ECLI:NL:RBNHO:2022:10865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
8152553 \ CV EXPL 19-17296
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Nederlandse rechter in luchtvaartgeschil op basis van het Verdrag van Montreal

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. I.G.B. Maertzdorff van EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G. wegens schadevergoeding na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Juarez via Frankfurt. De passagiers vorderden een schadevergoeding van €416,44, vermeerderd met wettelijke rente, en bijkomende kosten. De vervoerder, vertegenwoordigd door mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk van Russell Advocaten, betwistte de vordering en voerde aan dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om van de zaak kennis te nemen op basis van artikel 33 van het Verdrag van Montreal.

De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten, maar de vervoerder stelde dat er geen hoofdzetel in Nederland was en dat de passagiers niet konden aantonen dat de vervoersovereenkomst via het kantoor van de vervoerder te Schiphol was gesloten. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet konden bewijzen dat de vervoerder woonplaats had in Nederland, en verklaarde zich daarom onbevoegd om van de vordering kennis te nemen.

De beslissing van de kantonrechter was dat de passagiers de proceskosten moesten betalen, omdat zij ongelijk kregen. Het vonnis werd uitgesproken op 2 november 2022 door kantonrechter S.N. Schipper in Haarlem, en is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8152553 / CV EXPL 19-17296
Uitspraakdatum: 2 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
tevens kantoorhoudende te Schiphol (Amsterdam)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 juni 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 18 januari 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Frankfurt International Airport, Frankfurt (Duitsland) naar Juarez International Airport, Juarez (Mexico). Vervolgens zouden de passagiers door een derde luchtvaartmaatschappij vervoerd worden van de luchthaven van Juarez naar Las Bajadas Airport, Veracruz (Mexico).
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt, met vluchtnummer LH989 (hierna: de vlucht), is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarna zij de aansluitende vlucht naar de luchthaven van Juarez (en de luchthaven van Veracruz) hebben gemist.
2.3.
De passagiers hebben schadevergoeding van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 416,44, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 maart 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel (subsidiair) € 75,58 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers stellen dat zij vanwege de annulering van de vlucht kosten hebben gemaakt die de vervoerder op grond van artikel 19 van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, Montreal 28 mei 1999 (hierna: Verdrag van Montreal) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak gehouden is hen te vergoeden. De passagiers waren als gevolg van de annulering van de vlucht genoodzaakt kosten te maken voor een vervangende vlucht naar de luchthaven van Veracruz (€252,13) en voor de maaltijden op de luchthaven (€ 45,91). Daarnaast was het voor de passagiers niet mogelijk om voor de nacht van donderdag 18 januari 2018 op vrijdag 19 januari 2018 gebruik te maken van de reeds geboekte en betaalde accommodatie (€ 118,40).

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer van de vervoerder wordt – voor zover van belang – bij de beoordeling op ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vervoerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter dient zijn bevoegdheid ook ambtshalve te beoordelen. In dat verband is van toepassing artikel 33, eerste lid, van het Verdrag van Montreal dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt:
"Artikel 33 Rechterlijke bevoegdheid
1.
De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming."
5.2.
Zowel Mexico (Juarez en Veracruz), Duitsland (Frankfurt) als Nederland (Amsterdam) zijn partij bij het Verdrag van Montreal. Het staat vast dat de vervoerder geen hoofdzetel in Nederland heeft. Volgens de passagiers heeft de vervoerder wel woonplaats in Nederland, op grond van artikel 1:14 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel bepaalt dat een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen, mede aldaar woonplaats heeft. De kantonrechter overweegt dat het Verdrag van Montreal geen definitie geeft van het begrip ‘woonplaats’ en verder ook geen aanknopingspunten biedt om tot een verdragsautonome uitleg van dit begrip te komen. Echter, ook indien het begrip moet worden uitgelegd aan de hand van de lex fori, zoals de passagiers betogen, kan dit de passagiers niet baten. De passagiers voeren onder meer aan dat zij zijn vertrokken vanaf de luchthaven van Amsterdam. Hieruit volgt echter niet dat er vanuit het kantoor van de vervoerder te Schiphol activiteiten met betrekking tot de tussen partijen gesloten vervoersovereenkomst hebben plaatsgevonden, dan wel dat het kantoor van de vervoerder te Schiphol op enige wijze bij deze vervoersovereenkomst betrokken is geweest. Voorts stellen de passagiers in dit verband dat zij de vliegtickets hebben geboekt via de website van de vervoerder en het (Nederlandse) boekingssysteem van de vervoerder. Gesteld noch gebleken is echter dat de website en het boekingssysteem aangelegenheden zijn die het kantoor van de vervoerder te Schiphol betreffen. Er kan dan ook niet worden geoordeeld dat de vervoerder woonplaats heeft te Schiphol. Uit het voorgaande volgt voorts dat niet is komen vast te staan dat de vervoersovereenkomst is gesloten door de zorg van de vestiging van de vervoerder te Schiphol. Er is op basis van artikel 33, eerste lid, van het Verdrag van Montreal dan ook geen aanknopingspunt voor bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De kantonrechter zal zich daarom onbevoegd verklaren.
5.3.
De overige verweren van de vervoerder behoeven gelet op het voorgaande geen bespreking meer.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 248,00 aan salaris van de gemachtigde;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter