ECLI:NL:RBNHO:2022:10519

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9583102
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Emirates, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Dubai, vanwege een vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een reis van Amsterdam naar Phnom Penh met een tussenstop in Dubai. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Dubai heeft de passagier zijn aansluitende vlucht gemist en is hij 24 uur later op zijn eindbestemming aangekomen. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er geen andere alternatieve vlucht beschikbaar was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de argumenten van beide partijen beoordeeld. De vervoerder heeft niet kunnen aantonen dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelt dat de aangeboden alternatieve vlucht, die 24 uur later aankwam, niet voldoet aan de eisen van de Verordening. De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de vlucht had moeten aankomen. Daarnaast zijn de proceskosten aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 30 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9583102 \ CV EXPL 21-8398
Uitspraakdatum: 30 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emirates
gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 24 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Dubai Airport (Verenigde Arabische Emiraten) en Suvarnabhumi Airport Bangkok (Thailand) naar Phnom Penh International Airport (Cambodja) met de vluchtcombinatie EK150 en EK370 op 18 januari 2020.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht van Amsterdam naar Dubai met vluchtnummer EK150 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht naar Phnom Penh gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee hij exact 24 uur later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn (vermeende) vorderingsrecht aan Airhelp gecedeerd.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag 18 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van het primaire verweer van de vervoerder dat Airhelp niet aan zijn stelplicht heeft voldaan wordt opgemerkt dat Airhelp in repliek heeft gesteld dat de vlucht met een vertraging van 45 minuten in Dubai is aangekomen waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Phnom Penh heeft gemist. De passagier is vervolgens omgeboekt naar vlucht EK370, waarmee hij 24 uur later dan oorspronkelijk gepland te Phnom Penh is aangekomen. De vervoerder heeft dit niet betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van Airhelp hersteld. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid heeft gehad hierop bij dupliek te reageren en hij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagier op de eindbestemming.
4.3.
De vervoerder heeft een beroep op (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. In dit geval is de passagier omgeboekt naar een vlucht waarmee hij exact 24 uur later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht met plaats. Er waren geen andere, eerdere, rechtstreekse vluchten bij andere luchtvaartmaatschappijen beschikbaar omdat de vervoerder de enige luchtvaartmaatschappij is die rechtstreekse vluchten tussen Dubai en Phnom Penh uitvoert. Voor zover er plaats beschikbaar zou zijn geweest op indirecte vluchten (hetgeen door de vervoerder wordt betwist) heeft de vervoerder aangevoerd dat een omboeking naar een vlucht met een overstap geen significante tijdswinst zou opleveren. Een dergelijk lange reis brengt extra overlast met zich terwijl de passagier in dit geval in een hotel is ondergebracht en is verzorgd gedurende de wachttijd. Het geboden alternatief was volgens de vervoerder dan ook het meest gunstige alternatief waardoor de overlast zo beperkt mogelijk is gebleven. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter echter niet het criterium waar het in het voornoemd arrest om draait. Het is aan de vervoerder om voldoende aannemelijk te maken dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door hemzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de volgende vlucht van de betrokken luchtvaartmaatschappij. Dat de vluchten met een overstap – uitgevoerd door andere luchtvaartmaatschappijen – die dus kennelijk wel op een minder laat tijdstip aankwamen, vol zaten, heeft de vervoerder niet onderbouwd. De vervoerder heeft ook niet onderbouwd dat het organiseren van een dergelijke alternatieve vlucht voor de vervoerder een onaanvaardbaar offer met zich zou brengen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is gebleken dat de alternatief aangeboden vlucht een redelijke maatregel vormt. De vordering tot betaling van de hoofdsom ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.5.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. Airhelp heeft wettelijke rente gevorderd met ingang “vanaf datum vlucht”. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 18 januari 2020, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.6.
Airhelp heeft bij repliek om terugbetaling van de gestelde zekerheid verzocht. In de onderhavige procedure is echter geen zekerheid gesteld, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter