ECLI:NL:RBNHO:2022:10682

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
C/15/332060 / JU RK 22-1430
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met wijziging van de duur

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 november 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen, maar de duur te bekorten tot zes maanden in plaats van de verzochte twaalf maanden. De kinderrechter oordeelde dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, vooral door het zwart-wit denken en de afwijzing van de vader door de kinderen. De ouders hebben in het verleden onvoldoende samengewerkt in het vrijwillig kader, maar tonen nu een positieve houding ten opzichte van de hulpverlening. De kinderrechter achtte het noodzakelijk dat de GI (gecertificeerde instelling) betrokken blijft om de situatie van de kinderen te monitoren en om de ouders te ondersteunen in hun samenwerking. De kinderrechter heeft de beslissing genomen in het belang van de kinderen, met de verwachting dat de moeder in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding te dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/332060 / JU RK 22-1430
Datum uitspraak: 9 november 2022
beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam), hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
hierna mede te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.E. Kötter, gevestigd te Amsterdam,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. P.A.J. van Putten.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 15 september 2022, ingekomen bij de griffie op 19 september 2022;
- de vier e-mailberichten met bijlagen van de advocaat van de moeder van 24 oktober 2022;
- het bericht met bijlagen van de GI van 26 oktober 2022.
1.2.
Op 28 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
2. De vaststaande feiten
2.1.
De vader heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] erkend. Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de moeder.
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 19 november 2021 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 19 november 2022.

3.Het verzoek en het standpunt van de GI

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen met twaalf maanden. De GI heeft het verzoek als volgt onderbouwd.
3.2.
Er is volgens de GI (nog) weinig veranderd ten aanzien van de zorgen die er waren voor de ondertoezichtstelling. Omdat de laatste omgang tussen de vader en de kinderen eind mei 2021 is geweest, was het Jeugdteam (betrokken vóór de uitspraak van de rechtbank) bezig om contactherstel te realiseren tussen de vader en de kinderen. De GI en het Jeugdteam hebben dit plan verder samen uitgewerkt en er is één poging gedaan tot contactherstel. Tijdens dit moment van contactherstel is de betrokken gezinsmanager samen met de kinderen naar de vader gegaan in de speelkamer. Bij het openen van de deur van de kamer waar de vader zat, gaf [de minderjarige 1] al direct aan terug te willen naar de moeder. [de minderjarige 2] wilde daarentegen wel de kamer binnenstappen toen ze de vader zag, maar ging mee in het besluit van haar grote broer om samen terug te gaan. Met name [de minderjarige 1] was erg stellig: hij ging niet terug naar de vader. [de minderjarige 2] leek eerst nog te twijfelen maar ging later opnieuw mee in het besluit van haar broer.
Op 19 mei 2022 heeft een intakegesprek plaatsgevonden met de ouders, de GI en Altra. Het uitgangspunt van het behandelaanbod van Altra is dat het contact zo snel mogelijk tussen de vader en de kinderen wordt hersteld. Hiervoor is nodig dat er meerdere gesprekken worden gevoerd met de ouders en spelmomenten met de kinderen afzonderlijk. Deze hebben inmiddels plaatsgevonden. Duidelijk is dat het traject nog in het beginstadium is. De eerste gesprekken met zowel de ouders als de kinderen zijn gevoerd, maar een duidelijk pad naar contactherstel is er nog niet. Vanuit Altra is er ook nog geen concreet advies over hoe de kinderen in hun ontwikkeling zitten en wat zij mogelijk individueel aan hulpverlening nodig hebben. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] lijken zich wel goed te ontwikkelen op school. Beiden worden omschreven als twee vrolijke kinderen en hebben meerdere vriendjes/vriendinnetjes in de klas. Het zwart-wit denken is echter tot op heden nog steeds aanwezig bij de kinderen.
De ouders werken tot op heden mee, maar een daadwerkelijke verandering en het wegnemen van de eerder genoemde ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is nog niet aan de orde. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is dan ook nog steeds nodig om:
- hulpverlening gericht op de (identiteit)ontwikkeling van de kinderen laten starten;
- de kinderen uit hun loyaliteitsconflict te halen en aan hen duidelijkheid te geven over het contact met beide ouders;
- de kinderen te laten ervaren dat zij met beide ouders positief en stabiel contact kunnen hebben en onderhouden.
3.3.
De doelen die daarbij behaald dienen te worden zijn:
  • [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] groeien op in een huishouden met tenminste één fysiek- en emotioneel beschikbare opvoeder, vrij van geweld, waarbij de behoeften en de belangen van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] vooropgesteld worden.
  • [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben ouders die een goed genoeg ouderschap vormen, waarbij de kinderen onbelast contact kunnen hebben met de andere ouder en vrijgesteld worden van een loyaliteitsconflict.
  • [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] krijgen duidelijkheid over het contact met hun vader.
  • [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] krijgen de rust om zich te focussen op hun eigen ontwikkeling, zijn vrij van volwassen zorgen en kunnen verwerken wat er is gebeurd.
3.4.
De GI heeft een e-mail overgelegd van een gezinsbegeleider van Altra om nader te onderbouwen hoe de omgang met de kinderen en de vader is verlopen op maandag 17 oktober 2022. De vader zat in de speelkamer/ontvangstruimte. De moeder liep met beide kinderen de speelkamer binnen. Beide kinderen klampten zich vast aan de moeder, waren verdrietig en riepen dat zij weg wilden. Toen de moeder wegging heeft de gezinsbegeleider de kinderen bij zich gehouden, maar de kinderen kwamen niet tot rust. De kinderen zijn toen meegenomen naar een ruimte waar de vader niet was, maar de kinderen bleven ook hier verdrietig en zeiden dat ze weg wilden/naar de moeder wilden. [de minderjarige 1] riep ‘au au’, waarna besloten is per direct af te ronden. Uit paniek is [de minderjarige 1] naar buiten gerend. De moeder riep [de minderjarige 1] en hij stopte meteen. Buiten is er overlegd met de moeder dat ze gezamenlijk naar binnen zouden gaan om hun spullen te pakken, dat vader nog iets wilde zeggen en dat ze dan meteen naar huis zouden gaan.
3.5.
Ter zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat de kinderen vanuit hun loyaliteitsconflict voor de moeder hebben gekozen. Er zijn geen zorgen over de basisveiligheid van de kinderen bij de moeder. De moeder zorgt in de basis goed voor de kinderen. Ook gaat de GI ervan uit dat de opvoedsituatie bij de vader goed is. Als er gekeken wordt naar de ontwikkelingsbedreiging, ligt de kern van het probleem bij de ouders. De ouders hebben de (oorzaken en omstandigheden van) de verbreking van de relatie verschillend ervaren en het wantrouwen naar elkaar is groot. Dit heeft met name gevolgen voor de overdrachtsmomenten. Het is de ouders in het verleden (in het vrijwillig kader) niet gelukt om het wantrouwen tegenover elkaar weg te houden van de kinderen. Als de ouders met elkaar in gesprek gaan, zullen zij dat nog steeds onbewust en onbedoeld projecteren op de kinderen. Altra is gestart voor contactherstel en eventueel ook voor therapie voor de kinderen, maar hiermee wordt de kern van het probleem niet aangepakt. Voor duurzaam herstel van de kinderen moet de problematiek tussen de ouders aangepakt worden. Dit is in het vrijwillig kader niet gelukt. Altra heeft eerst gekeken wat de kinderen nodig hebben, dat is nu duidelijk geworden. Nu gaan zij aan de problematiek tussen de ouders werken. De aanmelding hiervoor is gedaan, maar dit kan pas starten als contactherstel plaatsvindt. Volgende week wordt het nieuwe plan van Altra besproken met de ouders. Het is goed dat de ouders meewerken, maar tot nu toe is het nooit zo ver gekomen dat er gewerkt werd aan de kern van de problematiek. De verdere verloop van de hulpverlening en hoe de ouders zich gaan gedragen, blijft nog spannend en daarom is een verlenging van de ondertoezichtstelling nog nodig. Daarna kan toegewerkt worden naar een vrijwillig kader.

4.Het standpunt van de ouders

4.1.
Namens de moeder is verzocht het verzoek af te wijzen, aangezien er niet voldaan wordt aan de gronden van de ondertoezichtstelling. De moeder accepteert de betrokkenheid van het zorgkader en de aangeboden zorg. Sterker nog, zij wil ook dat het nodige wordt geregeld om de omgang tussen de kinderen en de vader te herstellen. Ter onderbouwing daarvan heeft zij mailberichten overgelegd. De moeder wil en zal de stekker er dus niet uittrekken. Dat geldt ook voor de vader. Er is daarmee geen noodzaak meer om de ondertoezichtstelling te verlengen. De moeder heeft ter onderbouwing van dat standpunt een (niet gepubliceerde) beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 12 mei 2022 overgelegd. Zij stelt dat die casus vergelijkbaar is.
Daartoe heeft de moeder ter zitting nog naar voren gebracht dat de betrokkenheid van de GI zeer beperkt is. De GI is alleen betrokken geweest bij de intake van Altra. De moeder is blij met de hulp van Altra en Altra is ook erg betrokken bij het gezin. Er is ook afgesproken met Altra dat de vader en de moeder gaan werken aan het ouderschap samen. Er zal wel degelijk daarop ingezet worden, naast het contactherstel. Dit kan alleen niet direct plaatsvinden in verband met de beschikbaarheid van de geschikte persoon. De moeder heeft alle vertrouwen in Altra. Verder is er rust tussen de moeder en de vader. Zo mailt de moeder de vader elke twee weken en krijgt zij daar ook een nette reactie op. Ook zitten de ouders tijdens de hulpverlening naast elkaar aan tafel. De ouders willen ook allebei het contactherstel zo snel mogelijk bewerkstelligen. De moeder ziet de toegevoegde waarde niet van de GI, zij ervaart de ondertoezichtstelling als belastend en zij concentreert zich liever op de hulpverlening die nu loopt bij Altra.
4.2.
Namens de vader is verzocht het verzoek toe te wijzen. De vader is blij met de contacten vanuit de GI en hij put daar vertrouwen uit. De rust die de ouders nu ervaren, komt ook door de regie van de GI. De vader is bang dat als die regie wegvalt, zij terugvallen in het oude stramien. In reactie op de overgelegde beschikking van het gerechtshof Amsterdam, is aangevoerd dat die uitspraak niet van toepassing is in deze situatie. In die casus wordt in overweging 5.3. aangegeven dat er geen kindsignalen zijn, maar hier is wel sprake van kindsignalen, bijvoorbeeld het zwart-wit denken en het idee dat de kinderen moeten kiezen voor één ouder. De ouders staan aan het begin van het traject bij Altra en volgende week is opnieuw een bespreking met Altra. Het is nog spannend hoe het allemaal gaat uitpakken. De hulpverlening in de casus die voorlag bij het gerechtshof Amsterdam bevond zich in een later stadium. De vader heeft ter zitting daartoe zelf nog naar voren gebracht dat het binnen het vrijwillig kader in de afgelopen vier jaar niet gelukt is om tot contactherstel te komen.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog steeds zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen staan namelijk beide nog steeds negatief tegenover het contact met de vader, wat ook zichtbaar is geworden tijdens de twee pogingen tot contactherstel met de vader. De kindsignalen die er bij het uitspreken van de ondertoezichtstelling vorig jaar waren, zijn ook nu nog onverminderd aanwezig. Zij laten weliswaar geen zorgelijk gedrag zien op school en thuis bij de moeder, maar het zwart-wit denken is tot op heden nog steeds zichtbaar bij de kinderen en de kinderen hebben duidelijk gekozen voor de moeder, waarbij zij de vader afwijzen.
5.2.
De vraag die vervolgens voorligt is of de hulpverlening voortgezet moet worden in het dwangkader of dat er voldoende waarborgen zijn dat de ouders in het vrijwillig kader verder kunnen. Vaststaat dat het de ouders in de afgelopen jaren onvoldoende gelukt is om in het vrijwillig kader met elkaar samen te werken in het belang van de kinderen. De ouders staan (inmiddels beiden) echter positief tegenover de hupverlening, werken daar gemotiveerd aan mee en tussen hen is sprake van een toestand van ‘rust’. De kinderrechter acht het, ook als het ingrijpende karakter van de ondertoezichtstelling in aanmerking wordt genomen, in dit geval toch noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling nog een periode blijft voortduren. Binnenkort zal er namelijk gestart worden met de hulpverlening voor de ouders samen, waarbij gewerkt zal worden aan het wantrouwen dat er nog steeds is tussen hen dan wel naar elkaar toe. Deze vorm van hulpverlening is intensief, raakt de kern van de problematiek en de ouders zijn nog nooit eerder in het hulpverleningstraject op dit punt beland. Het voorgaande in samenhang bezien met de ernst van de kindsignalen, maakt dat het noodzakelijk en het in het belang van zowel de kinderen als de ouders is, dat de GI nog langer betrokken blijft om een vinger aan de pols te houden.
5.3.
Verder blijkt dat de verwachting is gerechtvaardigd dat de gezaghebbende moeder binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aanvaardbaar te achten termijn, in staat zal zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke vereisten genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter ziet echter aanleiding om de duur van de verlenging van de ondertoezichtstelling te bekorten tot zes maanden. In het licht van de positieve dan wel gemotiveerde houding van beide ouders om de ernstige bedreiging weg te nemen en het ingrijpende karakter van de ondertoezichtstelling, acht de kinderrechter de verzochte periode van twaalf maanden te lang. De periode van zes maanden volstaat om vast te kunnen stellen of de hulpverlening daadwerkelijk in het vrijwillig kader voortgezet kan worden en zo ja, om voor die overgang een plan te maken.

6.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]van 19 november 2022 tot 19 mei 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022 door mr. S. Ok, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Sicking, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.