ECLI:NL:RBNHO:2022:10936

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
C/15/333183 / JU RK 22-1627
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 december 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige. De minderjarige, die bij de moeder woont, was sinds 19 december 2019 onder toezicht gesteld, en de GI verzocht om verlenging van deze maatregel met zes maanden. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2022 zijn zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. De moeder heeft significante stappen gezet in haar ontwikkeling en de opvoeding van de minderjarige, terwijl de vader ook positieve veranderingen heeft doorgemaakt, waaronder een periode van bijna twee jaar epilepsievrij zijn.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er de afgelopen periode drastische verbeteringen hebben plaatsgevonden in de situatie van de ouders en de minderjarige. De communicatie tussen de ouders is verbeterd, en er zijn geen zorgelijke signalen meer van de minderjarige. De kinderrechter concludeert dat er op dit moment geen sprake meer is van een concrete ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige. Gezien de positieve ontwikkelingen en het feit dat de ouders hulpverlening in het vrijwillige kader accepteren, heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/333183 / JU RK 22-1627
Datum uitspraak: 7 december 2022

Beschikking afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats]

hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. L.D.H. Lesmeister, kantoorhoudende te Almere,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.I. Vervest, kantoorhoudende te Heemskerk.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 25 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 25 oktober 2022.
Op 29 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. L.D.H. Lesmeister;
- de vader, bijgestaan door mr. J.I. Vervest;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[de minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 19 december 2019 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 19 december 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen met zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek als volgt onderbouwd.
[de minderjarige] woont sinds de terugplaatsing op 20 juni 2022 volledig bij de moeder. [de minderjarige] ziet haar vader sinds de terugplaatsing één keer in de week op de zondag van 10:00 uur tot 19:00 uur en een keer in de twee weken slaapt [de minderjarige] een nachtje bij de vader.
De peuterspeelzaal merkt aan [de minderjarige] dat zij meer structuur krijgt sinds ze bij de moeder woont en dat [de minderjarige] dit als prettig ervaart. De peuterspeelzaal ziet geen zorgen bij [de minderjarige] . [de minderjarige] is op [datum] vier jaar geworden en gaat sindsdien naar de basisschool.
De moeder heeft veel stappen gezet. De moeder ontvangt opvoedondersteuning van SIG. Zij is minder gaan werken om meer tijd voor [de minderjarige] te hebben en stelt vragen die zij heeft aan de opvoedondersteuning. SIG ziet dat de moeder nog zoekende is in het begrenzen van het zelfbepalende gedrag van [de minderjarige] , maar ziet ook dat de moeder adviezen oppakt en de hulpverlening accepteert. In het afgelopen jaar is er gewerkt aan de emotionele en praktische beschikbaarheid van de moeder. Zij heeft haar therapie bij PsyQ afgerond en is verhuisd naar een grotere woning, waar [de minderjarige] een eigen kamer heeft. Ook heeft de moeder haar financiën op orde gekregen en haar leefstijl en eetpatroon aangepast, zodat zij een goed voorbeeld geeft aan [de minderjarige] . Dit doel is behaald, maar de periode waarin [de minderjarige] weer bij de moeder woont betreft een relatief korte periode. De GI wil blijven monitoren of de huidige positieve lijn wordt voortgezet door de moeder.
Ook is er het afgelopen jaar gewerkt aan de beschikbaarheid van de vader voor [de minderjarige] . De vader is bijna twee jaar epilepsievrij. Hij gebruikt medicatie en heeft behandeling gevolgd, waarbij hij geleerd heeft hoe hij met stress kan omgaan. Door ziekte van de jeugdzorgwerker is er sinds de wijziging van de omgang onvoldoende zicht geweest op de situatie bij de vader. De huidige vorm van de omgang is nog pril en de GI wil meer zicht krijgen op de situatie om te bezien of de positieve lijn wordt voortgezet.
Verder is er in het afgelopen jaar succesvol gewerkt aan het op een positieve manier verlopen van de communicatie tussen de ouders. Zij hebben nu een goed contact en er is geen sprake meer van spanningen tussen beide ouders.
In het afgelopen jaar hebben er dus veel positieve veranderingen plaatsgevonden. De GI wil de situatie nog zes maanden monitoren om te bezien of de ouders de positieve lijn kunnen vasthouden.
De GI heeft ter zitting de positieve ontwikkelingen nogmaals benoemd. [de minderjarige] woont volledig bij de moeder en zij doet het goed op school. Er is ook een betere communicatie tussen de ouders. De moeder krijgt thuis hulp van SIG en zij is gestart met vertrouwenstherapie. [de minderjarige] gaat ook naar de vader. Hij heeft thuis ondersteuning van zijn moeder en zusje. Bij de GI zijn er vele wisselingen geweest, waardoor er onvoldoende zicht op de thuissituatie van vader is verkregen.
De positieve veranderingen zijn nog pril en de komende periode wil de GI nog blijven monitoren of de ouders de positieve lijn kunnen vasthouden. De GI wil daarbij nog meerdere meetmomenten houden. Om de zes weken zal een huisbezoek bij de vader plaatsvinden en zal er overleg zijn met de hulpverlening. Dit moet nog starten bij de vader. Ook zal er overleg zijn met SIG over de situatie bij de moeder. Daarbij wil d GI de overgang naar het vrijwillige kader borgen. Daar is twee weken voor nodig.

Het standpunt van de belanghebbenden

De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij het niet eens is met het verzoek. Hij heeft geen behoefte meer aan een ondertoezichtstelling, omdat hij nu een goed contact heeft met de moeder en zij met elkaar bespreken hoe het met [de minderjarige] gaat.
De advocaat van de vader heeft namens de vader naar voren gebracht dat het verzoek dient te worden afgewezen. Bij een vorige zitting was er nog sprake van een verstoorde relatie tussen de ouders, maar ze communiceren nu goed met elkaar over [de minderjarige] . De moeder laat al langere tijd een positieve ontwikkeling zien.
De vader is al langere tijd epilepsievrij. Het borgingssysteem komt van zijn moeder en zijn zus. Bij de moeder is er toezicht van SIG. Daarom is er geen sprake van een concrete ernstige ontwikkelingsbedreiging.
Daarnaast accepteren de ouders hulpverlening in het vrijwillige kader en zijn zij zelf actief op zoek gegaan naar aanvullende hulp. Zo heeft de moeder zelf het initiatief genomen om te starten met traumatherapie.
Bovendien is er sprake van alweer een nieuwe gezinsmanager. De ouders hebben zojuist met haar kennisgemaakt.
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het de laatste periode alleen maar positief is gegaan en er echt vooruitgang is geboekt. Zij maakt zich geen zorgen als [de minderjarige] bij de vader is. De ouders hebben goed overleg met elkaar over de opvoeding van [de minderjarige] .
De advocaat van de moeder heeft ook gesteld dat geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Er zijn geen zorgen over [de minderjarige] . Feitelijk heeft de GI al vijf maanden geen zicht gehad op de situatie bij de ouders vanwege constante wisselingen van gezinsmanagers en al die tijd is het goed gegaan bij de ouders. Nu is er weer een nieuwe gezinsmanager. De ouders hebben goed contact met elkaar en accepteren hulp in het vrijwillige kader. Een gedwongen kader is niet nodig. Een ondertoezichtstelling is niet bedoeld als vangnet.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de afgelopen periode drastische verbeteringen hebben plaatsgevonden. De moeder en de vader hebben zowel afzonderlijk als samen positieve ontwikkelingen doorgemaakt. Zo is er sprake van een betere communicatie tussen de ouders, heeft de moeder therapie bij PsyQ afgerond en heeft de vader geleerd om beter met stress om te gaan. [de minderjarige] heeft na de terugplaatsing bij de moeder ook geen zorgelijke kind signalen vertoond, ook niet na omgangsmomenten met de vader. Op dit moment kan daarom niet meer geconcludeerd worden dat sprake is van een concrete ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] . De terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder en de positieve ontwikkelingen zijn weliswaar relatief pril, maar in dit geval zijn de verbeteringen zodanig positief dat al vastgesteld kan worden dat de bedreigingen voldoende zijn weggenomen. Daarbij komt dat de ouders hulpverlening in het vrijwillige kader accepteren en zo nodig ook zelf actief op zoek gaan daarnaar, zoals is gebleken in het recente verleden. Verder is van belang dat het SIG in beeld zal blijven bij de moeder en daarmee een waarborg vormt bij een eventuele terugval. Bij de vader vormt naast de moeder, ook zijn eigen netwerk (moeder en zus) een waarborg in een dergelijke situatie. Gelet op het voorgaande en het feit dat een ondertoezichtstelling een ingrijpende maatregel is, zal het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling wegens het ontbreken van gronden worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Ok, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
W. van den Bergh, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.
Deze schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en ondertekend op
7 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.