ECLI:NL:RBNHO:2022:10767

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
10172947 \ CV EXPL 6405
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake vordering tot restitutie ticketprijs door passagiers van geannuleerde vluchten

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos, een vordering ingesteld tegen Qatar Airways Group (Q.C.S.C.) wegens de annulering van hun vluchten. De passagiers sub 1 en 2 hadden een vervoersovereenkomst voor de vlucht QR274 van Amsterdam naar Manila, terwijl de passagiers sub 3, sub 4 en sub 5 een overeenkomst hadden voor de vlucht QR274 en QR956 naar Jakarta. De passagiers vorderen restitutie van de ticketprijs op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van hun vlucht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de passagiers opgedragen om nadere informatie te verstrekken over de bedragen die zij voor hun heenvluchten hebben betaald. De passagiers sub 1 en 2 hebben alleen een 'optieboeking' overgelegd, wat niet voldoende is om hun vordering te onderbouwen. De kantonrechter heeft hen bevolen om aan te tonen dat zij een bevestigde boeking hadden en om de datum van hun heenvlucht te verduidelijken.

De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling en heeft de passagiers verzocht om de gevraagde informatie te verstrekken in een rolzitting op 21 december 2022. Indien de passagiers niet voldoen aan de opdrachten, kan de kantonrechter daar gevolgen aan verbinden. De verdere beslissing is aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 10172947 \ CV EXPL 6405
datum uitspraak: 23 november 2022
tussenvonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1],2. [eiser 2],

beiden wonende te [plaats 1]
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
beiden wonende te [plaats 2]
5. [eiser 5], wonende te [plaats 3]
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Qatar Airways Group (Q.C.S.C.)
statutair gevestigd te Doha (Qatar), mede kantoorhoudende te Schiphol
mede kantoorhoudende te Schiphol
hierna te noemen: de vervoerder
niet verschenen

1.De procedure

1.1
De passagiers hebben bij dagvaarding van 5 oktober 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. Tegen de vervoerder is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
2.2
De passagiers sub 1 en sub 2 hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers met vlucht QR274 en QR932 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Ninoi Aquino International Airport, (Manila) Filipijnen (hierna: de heenvlucht).
De passagiers sub 3, sub 4 en sub 5 hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 15 oktober 2020 met vlucht QR274 en QR956 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Soekarno-Hatta International Airport, (Jakarta) Indonesië (hierna: de heenvlucht).
2.4
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is conform artikel 8 van de Verordening de kosten van de geannuleerde boeking te restitueren tot een bedrag van € 3.109,38.
2.3
De passagiers sub 3, sub 4 en sub 5 hebben ter onderbouwing van hun vordering de boekingsbescheiden overgelegd. In deze boekingsbescheiden wordt onder ‘prijsspecificatie’ een totaalbedrag van € 1.678,65 genoemd. Uit de boekingsbescheiden blijkt voorts dat dit totaalbedrag niet alleen betrekking heeft op de heenvlucht, maar ook op een terugvlucht op 5 november 2020 van Jakarta naar Amsterdam met vluchtnummers QR 0955 en QR0273. De passagiers hebben ten aanzien van hun vordering echter geen onderscheid gemaakt tussen het bedrag dat is betaald voor de heenvlucht en het bedrag dat is betaald voor de terugvlucht. Op basis van de boekingsbescheiden kan niet worden vastgesteld wat de passagiers sub 3, sub 4 en sub 5 voor de heenvlucht hebben betaald. De kantonrechter zal de passagiers bevelen om nader toe te lichten en te onderbouwen wat de passagiers sub 3, sub 4 en sub 5 voor de heenvlucht hebben betaald.
2.4
Ten aanzien van de passagiers sub 1 en sub 2 wordt overwogen dat zij ter onderbouwing van hun vordering alleen bescheiden hebben overgelegd van een ‘optieboeking’. Ingevolge artikel 3 van de Verordening is de Verordening van toepassing op passagiers die een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie hadden. De passagiers hebben niet onderbouwd dat de passagiers sub 1 en sub 2 een bevestigde boeking voor de heenvlucht hadden. De kantonrechter zal de passagiers bevelen dit alsnog te onderbouwen. Voorts blijkt uit de ‘optieboeking’ dat deze betrekking een vlucht van Amsterdam naar Manila op 28 maart 2021 en niet op een vlucht op 15 oktober 2020 zoals de passagiers hebben gesteld. Voorts heeft deze optieboeking betrekking op een terugvlucht op 29 mei 2021 van Manila naar Amsterdam met vluchtnummers QR 0955 en QR0273. In deze ‘optieboeking’ wordt onder ‘prijsspecificatie’ een totaalbedrag van € 1.485,18 genoemd. De passagiers hebben ten aanzien van hun vordering echter geen onderscheid gemaakt tussen het bedrag dat zou zijn betaald voor de heenvlucht en het bedrag dat zou zijn betaald voor de terugvlucht. Voor zover komt vast te staan dat de Verordening van toepassing is op de vordering die betrekking heeft op de passagiers sub 1 en 2, kan dan ook niet worden vastgesteld wat de passagiers sub 1en 2 voor de heenvlucht hebben betaald. De kantonrechter zal de passagiers voorts bevelen om nader toe te lichten op welke datum de heenvlucht heeft plaatsgevonden en te onderbouwen wat de passagiers sub 1 en 2 voor de heenvlucht hebben betaald.
2.5
Als aan de hierboven bedoelde opdrachten niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1
beveelt de passagiers alle inlichtingen te verstrekken die gevraagd worden in rechtsoverweging 2.3 en 2.4 en verwijst de zaak hiervoor naar de rolzitting van woensdag
21 december 2022 te 10.00 uurvoor akte aan de zijde van de passagiers;
3.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter