In deze zaak heeft de rechtspersoon Emirates, gevestigd te Dubai, verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 1 december 2021, waarbij zij was veroordeeld tot betaling van compensatie aan AirHelp Limited, gevestigd in Hong Kong, vanwege een vertraging van een vlucht. De vertraging vond plaats op 21 oktober 2019, toen de passagier van Amsterdam naar Singapore via Dubai diende te reizen. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Dubai, die werd veroorzaakt door zowel luchtverkeersleiding als een IT-probleem op de luchthaven, miste de passagier zijn aansluitende vlucht. AirHelp, die de vordering namens de passagier had ingediend, vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat AirHelp voldoende feiten heeft gepresenteerd om de vordering te onderbouwen. De vervoerder voerde aan dat de vertraging deels het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd voor het IT-probleem. De kantonrechter concludeerde dat de passagier, ondanks de buitengewone omstandigheden, de aansluitende vlucht niet had kunnen halen en dat de vervoerder daarom gehouden was de compensatie te betalen.
Het verzet van de vervoerder werd ongegrond verklaard, en het verstekvonnis werd bevestigd. De proceskosten werden toegewezen aan AirHelp, en de wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum waarop de vlucht had moeten aankomen.