ECLI:NL:RBNHO:2022:10761

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
C/15/333342 / KG ZA 22-545
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belemmering van erfdienstbaarheid door bouwplannen en de gevolgen voor verkeerssituaties

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben eisers, [eiser 1] c.s., een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. naar aanleiding van een omgevingsvergunning die aan [gedaagde] was verleend voor de uitbouw van een bedrijfspand. Eisers zijn eigenaren van percelen die door de beoogde uitbouw mogelijk in hun gebruik van een erfdienstbaarheid zouden worden belemmerd. De procedure begon met een dagvaarding op 7 november 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 november 2022. De eisers vorderden onder andere dat [gedaagde] zou worden verboden om de erfdienstbaarheid te belemmeren door de uitvoering van de bouwplannen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eisers afgewezen, omdat onvoldoende onderbouwd was dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid door de beoogde uitbouw zou worden belemmerd. De rechter oordeelde dat de bevindingen van de deskundigen niet overtuigend genoeg waren om aan te tonen dat de uitbouw van 4 meter een ontoelaatbare belemmering zou vormen. De rechter heeft ook opgemerkt dat de aanpassing van de uitbouw naar 2 meter door [gedaagde] de situatie niet significant zou veranderen. Uiteindelijk zijn de eisers in het ongelijk gesteld en zijn zij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] zijn begroot op € 1.692.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/333342 / KG ZA 22-545
Vonnis in kort geding van 30 november 2022
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 1],
eisers,
advocaat mr. C.J. Loggen-ten Hoopen te Hoofddorp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. F.B.M. Groos te Vijfhuizen.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 november 2022 met producties 1 tot en met 10;
  • de akte nadere productie van de zijde van [eiser 1] c.s. van 14 november 2022 met productie 11;
  • een e-mail van de zijde van [gedaagde] van 14 november 2022 met producties 1 tot en met 7;
  • een e-mail van de zijde van [eiser 1] c.s. van 15 november 2022 met productie 12;
  • de mondelinge behandeling van 17 november 2022;
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] c.s. zijn de eigenaren van de percelen te [plaats 2] met kadastrale aanduiding Gemeente [gemeente] [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2] en [kadaster nummer 3]. De percelen zijn gelegen achter de percelen van [gedaagde] met de kadastrale nummers [kadaster nummer 4] en [kadaster nummer 5], plaatselijk bekend als [adres 5] en [adres 2].
2.2.
Bij notariële akte van 24 maart 2017 hebben partijen de navolgende erfdienstbaarheid gevestigd:
“1. ten behoeve en ten laste van de kadastrale percelen gemeente [gemeente], [kadaster nummer 6], [kadaster nummer 7], [kadaster nummer 4], [kadaster nummer 8], [kadaster nummer 9] [kadaster nummer 10], [kadaster nummer 3], [kadaster nummer 11], [kadaster nummer 12], [kadaster nummer 13], [kadaster nummer 14], [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2] en [kadaster nummer 15];
een erfdienstbaarheid van weg om op de minst bezwarende wijze te komen van- en te gaan naar de [adres 3] te [plaats 2], zulks met al die vervoermiddelen als nodig zijn ter uitoefening van de bedrijven;Van deze erfdienstbaarheid mag door de perceelnummers [kadaster nummer 6] en [kadaster nummer 7] alleen gebruik worden gemaakt indien dit wordt uitgevoerd via een perceel grond (bestaand pad) tussende kadastrale percelen gemeente [gemeente], sectie C nummers [kadaster nummer 7] en [kadaster nummer 4].
2.
ten behoeve en ten laste van de kadastrale percelen gemeente [gemeente], [kadaster nummer 6], [kadaster nummer 7], [kadaster nummer 4], [kadaster nummer 8], [kadaster nummer 9] [kadaster nummer 10], [kadaster nummer 3], [kadaster nummer 11], [kadaster nummer 12], [kadaster nummer 13], [kadaster nummer 14], [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2] en [kadaster nummer 15];
een erfdienstbaarheid van weg om op de minst bezwarende wijze te komen van- en te gaan naar de [adres 4] te [plaats 2], over een perceel grond (bestaand pad), gelegen tussen de kadastrale percelen gemeente [gemeente], sectie C nummers [kadaster nummer 7] en [kadaster nummer 4], zulks met al die vervoermiddelen als nodig zijn ter uitoefening van de bedrijven;”.
2.3.
Op 19 juli 2022 is aan [gedaagde] een omgevingsvergunning afgegeven voor onder meer een uitbouw van 4 meter van het bedrijfspand gelegen op het kadastrale perceel nummer [kadaster nummer 4] aan de [adres 4] in [plaats 2]. [eiser 1] c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning. De bezwaarprocedure loopt nog.
2.4.
Op 1 november 2022 heeft [gedaagde] een aanvraag ingediend voor een wijziging van de hiervoor bedoelde omgevingsvergunning. De wijziging houdt – kort gezegd – in dat in plaats van 4 meter slechts 2 meter wordt uitgebouwd.
2.5.
In het ‘Adviesrapport verkeerssituatie [adres 5] geveluitbreiding’ van [bedrijf 1] B.V. (verder: [bedrijf 1]) van 14 september 2022, dat in opdracht van [gedaagde] is opgesteld staat onder meer het volgende.
“2.3 ConclusiesDoor het intekenen van de rijcurves, is te zien dat de eerste meters voor huisnummer [adres 5] niet nodig zijn om links- of rechtsaf te rijden. En leidt de beoogde uitbouw niet tot extra beperking in de diverse verkeersbewegingen.”
2.6.
In een brief van Rijcurve.nl Verkeersontwerp (verder: Rijcurve.nl) van 23 september 2022 aan [eiser 1] c.s. met de resultaten van rijcurvesimulaties staat onder meer het volgende.
Vanuit het ‘zuiden’
Tekening 1. Bij het inrijden met een oplegger met starre assen gaat de hoek rechtsvoor van oplegger door de geplande aanbouw. Bij het uitrijden gaat de achterkant links door de geplande aanbouw. In de binnenbocht gaat de oplegger sowieso over de geprojecteerde parkeerplaats.
Tekening 2. Het inrijden met een oplegger met een meesturende as is de afstand tussen de oplegger en de hoek van de geplande aanbouw minimaal en daarom een risico voor aanrijdschade.
Doordat het voertuig om de geprojecteerde parkeerplaats moet rijden gaat de achterkant door de aanbouw bij het uitrijden.
Vanuit het ‘noorden’
Tekening 3. Het is mogelijk om met een oplegger met starre assen tussen de nieuwe aanbouw en de parkeerplaatsen door te rijden. De marges zijn echter zeer klein. Het is veiliger om ruimte te nemen van de parkeerplaatsen om verder van de nieuwe aanbouw te rijden. Uitrijden is geen probleem, mits er geen auto’s in de bocht geparkeerd staan.
Tekening 4. Een voertuig combinatie met een meesturende as heeft geen problemen met het in- en uitrijden als er geen auto’s geparkeerd staan aan de overzijde van de rijbaan.”
2.7.
In een brief van Rijcurve.nl van 27 oktober 2022 aan [eiser 1] c.s. staat onder meer het volgende.
“Op uw verzoek heeft Rijcurve.nl een variant onderzocht waarbij het gebouw niet 4 meter, maar slechts 2 meter zou worden uitgebouwd.
Als bijlage bij deze brief zijn tekeningen 5, 6, 7 en 8 meegezonden waarop de resultaten van de rijcurvesimulaties zijn afgebeeld.
Voor de bewegingen richting het noorden, ‘verdubbeld’ de afstand tussen het voertuig en het gebouw tot 0,63 meter. Omdat dit bij het inrijden aan de blinde kant zit, zie ik dit toch als een risico.Voor de bewegingen richting het zuiden verbetert de situatie. Daar waar het voertuig eerst nog door het gebouw zou rijden ontstaat nu een marge van 0,33 meter. Mijn inziens is dit te weinig om het een goede en werkbare situatie te noemen.
Zowel voor de bewegingen naar het noorden en het zuiden staat het gebouw niet meer in de rijlijnen. De marge tussen voertuig en gebouw zijn wel minimaal. Een aanrijbeveiliging van het gebouw is daarom aan te bevelen. Echter dit zal waarschijnlijk zoveel ruimte vragen, dat de rijbewegingen van de vrachtwagen daar hinder van zullen ondervinden.
Het inkorten van het gebouw verandert niets aan de situatie ten opzichte van het parkeren wat aan de zuidkant staat gepland. Er is aan deze kant ruimte nodig waar overheen gemanoeuvreerd moet worden. Ook is men daarbij zéér afhankelijk de beschikbaarheid van de volledige rijbaan. Er zal handhaving nodig zijn om foutparkeerders aan de overzijde van de rijbaan te weren.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] c.s. vorderen de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] BV te verbieden om op welke wijze dan ook de erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van de kadastrale percelen gemeente [gemeente], sectie C nummers [kadaster nummer 3], [kadaster nummer 12], [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2] en [kadaster nummer 15] en ten laste van percelen gemeente [gemeente] sectie C nummers [kadaster nummer 7] en [kadaster nummer 4], vastgelegd in de notariële akte van 24 maart 2017, te belemmeren, onder meer door het uitvoeren van de bouwplannen conform de op 19 juli 2022 aan [gedaagde] BV verleende vergunning, dan wel door het uitbouwen van het bedrijfsgebouw gelegen op perceel [kadaster nummer 4] op zodanige wijze dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid wordt belemmerd, op straffe van een dwangsom van € 500.000,00;
II. indien [gedaagde] BV reeds gestart is met het uitbouwen van het pand gelegen op het perceel [kadaster nummer 4], [gedaagde] BV te veroordelen om binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis het belemmeren van de erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van de kadastrale percelen gemeente [gemeente], sectie C nummers [kadaster nummer 3], [kadaster nummer 12], [kadaster nummer 1], [kadaster nummer 2] en [kadaster nummer 15] en ten laste van percelen gemeente [gemeente] sectie C nummers [kadaster nummer 7] en [kadaster nummer 4] te staken en gestaakt te houden, en alle reeds gestarte bouwwerkzaamheden die de uitoefening van de erfdienstbaarheid belemmeren te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per dag dat hieraan niet wordt voldaan, met een maximum van € 500.000,00;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
Het geschil tussen partijen heeft betrekking op de erfdienstbaarheid gelegen op het pad tussen de panden op de percelen van [gedaagde] in [plaats 2] met de kadastrale nummers [kadaster nummer 4] en [kadaster nummer 7], plaatselijke bekend als [adres 5] en [adres 2] (verder: de steeg). De steeg kan worden in- en uitgereden vanuit en naar de noordelijke en zuidelijke rijrichting op de [adres 4].
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de vordering onder I, mede gelet op de dreiging van de verbeurte van de dwangsom, te ruim is geformuleerd. De voorzieningenrechter begrijpt de vordering echter zo dat het [gedaagde] moet worden verboden om de uitoefening van de erfdienstbaarheid te belemmeren door het realiseren van een uitbouw op het perceel met het kadastrale nummer [kadaster nummer 4], overeenkomstig de plannen die [gedaagde] voor het verkrijgen van de vereiste omgevingsvergunning heeft ingediend. Uit het verweer ter zitting kan worden afgeleid dat [gedaagde] de vordering ook zo heeft begrepen. Het verweer treft daarom geen doel.
De uitbouw van 4 meter
4.3.
[gedaagde] heeft om tegemoet te komen aan de bezwaren van [eiser 1] c.s. het bouwplan inmiddels aangepast naar een uitbouw van 2 meter. Naar eigen zeggen is [gedaagde] niet langer van plan om een uitbouw van 4 meter te realiseren. Gelet op het feit dat de omgevingsvergunning voor een uitbouw van 4 meter al is afgegeven hebben [eiser 1] c.s. niettemin nog belang bij een oordeel over de belemmering van de uitoefening van de erfdienstbaarheid door deze uitbouw.
4.4.
[eiser 1] c.s. hebben ter onderbouwing van de vordering verwezen naar de bevindingen van Rijcurve.nl (zie 2.6). Uit deze bevindingen volgt volgens [eiser 1] c.s. dat als de uitbouw wordt gerealiseerd in- en uitrijden onmogelijk is. Weliswaar komt [bedrijf 1] tot de conclusie dat de uitbouw geen negatieve gevolgen heeft ten opzichte van de huidige situatie (zie 2.5), maar uit de bijlagen bij het rapport volgt dat bij het in- en uitrijden van de steeg overlap met geparkeerde auto’s mogelijk is. Met andere woorden, in- en uitrijden van de steeg is niet mogelijk indien er auto’s geparkeerd staan aan de [adres 4], aldus steeds [eiser 1] c.s.
4.5.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de uitkomst van een simulatie van de rijcurve, zoals gedaan door [bedrijf 1] en Rijcurve.nl, afhankelijk is van de door de deskundige gekozen rijcurve. [eiser 1] c.s. hebben dit niet weersproken.
Dit betekent, zo begrijpt de voorzieningenrechter, dat een rijcurvesimulatie alleen tot de conclusie kan leiden dat een (voldoende) onbelemmerde doorgang van de steeg onmogelijk is als er geen enkele rijcurve kan worden gevonden waarmee een (voldoende) onbelemmerde doorgang wordt gesimuleerd. Dit zou ook het verschil kunnen verklaren tussen de bevindingen van Rijcurve.nl en de conclusie uit het rapport van [bedrijf 1] ten aanzien van de uitbouw van 4 meter: Rijcurve.nl geeft aan dat de marges (te) klein zijn en dat het in- en uitrijden vanuit zuidelijke richting met een oplegger met starre assen niet mogelijk is zonder de uitbouw te raken, terwijl [bedrijf 1] tot de conclusie komt dat de beoogde uitbouw niet leidt tot extra beperking in de diverse verkeersbewegingen.
4.6.
Het voorgaande betekent dat [eiser 1] c.s. onvoldoende hebben onderbouwd dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid wordt belemmerd met de beoogde uitbouw van 4 meter. De bevindingen van Rijcurve.nl in de brief van 23 september 2022 zijn daarvoor onvoldoende, omdat niet is vastgesteld dat er geen enkele rijcurve kan worden gevonden waarmee een (voldoende) onbelemmerde doorgang wordt gesimuleerd. Daarmee is overigens niet gezegd dat het aannemelijk is dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid door deze uitbouw helemaal niet wordt belemmerd. Voor die conclusie is, gelet op de tegenstrijdigheid tussen de bevindingen van Rijcurve.nl en [bedrijf 1], nader onderzoek nodig, bijvoorbeeld met rijproeven, maar daarvoor is in dit kort geding geen plaats.
De uitbouw van 2 meter
4.7.
[eiser 1] c.s. hebben gesteld dat (ook) een uitbouw van 2 meter leidt tot een ontoelaatbare belemmering in de uitoefening van de erfdienstbaarheid. [gedaagde] heeft deze stelling ter zitting voldoende onderbouwd weerlegd aan de hand van videobeelden van rijproeven met vrachtwagens met oplegger, die de steeg in- en uitrijden, waarbij de contour van de uitbouw van het pand van [gedaagde] van 2 meter aan de steegzijde met dranghekken is gemarkeerd. De voorzieningenrechter heeft op de videobeelden waargenomen dat vrachtwagens met oplegger zonder problemen de steeg in- en uitrijden van en naar de [adres 4], zowel voor wat betreft de noordelijke rijrichting als voor de zuidelijke rijrichting. Deze beelden bevestigen overigens de bevindingen van Rijcurve.nl (zie 2.7).
4.8.
De bezwaren van [eiser 1] c.s. lijken vooral verband te houden met (eventueel) geparkeerde auto’s op de [adres 4] en niet zozeer met de plannen van [gedaagde]. Wat daar verder van zij, [gedaagde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat in- en uitrijden voor wat betreft de noordelijke rijrichting van en naar de [adres 4] te allen tijde mogelijk is. Voor zover [eiser 1] c.s. menen dat een onbelemmerde uitoefening van de erfdienstbaarheid betekent dat de steeg (steeds) van en naar beide rijrichtingen moet kunnen worden in- en uitgereden, vindt die gedachte geen steun in de tekst van de vestigingsakte.
De stelling van [eiser 1] c.s. dat een eventuele afsluiting van de noordelijke rijrichting voor vrachtverkeer tot problemen zal leiden, betekent niet dat hun vordering moet worden toegewezen. Vast staat immers dat bedoelde afsluiting op dit moment niet aan de orde is. Bovendien heeft [gedaagde] zich bereid verklaard om ten behoeve van de zuidelijke rijrichting zo nodig een of meer parkeerplaatsen voor haar pand op nummer [adres 2] te verwijderen.
Conclusie
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voorshands onvoldoende is gebleken dat de geplande uitbouw van het pand van [gedaagde] zal leiden tot een ontoelaatbare belemmering in de uitoefening van de erfdienstbaarheid. De vorderingen van [eiser 1] c.s. zullen daarom worden afgewezen.
4.10.
[eiser 1] c.s. worden in het ongelijk gesteld en zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.692, (€ 676,-- aan griffierecht en € 1.016,-- aan salaris advocaat).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot dit moment begroot op € 1.692,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 30 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1535