ECLI:NL:RBNHO:2022:10599

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/15/333531 / KG ZA 22-559
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over woningtoedeling en omgangsregeling met kinderen na relatiebreuk

In deze zaak, die op 25 november 2022 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben partijen, die een affectieve relatie hebben gehad, een geschil over de toedeling van hun gezamenlijke woning en de omgang met hun drie minderjarige kinderen. De eiseres, die met de kinderen in de woning wil blijven wonen, heeft de woning laten taxeren en heeft de gedaagde aangeboden om zijn aandeel in de woning over te nemen tegen betaling van de helft van de overwaarde. De gedaagde heeft aanvankelijk dit aanbod aanvaard, maar kwam later terug op zijn beslissing en eiste een hoger uitkoopbedrag. De eiseres vorderde daarop dat de gedaagde zijn medewerking verleent aan de juridische levering van zijn aandeel in de woning.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen partijen, en dat de gedaagde gehouden was deze na te komen. De vordering van de eiseres werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de levering van zijn aandeel in de woning. Daarnaast vorderde de gedaagde in reconventie een omgangsregeling met zijn kinderen, die ook werd toegewezen, zij het in een beperktere vorm. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van omgang tussen de kinderen en hun vader, en stelde een voorlopige regeling vast voor de omgang.

De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis kan binnen vier weken na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/333531 / KG ZA 22-559
Vonnis in kort geding van 25 november 2022 - bij vervroeging -
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.J. van Ommeren te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 1],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.K. de Blieck-Willemsen te Vaassen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. [eiseres] vindt het van belang dat zij met de drie, nog minderjarige, kinderen van partijen in de gemeenschappelijke woning kan blijven wonen. [eiseres] heeft daarom de woning laten taxeren en [gedaagde] aangeboden om zijn aandeel in de gemeenschappelijke woning over te nemen tegen betaling van de helft van de overwaarde. [gedaagde] heeft, via zijn advocaat, dat aanbod van [eiseres] aanvaard. Later is [gedaagde] op het voorstel van [eiseres] teruggekomen en heeft hij haar laten weten een hoger uitkoopbedrag te willen ontvangen. [eiseres] meent dat partijen een overeenkomst hebben gesloten waarop [gedaagde] niet kan terugkomen. Zij vordert daarom dat [gedaagde] zijn medewerking verleent aan de juridische levering van zijn aandeel in de woning aan haar, waarbij zij de helft van de overwaarde aan hem zal betalen.
[gedaagde] voert verweer en stelt een vordering in reconventie in. Hij stelt dat hij zijn kinderen de afgelopen maanden maar een paar keer heeft gezien. Daarom vordert hij dat de voorzieningenrechter een omgangsregeling vaststelt.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst de vordering in conventie van [eiseres] toe. [gedaagde] heeft het aanbod van [eiseres] om zijn aandeel in de woning over te nemen tegen betaling van de helft van de overwaarde via zijn advocaat aanvaard, zodat door aanbod en aanvaarding een overeenkomst tot stand is gekomen. Dat [gedaagde] het overeengekomen uitkoopbedrag achteraf te laag vindt, kan niet tot de conclusie leiden dat hij niet gehouden is deze overeenkomst na te komen. [gedaagde] heeft immers geen gronden gesteld waarop deze overeenkomst aantastbaar is.
De vordering in reconventie van [gedaagde] wijst de voorzieningenrechter eveneens toe, in die zin dat hij een voorlopige en een enigszins beperktere omgangsregeling vaststelt.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met acht producties,
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met één productie,
  • de mondelinge behandeling van 17 november 2022 en de daarvan door de griffier bijgehouden aantekeningen.
2.2.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [eiseres], bijgestaan door mr. Van Ommeren voornoemd,
  • [gedaagde], bijgestaan door mr. De Blieck-Willemsen voornoemd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit de relatie van partijen zijn de volgende, nog minderjarige, kinderen geboren:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] te [plaats 1],
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2], te [plaats 1],
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3], te [plaats 2].
[gedaagde] heeft de kinderen erkend. Beide ouders hebben het gezag over de oudste twee kinderen. [eiseres] heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige 3].
3.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats 1] (hierna: de woning). De woning is getaxeerd op een waarde van € 400.000,00.
3.3.
De hypotheekadviseur van [eiseres] heeft een financieringsopzet opgesteld. Daaruit volgt dat de huidige hypotheek op de woning een restschuld kent van € 301.700,00. De aan de hypotheek gekoppelde spaarpolis heeft een waarde van € 36.257,00. De hypotheekadviseur heeft het aan [gedaagde] toekomende deel van de overwaarde berekend op een bedrag van € 67.278,00.
3.4.
[eiseres] heeft op 7 september 2022 een rente aanbod voor een woning hypotheek ontvangen van de ABN Amro bank, daaruit volgt dat het aanbod tot 6 december 2022 geldig is.
3.5.
[eiseres] heeft [gedaagde] aangeboden om zijn aandeel in de woning over te nemen. Omdat [eiseres] € 7.000,00 aan eigen middelen in de woning heeft gestoken, stelde zij aanvankelijk voor het aandeel van [gedaagde] in de woning over te nemen tegen betaling van een bedrag van € 52.792,00.
3.6.
Per e-mail van 21 oktober 2022 liet [gedaagde], via zijn advocaat, weten dat hij het voorstel aanvaardt met “
de aantekening dat hij de helft van de overwaarde wenst te ontvangen, zijnde € 67.278,00.”
Daarbij stelde [gedaagde] als aanvullende voorwaarde voor dat hij aanspraak wenst te maken op de helft van de overwaarde indien [eiseres] de woning binnen vijf jaren aan derden verkoopt.
3.7.
Nadien is [gedaagde] op het voorstel van [eiseres] teruggekomen. Hij liet [eiseres] weten dat hij (onder handhaving van de aanvullende voorwaarde) betaling van een bedrag van € 75.000,00 van [eiseres] wenst te ontvangen voor zijn aandeel in de woning.

4.Het geschil in conventie

4.1.
[eiseres] vordert in conventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagde] wordt veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de juridische levering van zijn aandeel in de woning tegen betaling door [eiseres] van € 67.278,00 aan hem en daarbij te bepalen dat partijen daarbij ieder de helft van de kosten dragen die verbonden zijn aan de levering.
[eiseres] vordert ook dat een dwangsom van € 5.000,00 per dag aan [gedaagde] wordt opgelegd indien hij niet aan de veroordeling meewerkt en dat wordt bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de, voor levering, noodzakelijke toestemming en handelingen van [gedaagde] indien hij niet aan de levering mee wil werken.
4.2.
[gedaagde] voert verweer met als conclusie dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil in reconventie

5.1.
[gedaagde] vordert in reconventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat een voorlopige omgangsregeling met zijn drie kinderen wordt vastgesteld in die zin dat hij om de week op vrijdag uit school tot zondag 19:00 uur, alsmede de helft van de vakanties omgang heeft met zijn kinderen.
5.2.
[eiseres] voert verweer.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in conventie en in reconventie

Ten aanzien van de woning

6.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering in conventie van [eiseres] moet worden toegewezen. Het volgende is daarvoor redengevend.
6.2.
Partijen zijn het erover eens dat het in het belang van de kinderen is dat zij (met hun moeder) in de woning kunnen blijven wonen. [eiseres] wenst dan ook de woning volledig op haar naam te laten zetten. Aan de hand van een financieringsopzet dat door haar hypotheekadviseur is opgesteld, heeft [eiseres] [gedaagde] aangeboden zijn aandeel in de woning over te nemen tegen betaling van de helft van de overwaarde, zijnde een bedrag van € 67.278,00. [gedaagde] heeft, via zijn advocaat, laten weten dat aanbod te aanvaarden. Daarbij heeft [gedaagde] als aanvullende voorwaarde bedongen dat hij aanspraak kan maken op de helft van de overwaarde indien [eiseres] de woning binnen vijf jaren aan een derde verkoopt, zodat door aanbod en aanvaarding op grond van artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een overeenkomst tot stand is gekomen. Dat [gedaagde] het overeengekomen uitkoopbedrag achteraf bezien toch oneerlijk vindt en daarom een hoger uitkoopbedrag wenst te ontvangen verandert de zaak niet. De overeenkomst is nota bene gesloten met betrokkenheid van [gedaagde]’s advocaat. Die heeft ook geen gronden gesteld waarop de overeenkomst, bij nader inzien, aantastbaar zou zijn. [gedaagde] dient de overeenkomst die hij met [eiseres] gesloten heeft na te komen.
6.3.
De door [eiseres] gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Een dwangsom dient immers als prikkel tot nakomen. Omdat dit vonnis, zoals eveneens door [eiseres] gevorderd, in de plaats zal treden van de noodzakelijke toestemming die [gedaagde] voor levering van zijn aandeel in de woning dient te verlenen, heeft [eiseres] geen belang bij het opleggen van een dwangsom indien [gedaagde] niet aan de veroordeling meewerkt.
Ten aanzien van de omgangsregeling
6.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een kind het recht heeft op omgang met beide ouders en dat dit recht slechts kan worden ontzegd indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of de omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
6.5.
[gedaagde] heeft erop gewezen dat hij zijn kinderen in de afgelopen maanden slechts een paar keer heeft gezien. Hij wenst daarom een voorlopige zorgregeling vast te leggen die inhoudt dat hij de kinderen om de week in het weekend ziet en dat de kinderen de helft van de vakanties bij hem verblijven. [eiseres] erkent het belang van omgang tussen de kinderen en hun vader, maar zij heeft er op gewezen dat de kinderen niet altijd naar hun vader willen, omdat er in juli tijdens een verjaardagsfeestje een incident heeft plaatsgevonden waardoor ook Veilig Thuis betrokken is geraakt. Bovendien wenst [eiseres] eerst de nieuwe woning van [gedaagde] te bekijken voordat hun jongste zoon, van anderhalf jaar oud, bij zijn vader verblijft.
6.6.
De voorzieningenrechter wijst de vordering in reconventie van [gedaagde] toe, in die zin dat hij tot een voorlopige (beperktere) omgangsregeling komt zoals hieronder weergegeven. Daarbij acht hij het bij de vormgeving van de te geven voorziening verder van belang dat de omgang van de kinderen met hun vader voldoende frequent plaatsvindt.
6.7.
Ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bepaalt de voorzieningenrechter dat zij ieder weekend op de zaterdag- óf zondagmiddag, van 12:00 uur tot 19:00 uur naar hun vader gaan. Deze regeling geldt voorlopig voor de duur van drie maanden, waarna in overleg met de betrokken hulpverlening variatie en uitbreiding mogelijk is naar bijvoorbeeld een regeling waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ten minste om de week in het weekend bij hun vader verblijven. Partijen wordt geadviseerd om met tussenkomst van hun advocaten een schema voor deze drie maanden te maken.
6.8.
Ten aanzien van [minderjarige 3] bepaalt de voorzieningenrechter dat hij ten minste één keer per week, om te beginnen voor een aaneengesloten duur van vier uur naar zijn vader gaat. Na verloop van drie maanden kan deze regeling in overleg met de betrokken hulpverlening worden uitgebreid.
Bepaalt zal verder worden dat de omgang met [minderjarige 3] pas hoeft te beginnen wanneer [eiseres] door [gedaagde] in staat is gesteld zijn nieuwe woning te bezichtigen en [eiseres] heeft kunnen vaststellen dat de nieuwe woning een veilige verblijfplaats voor een kindje van anderhalf jaar oud is. Als [eiseres] niet tot die vaststelling kan komen, dan dient zij concreet aan [gedaagde] aan te geven op welke punten er voorzieningen moeten worden getroffen en kan de omgang worden uitgesteld totdat die voorzieningen zijn aangebracht. (Dit alles binnen de grenzen van de redelijkheid.)
6.9.
De voorzieningenrechter zal een enigszins gematigde en gemaximeerde dwangsom opleggen, met dien verstande dat die niet verschuldigd wordt als de betrokken kinderen naar de opvatting van de betrokken hulpverlening zodanig in de weerstand zitten dat (verdere) aansporing van de moeder niet kan worden verlangd en/of voor de kinderen schadelijk is.
6.10.
De zaak in reconventie zal drie maanden pro forma worden aangehouden, zodat partijen in de gelegenheid zijn om in onderling overleg met de betrokken hulpverlening tot een definitieve omgangsregeling te komen en daarbij mogelijk opkomende geschilpunten aan de rechter kunnen voorleggen.
Proceskosten in conventie en in reconventie
6.11.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één dag na betekening van dit vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan de juridische levering van zijn aandeel in de woning gelegen te [plaats 1] aan de [adres] tegen betaling door [eiseres] aan [gedaagde] van een bedrag van € 67.278,00,
7.2.
bepaalt dat partijen de kosten verbonden aan de levering van de woning ieder voor de helft dragen,
7.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de levering van de woning noodzakelijke toestemming, wilsverklaringen, en/of rechtshandelingen van [gedaagde], indien hij niet voldoet aan de onder 7.1. genoemde hoofdveroordeling,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.7.
veroordeelt [eiseres] voorlopig - totdat partijen in onderling overleg anders zijn overeengekomen of de hulpverlening anders adviseert - om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen om omgang te hebben met zijn drie kinderen op de wijze en in de tijdvakken als hiervoor onder 6.7 en 6.8 omschreven,
7.8.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 7.7 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt, met dien verstande dat de dwangsom niet verschuldigd wordt als de betrokken kinderen naar de opvatting van de betrokken hulpverlening zodanig in de weerstand zitten dat (verdere) aansporing van de moeder niet kan worden verlangd en/of voor de kinderen schadelijk is,
7.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.10.
houdt de zaak in reconventie drie maanden pro forma aan,
7.11.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.12.
wijst het meer of anders gevorderde af
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 25 november 2022.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep ingesteld worden bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.