Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1],
gedaagde
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
- € 416,44, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 maart 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel (subsidiair) € 75,58 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.Het verweer
5.De beoordeling
"Artikel 33 Rechterlijke bevoegdheid
De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming."