In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens instapweigering van een passagier op een vlucht van Amsterdam naar Istanbul op 17 december 2019. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder, maar werd geweigerd om in te stappen. De passagier heeft zijn vordering op 25 maart 2020 gecedeerd aan AirHelp, die nu de schadevergoeding van € 600,00 vordert op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004.
De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de aanmaning door AirHelp niet rechtsgeldig was, omdat mr. D.E. Lof geen volmacht had om de claim te eisen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vordering tot betaling van de hoofdsom toewijsbaar is. De kantonrechter oordeelt dat AirHelp niet voldoende heeft aangetoond dat de aanmaning correct was verzonden, waardoor de vervoerder rauwelijks is gedagvaard. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2022.