij de vordering tot (terug)betaling aan DBA aan te nemen.
6.11.
Vast staat overigens dat de projecten financieel zullen worden afgewikkeld nadat deze projecten zijn afgerond, hetgeen nog niet aan de orde is. De vordering in reconventie onder II zal dus worden afgewezen.
Kosten [betrokkene]
6.12.
Wat betreft de vordering tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst die ziet op de vraag of de kosten van [betrokkene] in rekening mogen worden gebracht bij DBA, en zo ja, tegen welk uurtarief, dient beoordeeld te worden of deze vordering geschikt is voor behandeling in kort geding. De voorzieningenrechter oordeelt van niet.
6.13.
Een kort geding is bedoeld om voorzieningen te geven die ordenend werken, anders gezegd: waarmee kan worden ingegrepen in de feitelijke werkelijkheid.
Met de genoemde vordering vraagt [gedaagde] een (voorlopig - meer kan niet) oordeel over een rechtsverhouding. Daarmee vindt geen ingreep in de werkelijkheid plaats.
Dat betekent dat [gedaagde] bij deze vordering niet het vereiste belang heeft.
6.14.
Gelet op het voorgaande zullen de diverse in reconventie onder III gevraagde voorzieningen worden afgewezen.
Proceskosten
6.15.
Omdat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest, worden de proceskosten in conventie en in reconventie zo gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
7.3.
wijst de vorderingen af,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Bert op 25 november 2022. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Conc.: 1589