Uitspraak
JOSCOR VASTGOED HOLDING B.V.,
1.De procedure
2.De feiten
Kosten van leveringen en diensten
- € 2.226,00 aan achterstallige huur voor de maand oktober 2018;
- € 18.188,08 aan gebruiksvergoeding over de periode november 2018 tot en met juni 2019:
- € 21.600,00 aan boete;
- € 9.498,50 aan kosten voor herstelwerkzaamheden;
- € 1.290,13 aan incassokosten:
- proceskosten.
De vordering is bij vonnis van 8 juli 2021 afgewezen met uitzondering van de vorderingen tot betaling van € 2.226,00 aan achterstallige huur voor de maand oktober 2018, € 600,- aan boete en € 493,20 aan buitengerechtelijke incassokosten. In het vonnis heeft de kantonrechter opgemerkt dat indien [gedaagde] de huur over oktober 2018 heeft voldaan, Joscor de door [gedaagde] betaalde waarborgsom dient terug te betalen.
Daarbij heeft zij aangegeven dat haar aanspraak op “gestapelde” boetes in overeenstemming was met de uitspraak van het Hof Amsterdam van 8 juni 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:3716).
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
Echter, Joscor heeft in haar dagvaarding nauwelijks één pagina aan toelichting op de gevorderde hoofdsom besteed, maar zich daarin vooral uitvoerig uitgelaten over de door haar gevorderde boetes en buitengerechtelijke incassokosten.
5.4. Gezien de betwisting van de afrekeningen door [gedaagde] had het op de weg van Joscor gelegen haar vordering deugdelijk te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van de aan de afrekeningen ten grondslag liggende facturen. Dit heeft zij echter nagelaten. Via de voorafgaande aan de zitting toegezonden pleitaantekeningen heeft Joscor weliswaar gereageerd op vragen die [gedaagde] had gesteld ten aanzien van verschillende kostenposten op de eindafrekeningen, maar dat is niet voldoende. Op basis van die toelichting kan immers niet gecontroleerd worden of de door Joscor in rekening gebrachte bedragen kloppen.