ECLI:NL:RBNHO:2022:10871

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
9484253 \ CV EXPL 21-6837
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door slechte weersomstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze, vertegenwoordigd door A. Rotchimmel, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagiers, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Odessa naar Amsterdam via Warschau op 21 september 2019. Door slechte weersomstandigheden heeft de vlucht van Odessa naar Warschau vertraging opgelopen, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam hebben gemist en uiteindelijk met een vertraging van 14 uur en 54 minuten op hun eindbestemming zijn aangekomen.

AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 800,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze omstandigheden en dat de vordering van AirHelp toewijsbaar was.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 800,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De beslissing is genomen op 9 november 2022 en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9484253 \ CV EXPL 21-6837 (RH)
Uitspraakdatum: 9 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze
gevestigd te Warschau (Polen)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: A. Rotchimmel

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 17 september 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Vervolgens heeft AirHelp zich bij akte uitgelaten over de productie bij de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 21 september 2019 diende te vervoeren van Odessa-Central Airport, Odessa (Oekraïne), via Frederic Chopin Airport, Warschau (Polen), naar Amsterdam Schiphol Airport.
2.2.
De vlucht van Odessa naar Warschau, met vluchtnummer: LO768 (hierna: de vlucht) heeft vertraging opgelopen, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en met een vertraging van 14 uur en 54 minuten aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben de gepretendeerde vordering op de vervoerder door middel van cessie overgedragen aan AirHelp Limited. Op haar beurt heeft AirHelp Limited de vordering gecedeerd aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 800,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat sprake is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Walletin-Hermann C-549/07). Gelet op het bepaalde in de considerans van de Verordening onder 14, kunnen weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen een buitengewone omstandigheid opleveren.
5.3.
De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn verweer dat sprake is van een buitengewone omstandigheid op grond van de Verordening, verwezen naar het door hem overgelegde vonnis van deze rechtbank van 17 februari 2021. Dit vonnis is echter uitgesproken zonder dat door de eisende partij een reactie op het verweer van de vervoerder is ingediend. Daarmee is in die zaak het verweer van de vervoerder komen vast te staan. In de onderhavige zaak heeft AirHelp het verweer wel gemotiveerd weersproken en met stukken onderbouwd, waardoor de kantonrechter niet zonder meer kan aannemen dat in de onderhavige zaak sprake is van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.5.
De vervoerder voert aan dat de onderhavige vlucht onderdeel was van de rotatievlucht Warschau – Odessa – Warschau (vluchten LO767 en LO768). Deze vluchten zijn met hetzelfde toestel uitgevoerd. De vervoerder voert verder aan dat de voorafgaande vlucht (vlucht LO767) vertraagd is uitgevoerd wegens slechte weersomstandigheden die gepaard gingen met harde wind op en rond de luchthaven van Odessa op 21 september 2019. De geplande aankomsttijd van vlucht LO767 op de luchthaven van Odessa was 11:05 uur (UTC), aldus de vervoerder. De gezagvoerder van vlucht LO767 heeft volgens de vervoerder wegens de slechte weersomstandigheden te Odessa echter moeten besluiten de vlucht af te breken en terug te keren naar de luchthaven van Warschau. De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat de veiligheid van zijn passagiers en bemanning de absolute prioriteit had.
5.6.
Ter onderbouwing van zijn vordering heeft de vervoerder onder meer METAR- en TAF-luchthavenweerrapporten, alsmede een NOTAM-bericht (hetgeen staat voor ‘Notice to Airman’) overgelegd. In het NOTAM-bericht is de volgende passage opgenomen: “
UKOO,2019-09-21 11:00,UKOO 211100Z 34008MPS 300V030 CAVOk 16/M03 Q1024 R16/090060 NOSIG”. Volgens de vervoerder verwijst de ICAO-code “
UKOO” naar de luchthaven van Odessa en staat de code “
211100Z” voor 21 september 2019, 11:00 uur Zulu (11:00 uur UTC). De code “
34008MPS” geeft aan dat er harde wind was met een windkracht van 8mps (meter per seconde) op en rond de luchthaven van Odessa, aldus de vervoerder. Daarnaast voert de vervoerder aan dat de windsnelheid om 11:00 uur UTC de TAIL WIND limiet voor het toestel SP-LUA, waar vlucht LO767 mee werd uitgevoerd, overschreed. Volgens de vervoerder was het, gelet op deze harde wind, voor het toestel SP-LUA niet mogelijk om op landingsbaan 16 te landen. Uit het NOTAM-bericht volgt voorts dat landingsbaan 34, waar het toestel SP-LUA ondanks de harde wind wel op zou hebben kunnen landen, op 21 september 2019 gesloten was, aldus de vervoerder. Vandaar dat de gezagvoerder van vlucht LO767 heeft besloten om terug te keren naar de luchthaven van Warschau, waarna vlucht LO767 vervolgens opnieuw is uitgevoerd met een ander toestel, te weten een Dash Q400 (registratie: SPEQF), aldus nog steeds de vervoerder. Dit toestel kon, ondanks de harde wind, wel landen op landingsbaan 16 op de luchthaven van Odessa. Om aan te tonen dat vlucht LO767 zich daadwerkelijk boven de luchthaven van Odessa bevond, heeft de vervoerder bij conclusie van repliek een schermafdruk van de website van “Flightradar24” overgelegd.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met onder meer de overgelegde METAR-luchthavenweerrapport en het NOTAM-bericht voldoende heeft onderbouwd dat op 21 september 2019 sprake was van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Odessa, maar zonder nadere toelichting van de vervoerder is het voor de kantonrechter niet duidelijk welke vertraging is ontstaan door de slechte weersomstandigheden te Odessa. Dit blijkt niet uit de overgelegde vluchtrapporten van vlucht LO767 en van de onderhavige vlucht. Evenmin kan op grond van deze vluchtrapporten worden vastgesteld dat de gezagvoerder van vlucht LO767 heeft besloten om terug te keren naar de luchthaven van Warschau. De vervoerder heeft dit ook niet met andere stukken onderbouwd. Daarbij is de kantonrechter van oordeel dat een schermafdruk van de website “Flightradar24” onvoldoende is om aan te tonen dat vlucht LO767 door een besluit van de gezagvoerder wegens de slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Odessa is teruggekeerd naar de luchthaven van Warschau, dan wel dat de vertraging van de passagiers (van 14 uur en 54 minuten) het gevolg is geweest van deze omstandigheden. Een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening slaagt dan ook niet.
5.8.
De vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen, behoeft, gelet op het bovenstaande, geen beantwoording meer.
5.9.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 507,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter