ECLI:NL:RBNHO:2022:10594

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/15/332631 / KG ZA 22-517
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsoverdracht van hondjes en derdenbescherming in kort geding

In deze zaak vordert eiseres, [eiser], dat de stichting haar twee hondjes teruggeeft. Eiseres stelt dat haar echtgenoot, [betrokkene 1], de hondjes zonder haar toestemming aan de stichting heeft afgestaan. De stichting betwist dit en stelt dat zij de hondjes rechtsgeldig heeft verkregen, omdat [betrokkene 1] zich als eigenaar heeft gepresenteerd. De stichting heeft de hondjes inmiddels geadopteerd aan nieuwe eigenaren, die volgens de stichting te goeder trouw zijn. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiser] af, omdat niet kan worden vastgesteld wie de eigenaar van de hondjes is. Bovendien is de stichting niet meer in het bezit van de hondjes, waardoor zij deze niet aan [eiser] kan teruggeven. De rechter oordeelt dat de stichting de afstandsprocedure niet onzorgvuldig heeft uitgevoerd en dat er onvoldoende bewijs is om het eigendom van [eiser] aan te nemen. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de stichting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/332631 / KG ZA 22-517
Vonnis in kort geding van 17 november 2022 – bij vervroeging –
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] (gemeente [gemeente]),
eiseres,
advocaat mr. V.S. Waterval te Spijkenisse,
tegen
de stichting
STICHTING BEHEER DIERENTEHUIZEN IN KENNEMERLAND VAN DE DIERENBESCHERMING,
gevestigd te Zandvoort,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.E. Huitema, verenigingsjurist NVBD.
Partijen zullen hierna [eiser] en de stichting genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] vordert dat de stichting haar twee hondjes aan haar teruggeeft. Volgens [eiser] heeft haar echtgenoot, [betrokkene 1], de hondjes zonder haar toestemming aan de stichting afgestaan en heeft de stichting onzorgvuldig gehandeld door niet te controleren of hij wel de eigenaar was van de hondjes. De stichting betwist dat zij de afstandsprocedure onzorgvuldig zou hebben uitgevoerd. Volgens de stichting heeft zij de eigendom van de hondjes rechtsgeldig verkregen, omdat zij ervanuit mocht gaan dat [betrokkene 1] de eigenaar was van de hondjes. Bovendien heeft de stichting erop gewezen dat zij niet meer in het bezit is van de hondjes, omdat de hondjes door hun nieuwe baasjes zijn geadopteerd. [eiser] meent dat de nieuwe baasjes de hondjes niet te goeder trouw hebben verkregen en dat hun daarom geen beroep op derdenbescherming toekomt. Aan de nieuwe baasjes is – volgens [eiser] – immers door een medewerker van de stichting gevraagd om van adoptie af te zien, omdat [eiser] en haar echtgenoot de hondjes terug hadden gevraagd.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiser] af. Redengevend daarvoor is dat bij deze stand van zaken niet vastgesteld kan worden wie de eigenaar is van de hondjes. Voor nadere bewijslevering is in kort geding geen plaats. Bovendien staat voorshands voldoende vast dat de stichting de hondjes niet meer bezit, zij kan de hondjes daarom onmogelijk aan [eiser] teruggeven. Ook om die reden is de vordering van [eiser] niet toewijsbaar.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 oktober 2022 inclusief producties A tot en met G,
  • de producties 1 tot en met 5 van de stichting,
  • de mondelinge behandeling en de daarvan door de griffier bijgehouden aantekeningen,
  • de spreekaantekeningen van de stichting.
2.2.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [eiser], bijgestaan door mr. Waterval voornoemd,
  • namens de stichting is verschenen mr. [betrokkene 2], verenigingsjurist NVBD en mr. Huitema voornoemd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Feiten

3.1.
[eiser] heeft op 30 oktober en 6 november 2017 via Marktplaats twee hondjes, Wolfie en Beast, van het ras Chihuahua aangeschaft. In totaal bezat [eiser] vijf hondjes.
3.2.
Op 26 februari 2019 is [eiser] getrouwd met de heer W. [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]).
3.3.
Op 29 juli 2022 heeft [betrokkene 1] contact opgenomen met Dierenopvangcentrum Vlaardingen, hij gaf daarbij aan afstand te willen doen van zijn twee hondjes. Omdat er niet voldoende plek was om de hondjes op dat moment op te nemen, zijn de hondjes vervolgens op een interne wachtlijst voor afstand geplaatst.
3.4.
Op 29 augustus 2022 nam de stichting contact op met [betrokkene 1]. Zij deelde mee dat er bij haar een plek was vrijgekomen en dat [betrokkene 1] afstand kon komen doen van de hondjes.
3.5.
[eiser] verbleef in september 2022 drieënhalve week bij haar ouders, omdat zij en [betrokkene 1] voornemens waren hun huwelijk te beëindigen. [eiser] nam drie hondjes mee naar haar ouders. Wolfie en Beast bleven achter bij [betrokkene 1].
3.6.
Nadat [betrokkene 1] zijn afspraak tweemaal had verzet, heeft hij op 7 september 2022 Wolfie en Beast weggebracht naar de stichting. Daarbij heeft hij twee afstandsverklaringen ondertekend, waarin de voorwaarden voor het doen van afstand van een dier zijn opgenomen, en de vaccinatieboekjes van de hondjes afgegeven. Ook is er in het bijzijn van [betrokkene 1] het formulier getiteld “afstandsvragen hond” ingevuld en heeft hij per pinbetaling de afstandskosten betaald. De stichting heeft niet het legitimatiebewijs van [betrokkene 1] gecontroleerd.
3.7.
Nadat [eiser] op 16 september 2022 thuis kwam, nam [betrokkene 1] telefonisch en per e-mail contact op met de stichting. Hij gaf aan dat [eiser] en hij hadden besloten toch niet uit elkaar te gaan en dat zij de hondjes misten. Zij wilden de hondjes daarom terugkopen.
3.8.
Per e-mail van eveneens 16 september 2022 reageerde een medewerker van de stichting dat diezelfde dag geïnteresseerden voor de hondjes zouden langskomen, maar dat zij om [betrokkene 1] tegemoet te komen aan hen zou vragen om van adoptie af te zien.
3.9.
Beide hondjes verblijven niet meer in het opvangcentrum van de stichting. Beast is op 16 september 2022 opgehaald door zijn nieuwe baasje en Wolfie is op 17 september 2022 opgehaald door zijn nieuwe baasje.
3.10.
Op 19 september 2022 heeft er nog een e-mailwisseling tussen partijen plaatsgevonden waarin [eiser] de stichting gevraagd heeft de honden aan haar terug te geven.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat zij wordt aangewezen als (voorlopig) eigenaar van de hondjes en dat de stichting de hondjes in het bezit moet brengen van [eiser]. Tevens vordert [eiser] een machtiging om haar te laten bijstaan door de sterke arm van politie en justitie en een dwangsom van € 500,00 per dag, per hond indien de stichting niet aan de vordering voldoet.
4.2.
De stichting voert verweer met als conclusie dat de vordering moet worden afgewezen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die ter beantwoording voorligt is – in essentie – of de stichting de hondjes aan [eiser] moet teruggeven.
5.2.
[eiser] stelt dat geen rechtsgeldige eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden, omdat zij de eigenaar is van de hondjes en niet [betrokkene 1]. Omdat [betrokkene 1] en zij in beperkte gemeenschap van goederen zijn getrouwd, was hij niet bevoegd om de hondjes zonder haar toestemming af te staan. Toen [betrokkene 1] de hondjes naar het opvangcentrum van de stichting bracht, heeft de stichting niet gecontroleerd of [betrokkene 1] de eigenaar was van de hondjes. Zij heeft immers niet naar zijn legitimatiebewijs gevraagd en dus niet gecontroleerd of die gegevens overeenkwamen met de gegevens in de vaccinatieboekjes en met de chipregistratie van de hondjes. Uit die gegevens zou, volgens [eiser], blijken dat zij de eigenaar is van de hondjes. Omdat de stichting dat niet gecontroleerd heeft, heeft zij onzorgvuldig gehandeld. [eiser] vordert daarom dat de stichting de hondjes aan haar teruggeeft.
5.3.
De stichting betwist dat zij haar afstandsprocedure onzorgvuldig zou hebben uitgevoerd. Volgens haar kon [betrokkene 1] geen aankoopbewijs overleggen van de hondjes, daarom heeft zij de eigendom van de hondjes aan de hand van andere indicatoren vastgesteld. Zij heeft allereerst de chipregistratie van de hondjes gecontroleerd, maar geen van beide chips vermeldde de naam van de (mede)eigenaar. Daarbij kon [betrokkene 1] beide vaccinatieboekjes overleggen en kon hij veel specifieke vragen over de hondjes beantwoorden. Door ondertekening van de twee afstandsverklaringen heeft [betrokkene 1] verklaard de eigenaar te zijn van beide hondjes en bovendien vrijwaart hij de stichting tegen claims van derden, “
indien deze pretenderen (mede)eigenaar te zijn van het dier.” Volgens de stichting was er daarom geen aanleiding om vraagtekens te zetten bij de beschikkingsbevoegdheid van [betrokkene 1]. De stichting meent daarom dat zij de eigendom van de hondjes rechtsgeldig heeft verkregen en op haar beurt vervolgens rechtsgeldig heeft overgedragen aan de nieuwe eigenaren van de hondjes. Tot op het laatste moment van het adoptieproces was de stichting niet bekend met het standpunt van [eiser]. Volgens de stichting zijn de nieuwe eigenaren van de hondjes dan ook te goeder trouw en komt hun een beroep op derdenbescherming op grond van artikel 3:86 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toe.
5.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. Het volgende is daarvoor redengevend.
5.5.
Vooropgesteld wordt een bezitter van een goed vermoed de rechthebbende – en dus de eigenaar – te zijn. Deze bepaling geldt op grond van de wet ook voor dieren. Op het moment dat [betrokkene 1] de afstandsprocedure doorliep, mocht de stichting erop vertrouwen dat hij als eigenaar de hondjes aan haar wilde afstaan. [eiser] is er vooralsnog niet in geslaagd om dit wettelijk vermoeden te weerleggen. Weliswaar vermelden de dierenartsdossiers en vaccinatieboekjes van de hondjes de naam van [eiser], maar gelet op de gemotiveerde betwisting van de stichting en de inhoud van de getekende afstandsverklaringen is dat onvoldoende om het (enig) eigendom van [eiser] aan te nemen.
5.6.
Belangrijker nog is dat de hondjes niet langer in het opvangcentrum van de stichting verblijven, zij zijn op 16 en 17 september 2022 opgehaald door hun nieuwe baasjes. Om vast te kunnen stellen wie de eigenaar is van de hondjes zou nadere bewijslevering nodig zijn en zouden ook de nieuwe eigenaren (of bezitters) in de procedure moeten worden betrokken. In kort geding is geen plaats voor bewijslevering. Bij deze stand van zaken kan [eiser] niet als (voorlopig) eigenaar van de hondjes worden aangewezen.
5.7.
Voor wat betreft de vordering tot het 'in bezit van [eiser] brengen van de honden’ geldt dat de hondjes niet langer in het opvangcentrum van de stichting verblijven. De stichting heeft de hondjes dus niet meer in haar bezit, zodat zij onmogelijk kan worden veroordeeld om het bezit van de hondjes aan [eiser] te verschaffen.
proceskosten
5.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de stichting worden begroot op:
- griffierecht € 676,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de stichting tot op heden begroot op € 676,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J.C. Oltmans op 17 november 2022.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep ingesteld worden bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.