In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Noord-Holland, is op 7 december 2022 een eindvonnis uitgesproken in zowel het incident als de hoofdzaak. De eiser, vertegenwoordigd door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had eerder een vordering in de hoofdzaak ingetrokken. Dit vonnis betreft uitsluitend de proceskosten. De rechtbank had in een tussenvonnis op 16 november 2022 overwogen de zaak te verwijzen naar de kantonrechter, maar na de intrekking van de vordering door de eiser, was er geen grond meer voor deze verwijzing. De gedaagde, Solulever B.V., had aangevoerd dat de eiser de hoofdzaak nodeloos had aanhangig gemaakt en eiste vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat geen van de partijen als in het ongelijk gestelde partij kon worden aangemerkt in het incident, en compenseerde de proceskosten. In de hoofdzaak werd de eiser veroordeeld tot betaling van € 3.558,00 aan proceskosten aan Solulever B.V. De rechtbank verklaarde deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.