ECLI:NL:RBNHO:2022:10874

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
9570510 \ CV EXPL 21-8097
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding luchtvaartpassagier wegens instapweigering

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens instapweigering van een passagier op een vlucht van Amsterdam naar Istanbul op 17 december 2019. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder, maar werd geweigerd om in te stappen. De passagier heeft zijn vordering op 25 maart 2020 gecedeerd aan AirHelp, die nu de schadevergoeding van € 600,00 vordert op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004.

De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de aanmaning door AirHelp niet rechtsgeldig was, omdat mr. D.E. Lof geen volmacht had om de claim te eisen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vordering tot betaling van de hoofdsom toewijsbaar is. De kantonrechter oordeelt dat AirHelp niet voldoende heeft aangetoond dat de aanmaning correct was verzonden, waardoor de vervoerder rauwelijks is gedagvaard. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9570510 \ CV EXPL 21-8097
Uitspraakdatum: 23 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir (Advocaten van Oranje)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 4 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 17 december 2019 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport, via Istanbul Havalimani Airport, Istanbul (Turkije), en Bahrain International Airport, Bahrain, naar Sialkot Airport, Sialkot (Pakistan).
2.2.
De passagier is door de vervoerder geweigerd om in te stappen op de vlucht van Amsterdam naar Istanbul, met vluchtnummer TK1956 (hierna: de vlucht).
2.3.
De passagier heeft de gepretendeerde vordering middels cessie op 25 maart 2020 overgedragen aan AirHelp Limited. AirHelp Limited heeft deze vordering op haar beurt gecedeerd aan AirHelp.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de instapweigering gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 (naar de kantonrechter begrijpt: in samenhang met artikel 4) van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de passagier zijn vordering heeft overdragen middels een ‘assignment form’, ondertekend op 25 maart 2020 en dat de ‘Letter Before Action’ van 31 maart 2020 namens de passagier door mr. D.E. Lof aan de vervoerder is verzonden. Ten tijde van het verzenden van deze aanmaning had mr. D.E. Lof geen volmacht van de passagier of van AirHelp om de claim te eisen, aldus de vervoerder. AirHelp heeft daarom zonder (rechtsgeldige) aanmaning het compensatiebedrag van de vervoerder gevorderd, hetgeen inhoudt dat de vervoerder rauwelijks is gedagvaard. Hierdoor zijn de elementaire beginselen van het procesrecht geschonden, aldus de vervoerder. De vervoerder meent dat AirHelp om deze reden niet-ontvankelijk is in zijn vordering, dan wel dat de vordering van AirHelp dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Voor zover de vervoerder in dupliek heeft betoogd dat er geen sprake is van een rechtsgeldige cessie omdat deze te laat is meegedeeld, oordeelt de kantonrechter dat de vervoerder niet heeft toegelicht waarom hij dit standpunt eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren had kunnen brengen. Dit verweer is daarom tardief.
5.3.
Nu de vervoerder verder geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens toewijsbaar.
5.4.
Ten aanzien van de vraag of de vervoerder rauwelijks is gedagvaard, wordt als volgt overwogen. AirHelp heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de aanmaning van 31 maart 2020 namens de passagier is verstuurd, waarbij mr. D.E. Lof (destijds) van Lof Advocatuur handelde namens de passagier, terwijl de passagier zijn vordering op dat moment al had gecedeerd aan AirHelp. Het voorgaande betekent dat de aanmaning door de verkeerde partij aan de vervoerder is verzonden. Het had op de weg van AirHelp gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. De kantonrechter oordeelt dat AirHelp door zijn werkwijze en proceshouding, waarbij AirHelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen en de vervoerder dus rauwelijks is gedagvaard. De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 december 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter